Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuurToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.07 MB)

Scans (34.02 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.50 MB)

tekstbestand






Editeur

L. Brummel



Genre

non-fictie

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 7. Geschiedwetenschap. Hedendaagsche cultuur

(1950)–Johan Huizinga–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Verzameld werk VII


Vorige Volgende

Inleiding

Wanneer straks deze oorlog zoowel in het Verre Oosten als hier in het Westen zijn einde heeft gevonden in de uitputting van de verliezende partij, hoe zal het dan staan met de kans op een herstel van onze beschaving?

Een kans op herstel, - van meer valt niet te spreken. Het is toch duidelijk genoeg, dat deze bitterste van alle eeuwen, die in een agonie zonder weerga haar midden nadert, als tijdperk den stempel draagt van een voortschrijdend verval van beschaving, dat in katastrofale vernietiging zou kunnen verloopen. Daarmee is volstrekt niet ontkend, dat die eeuw voortreffelijke dingen heeft opgeleverd, die kostbaar nieuw cultuurgoed vormen voor nu en voor later. Toch kan de beklemmende vraag niet uitblijven: zal aan het einde van zooveel verschrikkingen deze geschonden en verminkte wereld aanstonds gereed staan voor een nieuwe opbloei van echte en edele beschaving?

De hier volgende bladzijden zullen de conclusie inhouden, dat de voorwaarden voor een spoedige herleving van dien aard voorloopig slechts in zeer geringe mate vervuld zullen zijn, dat dus de kansen op herstel der beschaving angstwekkend klein schijnen. Desondanks moet het laatste woord zijn: de hoop op beter en den wil tot beter laten wij niet varen. Het menschdom kan niet afzien van dat onwaardeerbaar erfgoed, dat wij beschaving noemen.

Het woord beschaving en zijn equivalenten liggen ons zoo in den mond bestorven, dat wij wel moeten wanen, de beteekenis van die woorden volkomen te verstaan. Toch is dit allerminst het geval. Integendeel, zoodra men beproeft, die beteekenis te omschrijven, stuit men op een reeks van onduidelijkheden en verschillen van opvatting, en het eindoordeel zal zijn, dat het begrip beschaving of cultuur niet nauwkeurig te omschrijven is en steeds onomlijnd blijft. Een eerste taak zal daarom zijn, de terminologie van het begrip beschaving in haar opkomst en veranderingen in het oog te vatten.

[pagina 479]
[p. 479]

Eer wij daartoe overgaan evenwel, dient een misverstand ontweken te worden. Het is mogelijk, dat iemand de premisse, waarvan zooeven werd uitgegaan, volstrekt niet toegeeft. Voortschrijdend cultuurverval het kenmerk van onzen tijd? zal hij zeggen: in geenen deele. Ik zie het tijdperkgeheel anders dan als een van verval en afbraak. Ik zie het wezen van het gansche tijdperk als een reeks van fatale, wereldschokkende conflicten van staatkundigen, socialen en economischen aard. Het geschiedproces, zegt hij, dat wij sinds het laatste kwart der vorige eeuw beleefd hebben, was dat van het noodwendig op elkander botsen van de groote machtscomplexen, die de voortschrijdende industrialiseering der maatschappij had voortgebracht. De vormen, waarin zich dat proces voltrok: de omwenteling der samenleving in Japan, in China, in Rusland, de monstergroei van Amerika, de langdurige crisisverschijnselen op economisch gebied, schier overal de onloochenbare symptomen van ontaarding en ontwrichting op velerlei gebied, en ten slotte de twee groote wereldoorlogen met hun ongekende krachtsontplooiing en vermogen tot vernieling, al die verschijnselen zijn bepaald geweest door een onafwendbaar lot. Ja, indien men zich op een principieel en volstrekt deterministisch standpunt stelt, volgt dit onomstootelijk, maar dan deelt ook alles wat geschiedt in die fataliteit van het gebeuren, dan zijn er geen historische coïncidenties of contingenties, d.w.z. voorvallen, die ook anders hadden kunnen verloopen, en wordt ieder historisch oordeel een beuzeling.

Doch dit volstrekte determinisme is een kortzichtig en uiterst goedkoop standpunt. De mensch is doorgaans al te vaardig met het opwerpen van noodwendigheid en onvermijdelijkheid, wanneer het altijd onontwarbaar geheel van oorzakelijkheden al te onoverzichtelijk is voor zijn beperkt verstand. Misschien zijn zoodanige conclusies tot zekere hoogte niet te ontgaan ten opzichte van het economische leven en gebeuren. Reeds ten opzichte van het sociale worden het niet meer dan dooddoeners, en ten opzichte van het staatkundige worden zij louter dwaasheid. Het is een voos en onhistorisch oordeel om het feit, dat de ééne staat of volkengroep de andere ging bestrijden, te laten doorgaan voor een lotsbeschikking, die geen wijsheid of goedheid van menschen had kunnen keeren.

De woorden noodlot, destiny, sort, fatalité, Schicksal zijn eigenlijk alle volkomen zinledig, niet alleen voor de christelijke gedachte, die alles wat men ermee wil uitdrukken ondergeschikt maakt aan het begrip godsbestel, maar ook voor het moderne denken in het algemeen.

[pagina 480]
[p. 480]

Alleen in een volheid van heidensch godsdienstbesef, als bij de Grieken, heeft μοῖρα en ἀναγκη waarlijk zin.

Het staatkundige in het algemeen is slechts een afgeleide categorie, die eerst zin krijgt in haar betrekking op bepaalde gevallen van een historische of als historisch voorgestelde staatsorde. Er bestaat geen redelijke grond, om hetzij van de groote oorlogen dezer eeuw, hetzij van eenigen oorlog uit het verleden, te verklaren, dat zij zoo moesten komen, dat de machten van deze aarde gedoemd waren met elkaar in strijd te geraken, tot verderf van hen zelf en van de beschaving.

Wie het historisch kenbare ernstig onderzoekt, wie uit de feitelijkheden van het verleden tracht te verstaan, hoe dit alles steeds weer zoo gekomen is, zal altijd achter die gewaande noodwendigheid stuiten op personen, die iets wilden en zochten te verwezenlijken, of zij nu Alexander van Macedonië heetten of Timoer Lenk of Napoleon Bonaparte, en de aspiraties, die hij als laatste vectoren van het geschiedverloop ontwaart, zullen voor het overgroote deel gelegen blijken in de domheid en boosaardigheid van het menschelijk geslacht, ook al spreekt het historieboek van genie en van toomelooze, dynamische of daemonische energie, of hoe men de historische grootheid anders pleegt te interpreteeren. De christelijke leer heeft het altijd geweten, dat er geen menschelijke impuls meer primair is dan hoogmoed en heerschzucht. Laat ons den waan, dat de geschiedenis van deze onze eeuw als politieke fataliteit zou zijn te verstaan, weloverlegd ter zijde schuiven en thans overgaan tot een bescheidener toeleg, nl. een eerste hoofdstuk over de termen, die ons voor het verschijnsel beschaving ten dienste staan, en het begrip, dat deze termen uitdrukken. Wij weten bij voorbaat, dat die termen gebrekkig zullen blijken en het begrip, dat daarachter ligt, onvast. Abstracties ter benaming van algemeene begrippen van menschelijke samenleving kunnen nu eenmaal nooit de precisie hebben van het natuurwetenschappelijke denken. Ons logisch apparaat is een gebrekkig instrument. Het woord, dat ons onmisbaar hulpmiddel is en waarop wij ons moeten verlaten, is altijd geneigd ons te bedriegen met een schoonen schijn van directe waarheid en hoe heviger het evenwicht van den tijd geschokt is, hoe grooter het gevaar van woordenkraam, die voor wijsheid wil gelden. Ons betoog zal zoo eenvoudig mogelijk blijven; het diepzinnige laat ik liever aan anderen over.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken