Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 1. Oud-Indië. Nederland (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 1. Oud-Indië. Nederland
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 1. Oud-Indië. NederlandToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 1. Oud-Indië. Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (30.56 MB)

ebook (4.77 MB)

XML (1.51 MB)

tekstbestand






Editeur

L. Brummel



Genre

non-fictie

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 1. Oud-Indië. Nederland

(1948)–Johan Huizinga–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Ten geleide

In Huizinga heeft Nederland een historicus bezeten, bij wien een groote kennis, ver buiten zijn eigenlijk vakgebied reikende, gepaard ging met een zeldzame combinatie van streng-wetenschappelijken zin, verbeeldingskracht en talent voor litteraire vormgeving, en die bij zijn werkzaamheid, vooral in latere jaren, gedragen werd door een hoog ethisch besef. Deze hoedanigheden hebben zijn werk gemaakt tot een schat van blijvende waarde. Het is dan ook een reden tot verheugenis dat spoedig na de bevrijding, die hij niet meer mocht beleven, het plan is gerezen zijn werken te verzamelen en uit te geven, en ze daardoor te maken tot een monument van onze nationale cultuur ook voor het nageslacht.

Toen het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde dit plan ter oore kwam heeft het, met volledige instemming van Mevrouw A. Huizinga-Schölvinck en van den uitgever, H.D. Tjeenk Willink Zoon N.V. te Haarlem, aan ondergeteekenden verzocht een commissie te vormen, die de leiding bij de uitgave van Huizinga's werken op zich zou nemen. Wij hebben aan dit verzoek gaarne voldaan en stellen er prijs op in dit Ten Geleide rekenschap te geven van de wijze, waarop wij de aan ons opgedragen taak vervuld hebben.

Het eerst noodige was het aanleggen van een volledige lijst van Huizinga's geschriften. Deze tot stand te brengen was niet gemakkelijk, daar in Huizinga's nalatenschap geen aanteekeningen omtrent zijn publicaties, noch ook een volledig stel overdrukken van zijn talrijke bijdragen aan tijdschriften zijn gevonden. Op een grondslag, gelegd door Mej. S. Kuenen, hist. doctoranda (thans Mevrouw S. Lely-Kuenen), is de opstelling van de bibliographie ten uitvoer gebracht door den Heer F.W.N. Hugenholtz jr., hist. doctorandus en assistent voor de algemeene geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Dat bij een dergelijk werk, ook al is over een zeer breed terrein gezocht, volledigheid een ideaal moest blijven, zijn wij ons met den vervaardiger ten volle bewust. Wij vertrouwen echter dat ons althans niets belangrijks is ontgaan. De bibliographie zal worden opgenomen in het laatste (9de) deel, dat behalve deze ook een volledige inhoudsopgave en een register op alle deelen bevatten zal. Bovendien worden bij den aanvang van ieder in de Verzamelde Werken opgenomen geschrift de bibliografische bijzonderheden vermeld in een met een * gemerkte noot.

[pagina 8]
[p. 8]

De tweede vraag waarvoor wij ons bij het opmaken van het plan der Verzamelde Werken gesteld zagen was deze: welke geschriften van Huizinga moesten in de verzameling worden opgenomen. Wij zijn tot het besluit gekomen, dat wij ons als regel behoorden te bepalen tot hetgeen reeds eerder in druk was verschenen. Wat Huizinga zelf niet voor publicatie bestemd had, mocht, meenden wij, ook niet in het licht worden gegeven. Het mist den litterairen vorm, dien hij zelf voor historisch werk zoo belangrijk achtte. Dit geldt met name zijn college-aanteekeningen en zelfs het begin van de uitwerking in boekvorm van een deel van deze colleges, te weten die over het ontstaan van onze Middeleeuwsche Westersche beschaving. Het manuscript van dit begonnen, doch niet voltooide werk bevindt zich onder den titel Gezicht op het Westen met de verdere schriftelijke nalatenschap in de Leidsche Universiteitsbibliotheek. Het is in verschillende opzichten een torso gebleven en Huizinga heeft dezen arbeid, waaraan hij in de eerste oorlogsjaren begonnen was, ook niet willen voortzetten.

Slechts in één geval hebben wij op den gestelden regel een uitzondering gemaakt, en wel voor de lezing Denkbeelden en Stemmingen van voor Honderd Jaar, die Huizinga 1 December 1939 aan de Universiteit te Gent heeft gehouden. Deze is ook naar den vorm geheel uitgewerkt en zou, ware de oorlog niet tusschenbeide gekomen, zonder twijfel op den duur door Huizinga gepubliceerd zijn. Wij hebben haar dan ook zonder aarzeling een plaats in de Verzamelde Werken gegeven.

Het beginsel dat in deze verzameling slechts zou worden opgenomen wat reeds eerder het licht zag, beteekende echter niet, dat nu ook alles herdrukt moest worden wat van Huizinga's hand in den loop der jaren is verschenen. Een aantal boekbesprekingen van uitsluitend of vrijwel uitsluitend refereerenden aard kon naar ons oordeel vervallen, omdat hierin geen eigen geluid van Huizinga te vernemen is. Evenzoo meenden wij dat een herdruk van de lange, doch zuiver technische Inleiding die Huizinga bij de door hem verzorgde uitgave van de Rechtsbronnen van Haarlem schreef, geen zin had. Natuurlijk zijn ook de talrijke vertalingen van Huizinga's grootere geschriften niet in de Verzamelde Werken opgenomen.

Wat echter door Huizinga zelf in een vreemde taal is geschreven heeft hier wel een plaats gekregen, tenzij er van zijn eigen hand een Nederlandsche versie bestaat. In dit laatste geval hebben wij deze

[pagina 9]
[p. 9]

gekozen. Bij de werken, die meer dan één druk hebben beleefd, is de tekst van den laatsten druk gevolgd, terwijl van de voorberichten bij de boeken slechts die, welke bij den eersten druk behoorden, zijn opgenomen. Dat bij de Nederlandsche werken de door Huizinga gebezigde spelling-De Vries en Te Winkel is behouden, was alleen al uit overwegingen van piëteit geboden.

Een derde groote vraag betrof de volgorde der werken. Een zuiver chronologische, naar het tijdstip van hun ontstaan, is overwogen en verworpen. Zij zou, vooral voor de latere jaren, door de heterogeniteit in de opvolging slechts een verwarrende onsamenhangendheid hebben opgeleverd. Het eenige voordeel aan deze methode verbonden, namelijk dat zij een overzicht geeft van den groei van Huizinga's oeuvre, was ook op andere wijze te bereiken. De chronologisch geordende bibliographie in het registerdeel zal zulk een overzicht mogelijk maken.

Wij besloten dus tot een systematische indeeling. Deze leverde echter bij een zoo veelzijdige werkzaamheid als die van Huizinga nog menig probleem op. Een streng logisch systeem, stel al dat het geheel door te voeren ware, was niet op te bouwen zonder al te veel geweld te doen aan de chronologie van het ontstaan der werken, die als het kon toch ook niet geheel uit het oog mocht worden verloren. Men zou dan hebben moeten beginnen met de meer theoretische werken, die meestal juist uit Huizinga's lateren tijd dateeren. Daarom zijn de groepen, die zich bij de ordening van Huizinga's werk als vanzelf voordeden, in een volgorde gerangschikt, die ook eenigszins rekening houdt met den tijd van ontstaan. Binnen de groepen is dan dikwijls weer een compromis gesloten tusschen de eischen der systematiek en die van de tijdsvolgorde der behandelde onderwerpen. In de groep Nederlandsche Geschiedenis bijvoorbeeld plaatsten wij wat Huizinga over locale en regionale geschiedenis schreef naar de onderwerpen bijeen. Zoodra echter niet meer de locale, doch de algemeen-Nederlandsche geschiedenis aan de orde kwam, leek een rangschikking die de chronologie der onderwerpen volgde de beste.

Compromissen moesten soms ook gesloten worden tusschen de eischen der systematiek en die, welke de indeeling der groepen over de deelen stelde. Een deel moest liefst één of meer afgesloten groepen bevatten en de omvang der deelen mocht niet te zeer uiteenloopen. Het resultaat waartoe wij gekomen zijn is misschien niet in alle op-

[pagina 10]
[p. 10]

zichten bevredigend, maar het leek ons toch de beste oplossing die in de gegeven omstandigheden bereikbaar was.

Een vierde en laatste kwestie, die wij onder de oogen hadden te zien, betrof die der illustraties. Het is bekend, dat Huizinga geen groot bewonderaar was van een verluchting, die slechts ten doel heeft de attractie van een boek te verhoogen. Niettemin was hij bij de latere drukken van Herfsttij der Middeleeuwen en Erasmus tot illustreering overgegaan. Deze is door ons behouden. Zelfs meenden wij in enkele gevallen gerechtigd te zijn tot vermeerdering van het aantal afbeeldingen te besluiten, namelijk daar waar zulk een uitbreiding het begrip van het werk zou dienen. Wij hebben dit gedaan bij de biografie van Erasmus, waar het iconographische hoofdstuk ons inziens wel eenige meerdere illustratie behoefde en bij die van Jan Veth, waar een grooter aantal reproducties van diens schilderijen den lezer het verstaan van den tekst zal vergemakkelijken. In andere gevallen echter, wanneer de illustratie in de vroegere uitgave alleen voortkwam uit de omstandigheden van die uitgave, zooals met de portretten bij de door Huizinga geschreven levensberichten het geval was, hebben wij haar weggelaten.

Wij willen eindigen met de hoop uit te spreken, dat deze uitgave van Huizinga's Verzamelde Werken er toe moge bijdragen zijn geschriften, ook de verspreide en minder bekende, beter toegankelijk te maken voor en te doen spreken tot dien ruimen lezerskring dien hij met zijn bekendste werken heeft weten te bereiken. Alle personen en instellingen, die tot de verwezenlijking van deze uitgave hebben bijgedragen door met de meeste bereidwilligheid hulp te verleenen bij het bijeenbrengen van het noodige materiaal, en in het bijzonder ook die uitgevers, die hun toestemming gaven tot het herdrukken van vroeger door hen gepubliceerde werken van Huizinga, betuigen wij tenslotte, mede namens den uitgever Tjeenk Willink te Haarlem, onzen welgemeenden dank.

 

Najaar 1947

L. Brummel

W.R. Juynboll

Th.J.G. Locher


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken