Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taalsysteem en taalbouwsels (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taalsysteem en taalbouwsels
Afbeelding van Taalsysteem en taalbouwselsToon afbeelding van titelpagina van Taalsysteem en taalbouwsels

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.29 MB)

Scans (8.11 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taalsysteem en taalbouwsels

(1971)–H. Hulshof–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Inleiding tot een Nederlandse schoolgrammatika en teksttheorie op transformationeel-generatieve grondslag


Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Voorwoord

Een boek dat een nieuwe theorie en methode voor de Nederlandse schoolgrammatika en tekstverklaring presenteert, kan het natuurlijk niet stellen zonder enige toelichting omtrent het hoe en waarom van deze afwijkende aanpak van bekende zaken. Het is nu al weer enkele jaren geleden dat in de wetenschap die zich bezighoudt met het beschrijven van taalverschijnselen in het hedendaagse Nederlands, de transformationeel-generatieve theorie haar intrede deed. Aan het belang van deze recente theorie kan op het ogenblik door niemand meer voorbijgezien worden. Deze konstatering rechtvaardigt in principe elke bijdrage tot meer inzicht in doelstellingen, aard en toepassingen van deze taaltheorie.

 

Vanuit de transformationeel-generatieve theorie, ontwikkeld door de Amerikaanse linguïst Noam Chomsky, is een succesvolle vernieuwing van de traditionele grammatika mogelijk. Sinds de verschijning van Chomsky's Syntactic Structures in 1957 is er in de taalwetenschap veel veranderd. Mede door deze stormachtige ontwikkeling is de vraag naar de verhouding tussen taalwetenschap en taalonderwijs weer bijzonder aktueel geworden. De aanpassing van het taalonderwijs aan de resultaten van de moderne taalwetenschap is nog steeds een moeilijk te verwezenlijken ideaal in ons moedertaalonderwijs. Het aankweken van taalbeheersing en het bijbrengen van taalinzicht kunnen we beschouwen als de twee voornaamste doelstellingen van het taalonderwijs. Bij het onderwijzen van een vreemde taal zal de nadruk op de eerste doelstelling vallen, terwijl in het moedertaalonderwijs het even belangrijke taalinzicht

[pagina 6]
[p. 6]

wordt ontwikkeld. Het taalinzicht komt de vaardigheid om taal te gebruiken ten goede, ofschoon het bijbrengen van taalinzicht op zichzelf een volkomen legitiem edukatief doel mag zijn: het gaat immers om de eigenschappen van het belangrijkste kommunikatiemiddel van de mens. Het gangbare spraakkunstonderwijs geeft geen propaedeuse voor de wetenschappelijke taalstudie van sommigen, maar biedt ook geen goed middel tot wezenlijk taalinzicht van velen. Een theorie die bewezen heeft wel aan de gestelde eis te voldoen, moet daarom zo goed mogelijk benut worden, wanneer die theorie vaste vormen heeft gekregen.

 

Dit boek tracht een brug te slaan tussen universiteit (wetenschap) en voortgezet onderwijs. De recente taalkundige inzichten zijn belangrijk genoeg om ze nu reeds te presenteren als bijdrage tot een alternatief (te onderscheiden van kritiek) van de traditionele grammatika-methoden. Bestaande kontroversen met betrekking tot detail-kwesties zijn gezien de bedoeling van dit boek niet van belang, ook al zijn ze nog zo interessant voor de linguïst: schoolboeken kennen geen wetenschappelijk skepticisme.

 

De transformationeel-generatieve grammatika (tg-grammatika) geeft een systeem van regels waarmee alle mogelijke zinnen van een taal kunnen worden gegenereerd of voortgebracht. Uitgegaan wordt daarbij van het feit dat de taalgebruikers een in principe onbeperkt aantal nieuwe taalbouwsels kunnen produceren en begrijpen, terwijl aan deze taalbouwsels een begrensd taalsysteem ten grondslag ligt. De uiteindelijke zinnen ontstaan na omvorming (transformatie) van eenvoudige basisstrukturen. De transformaties maken het mogelijk om regelmatigheden in verschillende zinstypen op systematische wijze uit te drukken. Dit heeft een grote vereenvoudiging van de beschrijving tot gevolg en draagt ook in hoge mate bij tot de verklarende waarde van de grammatika. Het intuïtieve gevoel voor wat juist is in een taal wordt in de tg-grammatika vervangen door een objektieve en dus ook aan anderen over te dragen kennis van de taal. De taal is per slot van rekening de veruiterlijking van denkprocessen.

 

De tg-grammatika heeft door de nieuwe beschrijvingsmethode de dienstbaarheid aan taalwaarneming, taalbeschouwing en tekstinterpretatie scherper gesteld. Een begrip als transformatie is een bijzonder goed instrument voor de tekstbenadering: omvorming en kreatie zijn belangrijke elementen in literair taalgebruik. De tg-grammatika heeft nieuw licht geworpen op de verhouding van het kreatieve taalsysteem tot het feitelijke taalgebruik, inklusief het lite-

[pagina 7]
[p. 7]

raire. We krijgen zo een middel in handen om poëtisch taalgebruik te benaderen: in het hoofdstuk Taal en tekst worden hier voorbeelden van gegeven. De grammatikale beschrijving van het tot stand komen van een literaire tekst te geven, is het doel van een teksttheorie; expliciete beschrijvingen worden achterwege gelaten, aangezien onderzoekingen op dit gebied nog in volle gang zijn. (Men leze hiervoor de artikelen van T.A. van Dijk.) In het hoofdstuk Taal en tekst wordt een vereenvoudigd kader gegeven waarbinnen een teksttheorie opgebouwd kan worden. Daarom worden slechts enkele stijlfiguren als ‘literaire transformaties’ besproken; volledigheid zou hier al te voorbarig zijn. Het belangrijkste is, dat ingezien wordt wat de waarde van de grammatika voor de tekstbenadering kan zijn. Op dit inzicht zijn ook de vragen en opdrachten (waaronder ‘tekstverklaringen’) gebaseerd. Het onderscheid tussen diepte- en oppervlaktestruktuur blijkt een zeer bruikbaar hulpmiddel voor de omschrijving van betekenis, interpretatie, parafrase en samenvatting van teksten.

 

Tot nu toe hebben de resultaten van de moderne taalwetenschap nog nauwelijks invloed gehad op de in het onderwijs gebruikte leerboeken. De informatie die de traditionele grammatika geeft is in principe juist, maar wordt onvoldoende expliciet uitgedrukt en geeft geen verklaring voor het belangrijkste kenmerk van de menselijke taal: het kreatieve aspekt van gewoon en literair taalgebruik, berustend op hetzelfde taalsysteem. De didaktische moeilijkheid van de tg-grammatika is het abstrakte van deze theorie, ofschoon de leerlingen bij vakken als wiskunde en scheikunde niet anders doen dan abstraheren. Alfa- en bèta-wetenschappen kunnen veel van elkaar leren. Uit didaktische overwegingen zijn de verschillende fasen in de ontwikkeling van Chomsky's theorie hier als een geheel gegeven: de begrippen kernzin en afgeleide zin (Syntactic Structures, 1957) zijn in een later stadium vervangen door de begrippen dieptestruktuur en oppervlaktestruktuur (Aspects of the theory of syntax, 1965). Aangezien de Chomskyaanse theorie nog steeds in ontwikkeling is, zou wachten op voltooiing verdedigbaar zijn geweest. Het is echter beter om een theorie te leren die zich ontwikkelt (maar waarvan de basis reeds vastligt), dan er helemaal geen kennis van te nemen en dan onmiddellijk in de opgeworpen stofwolken van een geheel nieuwe ontwikkeling terecht te komen. Materiaal en didaktische bruikbaarheid moesten op elkaar afgestemd worden, en wel als volgt.

 

Eerst wordt de basis van het intuïtief vermogen van de mens om zinnen te produceren uiteengezet. Daarna worden de onderdelen van het belangrijkste

[pagina 8]
[p. 8]

taalbouwsel, de zin, besproken. Hier zijn zoveel mogelijk de traditionele termen gebruikt. Dan wordt de benadering van ‘afwijkend’ taalgebruik aan de orde gesteld, uitgaande van het in de eerste hoofdstukken verworven inzicht. De vragen en opdrachten horen bij de theorie: zij verdiepen het inzicht en breiden de praktische kennis uit. De hoofdstukken Werken met taal bevatten extra vragen en opdrachten die tot doel hebben dat de leerlingen zelf ‘onderzoeken’ en tot inzicht in bepaalde wetmatigheden komen. Deze hoofdstukken sluiten het nauwst aan bij de traditionele terminologie, vanwege de opzet: een op basis van algemeen aanwezige taalkennis tot wetmatigheden te komen. In deze hoofdstukken zijn enkele wetenschappelijke-‘spel’-situaties opgenomen: na methoden te hebben gedemonstreerd, bepalen de leerlingen een methode en brengen verslag uit over de resultaten. Hierbij staat voorop de zelfwerkzaamheid en de ontplooiing van het kreatief-intellektuele vermogen van de leerlingen.

 

Deze aangepaste tg-methode past geheel in het streven om te komen tot een op linguïstische kriteria gebaseerde schoolspraakkunst. De didaktische waarde moet vooral gezocht worden in het bijbrengen van taalgevoel. De natuurlijke duidelijkheid van de tg-grammatika als didaktisch instrument voor het voortgezet onderwijs is door proeven aangetoond, ook in verband met het vreemde-talenonderwijs. Het beschrijven en verklaren van bepaalde verbanden tussen taalverschijnselen (het generaliserend aspekt) mist vrijwel elke schoolgrammatika van het Nederlands. De bestaande kontroversen zijn dan van ondergeschikt belang: een succesvolle theorie is altijd in diskussie.

 

Dit boek is bedoeld voor het vwo (vanaf de tweede klas), de pedagogische akademie, als inleiding tot diverse kursussen (fakultatieve vakken bijv.) en verder voor allen die belangstelling voor de ontwikkeling in de taalkunde hebben.

 

Voor de gebruikte terminologie kan o.a. verwezen worden naar A. Kraak en W.G. Klooster, Syntaxis (Culemborg 1968) en S.C. Dik en J.G. Kooij, Beginselen van de algemene taalwetenschap (Utrecht 1970).

 

Bij het gereedkomen van dit boek wil ik mijn dank betuigen aan drs. T.A. van Dijk en drs. W.G. Klooster, beiden als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, die mij van bruikbaar materiaal hebben voorzien. Zonder hun medewerking was dit boek niet zo snel tot stand gekomen.

[pagina 9]
[p. 9]

Tenslotte spreek ik de hoop uit, dat dit boek zijn dienst bij het grammatika-onderwijs zal bewijzen en tevens een positieve bijdrage zal leveren tot de waardering van de nieuwe inzichten in de taalbeschrijving. De docent zal door keuze uit de stof, motivering en stimulering van de leerling door geleide zelfwerkzaamheid, kunnen bereiken dat verwondering over en bewondering voor de taal als kommunikatiemiddel het direkt resultaat vormt van zijn lessen.

 

Voor op- en aanmerkingen die tot verbetering kunnen leiden, houd ik mij gaarne aanbevolen.

 

Heiloo, januari 1971

H. Hulshof


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken