Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het wegje in het koren (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het wegje in het koren
Afbeelding van Het wegje in het korenToon afbeelding van titelpagina van Het wegje in het koren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.31 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het wegje in het koren

(1948)–W.G. van de Hulst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

4. Pim, en Toos, en Ti-ne-ke.

Ginds, - héél ver wèg - ja, dáár lo-pen kin-der-tjes in het ko-ren.

Twee kin-der-tjes en één hond-je.

Ze pluk-ken klap-ro-zen.... en ze stap-pen zó-maar door het mooi-e ko-ren heen.

En - aan een bo-ze boer, en aan een bo-ze veld-wach-ter den-ken ze he-le-máál niet.

Wel neen, - ze den-ken al-leen aan mooi-e, ro-de bloe-men. En ze pluk-ken maar, ze plùk-ken maar: hàn-den-vol.

‘Dáár, daar!.... o, kijk eens! dáár staan mooi-e, zeg;.... wel tien, vlak bij el-kaar.... Kom maar!’

Ze du-wen de gou-den ko-ren-a-ren op zij; ze stap-pen er zó-maar bó-ven-op. Ze vin-den al-leen de klap-ro-zen mooi.

En de ar-me a-ren buk-ken, en knak-ken, en kun-nen niet meer op-staan. En de mooi-e ko-ren-kor-rel-tjes rol-len er uit.... En wie zal ze op-ra-pen? Nie-mand!

 

‘Woef! Woef!’.... zegt de klei-ne hond.

Een ge-bro-ken aar prikt hem in zijn neus.

Hij wordt boos. Hij bijt die aar, en bromt, en schudt dat prik-ding heel nij-dig heen en

[pagina 11]
[p. 11]

weer.... Hij wordt er wild van, en hij pakt nog veel méér a-ren en danst in de rond-te, en bròmt, en blàft.... ‘Woef! woef! woef!’ O, dat mooi-e ko-ren!

Wie zal die ar-me ge-knak-te a-ren nu maai-en?

Wie zal ze dor-sen?



illustratie

Wie zal de kor-rel-tjes ma-len tot meel?

Wie zal er bak-ken van heer-lijk brood?

Nie-mand!

.............

Weet je, wie die drie deug-nie-ten zijn?

[pagina 12]
[p. 12]

Dàt is Toos.

En dàt is Ti-ne-ke.

En dàt is Pim, de klei-ne hond van Ti-ne-ke.

 

Toos heeft heel mooi-e schoen-tjes aan; lak-schoen-tjes. En ze heeft een fijne, wit-te schort voor; met kànt. En ze heeft een prach-ti-ge, ro-de strik in het haar. Ze heeft ro-de wan-gen ook.

Toos lijkt zèlf wel een klap-roos.

 

Ti-ne-ke heeft klomp-jes aan; ou-de klomp-jes. En ze heeft een bont schort-je voor; een schort-je van al-le-maal hok-jes, rood en wit. En ze heeft een oud, zwart muts-je op. Haar wan-ge-tjes zijn bleek.

Neen, Ti-ne-ke lijkt he-le-máál niet op een klap-roos.

 

Pim is een klei-ne, wil-de hond. Hij heeft een brui-ne vlek op zijn kop, - en in zijn staart-je is een krul.

 

Toos woont heel ver weg, in de gro-te stad.

Maar nu niet. Nu woont Toos bij haar groot-va en haar groot-moe in het dorp. Een klein poos-je

[pagina 13]
[p. 13]

maar. Dan gaat ze weer naar de gro-te stad, naar haar va-der en moe-der te-rug.

Groot-va is de ou-de do-mi-nee van het dorp.

Groot-va en groot-moe zeg-gen al-tijd: ‘Toos, je moet een lief en ge-hoor-zaam meis-je zijn, hoor!’ Dat wil Toos wel. O ja, dat wil ze wel.



illustratie

Ti-ne-ke woont in een klein, arm huis-je; dicht bij het bos. Ti-ne-ke hééft niet zul-ke mooi-e kleer-tjes. Haar rok-je is oud, en haar muts-je is oud, en om haar é-ne klomp zit een band-je van ij-zer. Maar - Ti-ne-ke heeft een hond-je. Pim is een leuk beest; en hij houdt van Ti-ne-ke het al-ler-meest.

‘Woef-woef!.... Pas op, hoor, als je mijn Ti-ne-ke kwaad doet.... Pàs op!’

Nu weet je wel, wie de drie deug-nie-ten zijn: Pim; - en Toos; - en Ti-ne-ke.

[pagina 14]
[p. 14]

Maar - wie van de drie zou nu de groot-ste deug-niet zijn?

Ja, wie?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken