Repertorium van het rederijkersdrama 1500-ca. 1620. Herziene editie

6 B Spelen rond de Schiedamse loterij 1604

beschrijving van de druk: Bibl. Belgica, 1e série, D 97. Ex.: KB, Den Haag.

A 1r.	Der || Geholpen Weesen || schuldighe dancksegginghe. || Over de waerdige weldaet henluyden betoont || met mildelick inlegghen in hare Loterye, opghestelt || tot op-bouwinghe van een Nieu Wees-huys. || Met Een vermaninge aen alle staten van menschen tot vorder || Liefde. Alles vervatet (beneffens eenighe andere pointen ende || leeringen) in het navolgende Spel van Sinnen ende Figuer- || licke Verthoninge, openbaerlick ghespeelt binnen || Schiedam, opten eersten Januarij 1604. || Midtsgaders noch eenige andere wercxkens (tot stichtinghe || ende recreatie van alle Const-beminners) soo voor als nae de || voorschreven Loterye vertoont ende voorghestelt / || alles byde Roode Roosen tot || (vignet) || Schiedam.
A 1v.	(blanco).
A 2r.	(opdracht aan de magistraat van Schiedam).
A 3r.	(ondertekend door bestuur en leden van de Roode Roosen) Tot Zoilum. (gedicht; acrostichon: DVINGLO).

6 B 1 Der gheholpen weesen dancksegginge

d. I. Dwinglo.
 
paralleltekst van de proloog: 3 C 46.

A 3v.	Der gheholpen weesen || schvldige dancksegginge.|| Spelende Prologe, dienende opt na- || volgende spel / vermanende cortelijck || den Lof van Rhethorica. || Personagien (volgt lijst) (volgt tekst van de proloog).
B 2r.	(einde van de proloog) Dwingt u selven || per I. Dwinglo.
B 2v.	Personagien vant navolgende Spel, || Hare Cleedingen ende Cieraet. || (volgt lijst) || Stomme Personagien. (volgt lijst).
B 3r.	(volgt de tekst van het spel).
F 3v.	(einde van het spel) Conclusie. (volgt tekst).
F 4r.	Eynde. || Aensiet de Jonckheyt. || Compesce te ipsum. || per I. Duinglo.
	personen: Oude Nieusgiericheyt p; Meyninge van Wel Weten p; Ontdecker van Als p; Eerlijcke Armoede; Gheholpen Weeskint; Danckbaerheyt; Menich Lichamelicke Crancke; Giericheyt; Aertse Becommeringe; Schriftuyrlick Vermaen; Geestelicken Troost; Broederlicke Liefde.