Heilighe daghen

[p. 74]

Bijlage 1.
Varianten in de Nederlandse teksten in de edities 1645A, 1647, 1648 en K.a. (1658).

N.B. (1) In K.a. (en b.) wordt een ander principe gevolgd t.a.v. het al of niet inspringen van de versregels dan in 1645A. In 1645A, evenals in principe in het handschrift, laat de dichter manlijk rijmende regels inspringen, in K.a. springen de eerste regels van de strofen van het sonnet in, m.a.w. de regels 1, 5, 9 en 12. Het lijkt me overbodig hier telkens opnieuw op te wijzen.

N.B. (2) Afwijkingen van 1645A zijn cursief gedrukt.

	1645A	1647	1648	K.a.
	Opdrachtgedicht
(titel) Hellemans		Hellemans,	Hellemans	Hellemans
1	-weergepaerde	-Weergepaerde	-weergepaerde	-weergepaerde
	weew	Weeuw	weew	Weew
	-deughdelijke	-deugdelijke	-deughdelijke	-deughdelicke
	vrouw	Vrouw	vrouw	Vrouw
2	voorsichtelijk	voorsichtelijk	voorsichtelijk	voorsichtelick
4	staet	staet,	staet	staet
	veroud'ren.	veroud'ren.	veroud'ren.	veroud'ren;
5	Bevallijke	Bevallicke	Bevallijke	Bevallighe
	Drostinn	Drostinn	Drostinn	Drostin
6	Mijn	Mijn'	Mijn	Mijn'
7	gelach	gelagh	gelach	gelagh
	onthalen	onthalen	onthalen	onthaelen
8	Genadelijk	Genadelick	Genadelijk	Genadelick
	betalen.	betalen.	betalen.	betaelen;
9	-heyt	-heid	-heyt	-heid
	spann-	spann-	spann-	span-
10	Aenveerdt	Aenveerdt	Aenveerd	Aenveerdt
11	reekening	rekening	reekening	rekening
	danckbare	danckbare	dankbare	danckbare
13	strekte	streckte	strekte	streckte
	Iaer	Iaer	Jaer	Iaer
14	gevall	gevall	gevall	geval
15	Heyligh'	Heiligh'	Heyligh'	Heiligh'
16	of't	of't	oft	of't
	mocht	mocht	mocht	moght
	verdragen.	verdragen, (sic)	verdragen.	verdraegen.
17	voll	voll	voll	vol
18	geschenk	geschenk	geschenk	geschenck
19	(springt niet in)	(springt in)	(springt niet in)	(springt niet in)
	ding	ding	ding	dingh
	-bladren	-blad'ren	-bladren	-blad'ren
20	mijn'	mijn	mijn'	mijn'
	adren	ad'ren	adren	ad'ren
21	verr'	verr'	verr'	verr
22	Mevrouw	Me-vrouw	Mevrouw	Mevrouw
24	hoorde	hoorde,	hoorde	hoorde
25	gelijk	gelijck	gelijk	gelijck
26	schikt	schickt	schikt	schickt
	geweer,	geweer (sic)	geweer,	geweer,
27	will	will	will	wil
	haer	haer'	haer	haer'
28	Gebruyktse	Gebruyktse	Gebruyktse	Gebruycktse
29	me' (sic)	mé' (sic)	me' (sic)	mé
30	staen,	staen (sic)	staen,	staen;
31	bescheydent-	bescheident-	bescheydent-	bescheident-
	-heden.	-heden.	-heden.	-heden:
32	Oft	Of	Oft	Of
	treden.	treden.	treden.	treden:
33	vrouwen	Vrouwen	vrouwen	Vrouwen
34	Will	Will	Will	Wil
	geeren	geeren	geeren	geerne
	-Iaer	-Iaer	Jaer	-Iaer
	Sondagh.
1	mijn	mijn'	mijn	mijn
	tween.	tween.	tween.	tween,
2	zijne	sijne	zijne	sijne

[p. 75]

	-heden:	-heden:	-heden:	-heden;
3	Son	Sonn'	Son	Son
	heden.	heden:	heden.	heden:
5	Son,	Sonn'	Son,	Son,
	heen. (sic)	heen. (sic)	heen. (sic)	heen,
6	aerdrijck	Aerdrijck	aerdrijck	aerdrijck
8	eynd	eind	eynd	eind
9	oock	oock	ook	oock
	Sondagh	Sondagh	Sondag	Sondagh
	mach	mach	mach	magh
	Soon-dagh	Soon-dagh	Soon-dag	Soon-dagh
10	Ia	Ia	Ja	Ia
	Maer,	Maer	Maer,	Maer,
	verdoemen,	verdoemen.	verdoemen,	verdoemen,
11	vind	vind'	vind	vind
12	Son	Sonn'	Son	Son
	God Soon	(vervallen) (sic)	God Soon	God Soon
	langh	langh	lang	lang
13	langhe	lange	lange	langhe
	ghy	gy	ghy	ghy
	Soon-dagh	Soon-dagh	Soon-dag	Soon-dagh
	Soen-dagh	Soen-dagh	Soen-dag	Soen-dagh
14	-lick	-lijck	-lick	-lick
	Niewe Iaer.
(titel) Niewe Iaer		Niewe-Jaer	Niewe Jaer	Niew Iaer
1	Sonn	Sonn'	Sonn	Son
2	voll	voll	voll	vol
4	mijn'	mijn'	mijn	mijn'
7	All	All	All	Al
9	niewicheyd	niewicheid	niewicheyd	niewigheit
	prenghen	prenghen	prenghen	prengen
10	En 't past	En 't past	En past (sic)	En 't past
	moyelick	moyelick	moyelick	moeyelick
12	reys	reis	reys	reis
	vaderland	Vaderland	vaderland	Vaderland
	1645A	1647	1648	K.a.
13	wildernis	wildernis'	wildernis	wildernis
	Isräelijten	Isräelijten	Isräelijten	Isräelijten
14	niewe	nieuwe	niewe	niewe
	kleed	kleed	kleedt	kleed
	Dry Coninghen Avond.
(tite)Dry Coninghen Avond		Dry-Koninghen-Avond	Dry Coninghen Avond	Dry Coninghen Avond
3	leid'	leid'	leyd'	leid'
4	Leid-Sterr	Leid-Sterr'	Leid-Sterr	Leid-Ster
7	Coningh (2x)	Coningh (2x)	Coning (2x)	Coning (2x)
	wegh, wegh,	wegh, wegh,	wegh, wegh,	wegh, wegh,
	gedroncken,	gedroncken,	gedroncken,	gedroncken,
9	Gall	Gall'	Gall	Gall
	monden	mondden	monden	monden
10	geen	geen'	geen	geen'
	mocht	mocht	mocht	mocht
	kopp	kopp	kopp	kop
11	all	all	all	al
12	all	all'	all	all'
	mijn	mijnn' (sic)	mijn	mijn'
	steyl	steil	steyl	steil
14	Dool-wegh	dool-wegh	Dool-wegh	Dool-wegh
	mijn'	mijn	mijn'	mijn'
	Goede Vrydagh.
(titel) Vrydagh		Vrydach	Vrydagh	Vrydagh
1	lett	lett	lett	let
	-Sonn	-Sonn	-Sonn	-Son
2	avond	avond	avond	Avond
4	-natt	-natt	-natt	-nat
5	neen,	neen;	neen,	neen,
	ghy	ghy	ghy	gy
6	Schavott	Schavott	Schavott	Schavot

[p. 76]

	dochtren	dochtt'ren(sic)	dochtren	docht'ren
7	heyligh	heiligh	heyligh	heiligh
8	drooghen	droogen	droogen	drooghen
	tranen	tranen	tranen	traenen
12	mijn	mijn	mijn	mijn'
14	tijd	tijd,	tijd	tijd
	Paeschen.
4	heyligh	heiligh	heyligh	heiligh
5	kinderen	kinderen,	kinderen	kinderen
	onderbracht;	onderbracht;	onderbracht;	onderbracht
6	-lijck	-lick	-lijck	-lick
	het	het	het	't
7	Roode-Meer	Roode-Meer	Roode-Meer	Roode Meer
9	baren	baeren	baren	baeren
10	bloed	bloed	bloed	Bloed
11	vlammige	vlammige	vlammige	Vlammige
12	Heer,	Heer!	Heer,	Heer,
	overvaren.	overvaren.	overvaren.	overvaeren;
13	Iudas	Iudas	Judas	Iudas
	Stamm	Stamm	Stamm	Stam
14	tijdelijk	tijdelick	tijdelijk	tijdelick
	Lamm	Lamm	Lamm	Lam
	Hemelvaert.
1	Isräels	Israëls,	Isräels	Isräels
2	Vorst.	Vorst.	Vorst.	Vorst?
	ô	O	ô	ô
	troost? (sic)	troost,	troost? (sic)	troost,
3	zoo	zoo	zoo	soo
	geenen	geenen	geenen	ghenen
7	Haer	Haer	Haer	Haer'
9	Duyve,	Duyve!	Duyve,	Duyve,
	Pinxteren.
1	hand.	hand.	hand.	hand:
3	machtighe	machtige	machtighe	machtighe
4	zijn'	zijn'	zijn'	sijn'
6	zijn'	zijn'	zijn'	sijn'
8	all	all	all	al
	zijn	sijn	zijn	sijn
9	zijne	sijne	zijne	sijne
11	deelt 'er	deeltt'er(sic)	deelt 'er	deelt 'er
	toe	toe,	toe	toe
	bevall	bevall	bevall	bevall'
	Kersmis.
1	voll	voll	voll	vol
2	mach	mach	mach	magh
5	will	will	will	wil
	all	all	all	al
7	licht(sic)	licht (sic)	licht (sic)	light
	kribb	kribb	kribb	krib
8	Voll-	Voll-	Voll-	Vol-
	-tijdelijk	-tijdelijck	-tijdelijk	-tijdelick
	all	all	all	al
	verstroy	verstroy	verstroy	verstroy'
9	licht (sic)	licht (sic)	licht (sic)	light
10	woord	woord	woord	Woord
11	vader	vader	vader	Vader
	Maeght	Maeght	Maeght	Maeghd
12	light.	light.	light, (sic)	light.
	Hier	Hier	hier	hier
	light en(sic)	light. En	leit. en(sic)	light. en
	voort,	voort	voort,	voort,
13	Mijn	Mijn'	Mijn	Mijn'
	maekt	maeckt	maekt	maeckt
	end	end	eind	eind
14	oodmoedelijck	ootmoedelijck	oodmoedelijck	ootmoedelick
	's Heeren Avontmael
(titel)'s Heeren		s'Heeren (sic)	's Heeren	's Heeren

[p. 77]

	Avontmael	Avontmael	Avontmael	Avondmael
4	puntigh	puntich	puntigh	puntigh
8	-veerdicheids	-veerdicheids	-veerdicheids	-veerdigheids
9	-veerdigh	-veerdigh	-veerdig	-veerdigh
	veerdigh	veerdigh	veerdig	veerdigh
14	holl	holl	holl	hol
	berouw	berou	berouw	berouw
	endtelijck	endtelick	endtelijck	endelick