Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat
Afbeelding van Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. ApparaatToon afbeelding van titelpagina van Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.71 MB)

Scans (28.59 MB)

ebook (16.11 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Editeurs

Ton van Strien

Willemien B. de Vries



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat

(2008)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[1.2]
Aenden Leser; Voor de Bij-schriften.aant.

(comm.)

 
Wie isser met sich selfs of met sijn' tijd verlegen,
 
Sijn' kostelicken tijd? wie soeckt naer niewe weghen
 
Om lustigh leegh te zijn? wien stinckt de Steen en 't Berd,
 
En ander argher vuijl, dat spel gerekent werdt?
5[regelnummer]
Hij kome daer ick gae, wanneer ick Haegh en Hofwijck;
 
Hij blijve daer hij is, en volghe mij op Hofwijck;
 
Hij wandele met mij, en spaere voet en schoen;
 
Hij kan sijn' wellust met een' oogen-blick voldoen.
 
Of, is sijn' oogh te luij, met een geduldigh Oor-deel;
10[regelnummer]
Daer, hooren, streckt voor, sien, en geeft het oogh geen voordeel;
 
De doove bij sijn' oogh, de blinde bij sijn' oor
 
Kan voelen waer ick tree, en treden in mijn spoor.
 
Men hoor' of sie mij dan, ick stae in voor't berouwen
 
Bij alle keurighe van planten en van bouwen:
15[regelnummer]
En, ben ick niet verleidt van eighen toover-minn,
 
Sij sullen Hofwijck beij soo vinden als ick't vin.
 
Noch liegh ick voor de helft: de blinden sullen voor gaen,
 
En dobbele genucht sal in des hoorers oor gaen,
 
Bij d' enckele van 't oogh: Soo gaet het met de penn,
20[regelnummer]
De Rijm-penn; want sij lieght ten deele van gewenn,
 
Ten deelen om de kunst: en die de waerheid soecken
 
In't loss aensienelick van wel gerijmde Boecken,
[pagina 5]
[p. 5]
 
Zijn even verr van't pad als die den wilden aerd
 
Van 't weelderigh pinceel aenvaerden voor een' Caert.
25[regelnummer]
Leest met voorsichtigheid wat Dichters van haer geven;
 
'T is rouw' Land-meterij, daer staet geen passer neven.
 
En die een dobbeltje wil hangen aende vracht,
 
Om Hofwijck te gaen sien in d' ongemeene pracht
 
Dien ick het hebb geleent, sal weinigh min als vloecken,
30[regelnummer]
En seggen, Wel ick segg, is dat het voer van Boecken,
 
Is dat een' Schilderij die op het leven treckt?
 
'T schijnt dat men kinderen d' oud' avontuer vertreckt
 
Van 't koninghs dochtertje, om inden slaep te raken:
 
Is dit het hoogh Casteel, zijn dese dorre staken
35[regelnummer]
Die Eicken Hemel-hoogh, is dit het Masten-woud,
 
Zijn dese Lindekens het andere Voorhout,
 
Is dese bult een Bergh, is dese plass een Vijver?
 
Wat quelt mij d'ijdelheid van die verweende Schrijver!
 
Laegh noch mijn dobbeltjen in't sackjen vande Kerck,
40[regelnummer]
Soo hadd ick God behaeght en sat noch op mijn werck.
 
Jae, vrienden, blijft bij huijs, en spaert uw' sestien duijten:
 
'K hebb rijp en groen geseght om dat het Dicht souw sluijten.
 
Soo gaet het (noch eens) met de Rijm-penn; om een woord
 
Dat sonder weergae is, moet arme Waerheid voort.
45[regelnummer]
En om een braever woord dan woorden die wat seggen,
 
Moet onred' in den topp, en Reden onder leggen;
 
Mits dat het klinck-dicht zij, is't snoodste 't beste dicht,
 
En beste dichter is die konstelixt verdicht.
 
Beschaemt den Meester vrij, die vande kunst wilt heeten;
50[regelnummer]
En laet ons een voor een ontlasten ons geweten:
 
Wij lijden vanden Rijm all dat het schip in zee
 
Van vloed en ebbe lijdt: wij leggen't op de ree,
 
De ree van Reden, aen; en 't schijnt, de volle zeilen,
 
En 't schijnt, de ruijme Schoot, en weten van geen feilen;
55[regelnummer]
Het roer light midden-boorts, de Vlagge wijst voor uijt,
 
De Naelde wijckt noch wraeckt, en alle gissing sluijt,
 
En all't besteck gaet vast; voor-wind maeckt rechte streken.
 
Maer, Stierman, waer is 't Schip ten einde van sess weken?
 
Voor St. Helene? jae, soo't God en water will,
60[regelnummer]
Soo niet, aen St. Thomé, of mog'lick in Brasil.
 
Dat doet de blinde kracht van ongemerckte Stroomen.
 
Soo gaet het in't beleid van Rijmers en haer' droomen;
[pagina 6]
[p. 6]
 
Sij munten't op de kust daer 't Schip op is bevracht,
 
Sij hebben Roer en Schoot (soo meenens') in haer macht:
65[regelnummer]
Maer daer's wat onverhoeds in't Zee-sop en sijn' baren
 
Haer slechte Zeemanschapp in't zeilen wedervaren;
 
Een' ongevoelde drift, een Tij heeft haer verleidt;
 
Sij hebben eens een woord voordachteloos mis-seidt,
 
Go'en avond Redens-ree: dat woord moet weer berijmt zijn,
70[regelnummer]
Of't streeck houdt of geen streeck, of 't dicht sou ongelijmt zijn.
 
Soo lijmtmen dan voort aen, en raeckt van Oost in West,
 
Van 't Zuijden in het Noord: tot datm' in't lieve lest
 
Verzeilt en bijster 's weegs met loeven en laveren,
 
God weet hoe gracelick, naer 't oogemerck moet keeren:
75[regelnummer]
Terwijl de Leser staet en gaept met open mond,
 
En wenschte dat hij eens den Dichter wel verstond,
 
Die wel verstaenlick waer, kond hij sich selfs begrijpen.
 
Gaet, lieve leser, gaet uw' herssenen nu slijpen,
 
Om door 't geheim te sien van 't mijmerigh gesegh,
80[regelnummer]
Daer, die u leiden sou, verruckt is van den wegh.
 
Nu hebb ick mij ontkleedt: waer hael ick Vijgen-bladen
 
Tot masker vande schaemt daer med' ick stae beladen?
 
Wie will nu Hofwijck sien of hooren met geduld,
 
Met loghens opgepronckt, met klater-goud vergult?
85[regelnummer]
Ghij, Leser; hoort ghij noch drij woorden van verschoonen;
 
Noch ben ick lesens waerd, en kan het sus bethoonen.
 
All dat ick Hofwijck noem is Of-wijck vanden wegh
 
Die waerdigh zij betre'en; indien ick Hoef-wijck segg,
 
Soo spreeck ick uijt mijn Bors en uijt mijn hert te samen:
90[regelnummer]
Maer die het Stof-wijck heet, heeft goed verstand van namen,
 
En vande slechte stoff daer Hofwijck af bestaet,
 
En van der Dichteren ruijm spreken sonder maet.
 
En is't gesticht soo slecht, wat sal't Gedicht verbloemen,
 
Dat, die wat Hof-wijs is, sal Hollwijck derven noemen?
95[regelnummer]
Holl, lieve leser, holl, en holler dan een blaes,
 
Een blaes met boonen, is dit voddighe geraes.
 
Verhaest uw vonnis niet; jae spreeckt het sonder schroomen.
 
Ick help 't u spreken; 't zijn derdaeghsche-kortse droomen,
 
Daer op ick u onthael, 't is ongerijmde Rijm,
100[regelnummer]
Een buijten cierlijck graf, van binnen asch en slijm.
[pagina 7]
[p. 7]
 
Maer houdt het vonnis in, en hoort mij noch eens spreken:
 
Die oijt gewandelt heeft langs modderighe beken,
 
En heeftse niet altoos bewandelt sonder lust:
 
De Zee is allom sout; maer hier en daer de kust
105[regelnummer]
Besett met soet gewasch van Bloemekens en Kruijden,
 
Daer 't keurighe begrijp van recht neus-wijse luijden
 
Sijn' sinnen in voldoet, en vindt de weghen kort
 
Daer hier wat nuts en daer wat schoons gevonden wordt.
 
Het kreupele geschrift van teere Leerelingen
110[regelnummer]
Wordt bij des meesters hand met konstelicke ringen,
 
Met strick en Spinnewebb omvlochten en geciert,
 
En hoe 't min deughdigh is, hoe meer betiereliert.
 
Soo kan een' Ebben lijst een' slechten doeck verrijcken,
 
En doen hem voor wat goeds verkoopen of bekijcken.
115[regelnummer]
Die lagen legg ick u. mijn' Beeck, mijn Schrift, mijn Doeck,
 
Mijn' tamme Schilderij, recht uijt geseght, mijn Boeck,
 
Mijn Hofwijck in papier is wandelen, noch lesen,
 
Noch koop, noch kijcken waerd; dat vonnis is gewesen:
 
Maer kust, en strick en lijst, die 't cieren op den kant,
120[regelnummer]
Zijn op de proeven van het keurlixte verstand.
 
Veracht ghij dan mijn Stoff, mijn' selfkant moet ghij prijsen.
 
Danck hebbe 't soet behulp van afgestorven wijzen,
 
Die hebb' ick uijt haer graf doen spreken t' mijner baet,
 
En van haer' lappen mij een feestelick gewaed
125[regelnummer]
Geflickt en omgedaen; met peerlen van Athenen
 
Is dit gewaed versien; de kostelixte steenen
 
Van Roomens burgerij, does' op haer rijckste was,
 
Hebb ick gelesen uijt haer Puijn en uijt haer' ass,
 
En mij mé geborduert: der Christelicke Vad'ren
130[regelnummer]
Hebb ick het beste bloed van haer' ontsteken ad'ren
 
Gesmolten in mijn vleesch, en uijt haer oud gebeent
 
Het onverrotste mergh gesogen en geleent.
 
Nu pronck ick met den buijt, nu tert ick uw gedulden:
 
Verkoop ick niet als lood, 'k hebb 't weten te vergulden.
135[regelnummer]
Nu moet ghij Hofwijck sien, het zij u lief of leed:
 
'T Kind is wanschapen; maer 't is rijckelick gekleedt.
 
 
 
CONSTANTER.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Vitaulium. Hofwyck. Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh


plaatsen

  • Voorburg