Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644 (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
Afbeelding van Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644Toon afbeelding van titelpagina van Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.55 MB)

XML (1.86 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644

(1914)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

3242. J. de KnuijtGa naar voetnoot5). (H.A.)

Uw Ed. aengenaemen is my desen naermiddach behandicht. Dewijle voor mijn vertreck uyt den Haege Syn H.t belieft hadde, de beloofte van de

[pagina 376]
[p. 376]

heeren burghmeesters van Sirczee mij te communiceren, heb ick voor de receptie van de voorn. Uw Ed. missive, oock selfs voor de byeencompste van de Ed. Mog. Heeren Staten van Seelant, alles wes mogelyck by haer Ed. ende andere van Sirczee geimployeert, om haer Ed. tot 't inbrengen van een middelmaetich advijs te disponeeren; doch is de saecke aldaer tegen verwachten ende voorn. belooften soo verkeert uijtgevallen, dat selfs neffens de Heeren van Middelburg ende Goes van de heftichste prosuyvanten ter bevoorderinge van de commissie naer d'andere Provincien syn geweest, soo verre dat een van de burghmeesters, broeder van den bailleu van SirczeeGa naar voetnoot1), in volle vergaderinge wel dorste seggen, dat aen de ernstige bevoorderinge van de instructie voor de gedeputeerden ter Generaliteyt meer gelegen was als aen alle de pointen, die tusschen wederzyts gedeputeerden van Hollant ende Seelant jongst in Hollant verhandelt waren. Bemerckende, dat door dijn wech ter gesonder intentie niet uyt te voeren was, hadde gedacht de dilayen door de non resolutie van de Heeren van Hollant op tstuck van de cruyssers te vinden, ten aensien de heeren burghmeesters van Amsterdam en eenige regeerders van Haerlem mij geseght hadden, dat de provincie van Hollant nimmermeer tstuck van de cruyssers, veel min de middelen tot een noodich fons gerequireert, en souden inwilligenGa naar voetnoot2). Tegens de voorn. verclaringe hun confirmatoir advijs ter vergaderinge ingebracht sijnde, hebben de Heeren Staten van Hollant aen dese provincie geschreven, dat de gedeputeerden van Hollant nu op alles gereet waren, van promptelyck naer de andere provincien te vertrecken, gansch ernstelyk recommanderend, dat de gedeputeerden van Seelant [sich] ten voorss. fine naer sent des briefs naer Hollant wilden vervoegen, ten minsten voor Donderdaege toecomenden, welck aenschryven ons volck hier soo dryftich heeft gemaeckt, dat voornaemen dadelyk naer Hollant te verreysen; alleen op hope met haer soude overcomen, hebbe[n] de reyse ofte haer vertreck tot overmorgen gediffereert; oock ben seer beducht, off dienstich voor my is tsamen tot in den Haeg te gaen, te volgen, ofte wel onder d'een ofte d ander plausibel pretext hier te blyven. Op de finale resolutie sal mij dese nacht beslapen. Ick soude geerne om vele redenen Syn H.t gansch buyten tspel houden, ende evenwel punctuelyk by myn ordre blyven en eenige dilaijen ontrent dese saecken buyten umbragie brengen, daertoe ick duchte, nu difficilyk sal geraecken, ten aensien d'instructie voor een van de schoonste peerels tot noodwendich redres in den mont van een yder gebracht is; naer mijn oordeel, om door een demonstratie van een prompte genegentheyt, myn ongenegentheyt te bedecken, dunckt my raetsaem tot in den Haege mede [te] gaen ende aldaer [te] delibereren, wat best sal dienen gedaen’.

Gisteren heb ik over deze zaak reeds aan Z.H. geschreven. Middelb., den 27en Ap. 1643.

voetnoot5)
No. 3242 a. Een brief van 8 April (H.A.) is zonder eenig belang.
voetnoot1)
Gysbrecht Ockerse was sedert 1638 meermalen burgemeester van Zierikzee, zijn broeder Jan Jansen Ockerse van 1638 tot 1664 baljuw van die stad.
voetnoot2)
Holland en Zeeland klaagden er zeer over, dat de andere provincies zich zoo weinig bekommerden om de veiligheid ter zee, die door de Duinkerkers zooveel te wenschen overliet, en verlangden, dat er krachtige maatregelen zouden worden genomen. Deze quaestie is in het jaar 1643 telkens ter sprake gekomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over C. Barlaeus

  • over Henrick Bruno

  • over Marcus Zuerius van Boxhorn

  • over P.C. Hooft

  • over Jacob van der Burgh

  • over DaniĆ«l Heinsius

  • over Erycius Puteanus

  • over Anna Maria van Schurman

  • over Gerardus Vossius


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 27 april 1643