Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644

3296. R. van Naerrsen. (L.B.)

Wilt gij den ingesloten brief aan Z.H. geven? ‘Wyders schryven mijn van den 27 uit Gendt en van den 28 uit Antwerpen, daer groote vreese voor syn Hooch.^t is, ende is seker, den viant geen 5000 man heeft behalve de boeren, die goet sijn, soo lang wij niet over sijn, ende, soo t mogelijck is, Syn Hooch.^t gelievende de bewuste plats aen te doen, het is seeker met Godt almachtich, sijn Hooch.^t heeft het landt, ende ten minste connen wij voor Hulst ofte Antwerpen trecken, als hebbende het vastelant en campanie geen water dan een nertken(?), daer men met gelade wagens doorrijdt. Maer vooral soude

[p. 399]

ick naer mijn geringe verstant hooch noodich achten tot Flupina te legge, omdat den viant hem te beeter verdeelt ende gesepareert sal hebbe’ ..... Rotterdam, 30 Junio 1643.