Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649 (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649
Afbeelding van Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649Toon afbeelding van titelpagina van Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.59 MB)

XML (1.90 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Briefwisseling. Deel 4: 1644-1649

(1915)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

4312. C. BarlaeusGa naar voetnoot8). (L.B.)

Iam tuta est aegide Pallas et aegis Pallade, dum in eam curam incumbit Auriacus, ut ijs artibus ornet urbem suam, quae militiae praesidia sunt et decora. Verba Imperatoris sunt: civitatem armis decoratam esse oportet et legibus. Vellem tales celsissimo Principi obtingere professores, per quos tantarum rerum auspicia illustriora sint. Verum non annonae solum, sed et doctorum caritate passim laboratur. D. Brosterhuysio consultum equidem gaudeoGa naar voetnoot9); illi penicillum et tabulas ab attenta manu excussisti. Spartam ἑλληνιϰὴν ornabit, ut qui studio isti addictior olim fuit. Nescio, num togatum incedere velitis an palliatum. Certe hic habitus Graecum argueret. Rusium iuris hic professorem sibi mercati sunt AmstelodamensesGa naar voetnoot10), quod vobis debet, per quos factum, ut abruperint lenta consilia et procrastinationes primores nostri. SnippendaliusGa naar voetnoot11) in horto botanico

[pagina 295]
[p. 295]

herbarum vires prosâ, non carmine, dicet. Alius RaviusGa naar voetnoot1) e Turcia redux orientalibus linguis flectet Batavorum linguas. Ut jam de studijs cogitare apud nos serio incipiat Mercurius. Satrapa Muydensis a pedibus valet, non a manibus. Hae, ut mortalibus omnibus, duae illi sunt, dextra et sinistra. Hanc, ut ocium fallat, exercet quadrangularium lapillorum jactu cum tuo rivali; illa linteis involuta vacat a scribenda Belgarum historia, quod viro grave et molestum. Tessela,

 
Borealis illa Vesta, pingit
 
Opum suarum mater, hospes, artifex.

In eius natalem, qui in mensem Martium incidit, nuper lusi haec distichaGa naar voetnoot2). Martiam esse Vestalem non memini, ex quo llia sacerdos a Marte compressa est. Mihi musculos Pettemenses misit, hiantes adhuc et a suctione recentes. Ne crede hoc eius emblema esse et hieroglyphicum. Filium Constantinum non in laudem solum, sed et subsidium tibi adolescere laetor. Misi illi, cum Leidae ageret, Poëmata mea; num receperit, nescio. Heri admissus fui ad colloquia Ill. comitis Mauritij. Ubi evaserit nuptiarum fratrisGa naar voetnoot3) et aulici luxus pericula, mecum Brasiliensis Historiae fila leget, et sicubi a vero aut decoro aberravero in viam reducet. Van der Burchius, a secretis Federatorum legatis, ad dominos suos scribit jussus, amicos veteres nescit, ut verum comperiam illud Aristotelis mei: Amicitias dispari amicorum sorte dissolvi. Sed vellicabo illi aurem. Prodijt libellus in Voetium patrem theologum et filium philosophumGa naar voetnoot4). De argumento non dicam sententiam, verum a genio scriptoris non poterit non placere. Titulus illi est: Pedis et Pediculi DialogusGa naar voetnoot5). Legi ego et risi. Sed quia inter arcana dominationis theologicae habetur, velim illum tibi compares per amicos Ultraiectinos. Non poenitebit legisse. Vides, vir nobilissime, ut satyram varij argumenti corradam, a serijs destitutus. Nec enim vacat de nuptijs Gallo-Hispaniensibus, hoc est, politicorum technis, aut Cretensium calamitatibus scribere. Quid Tiridatem terreat unice securusGa naar voetnoot6), in te obsequioque tui quiescam. Sed pene oblitus eram tibi commendare architectum aut fabrum castrensem, a cuius uxore nepotulus meus cognominis mihi labijs tenus dependet. Vale, vir maxime, et post domesticos, sorores Wilhelmiam et Doubletiam, etiam, per intervalla, facetissimam fratriamGa naar voetnoot7) a me saluta, sed tempestive, ne viduam majestatem offendat professoris interpellatio. Amstelod., XV April. CIƆIƆCXLVI.

voetnoot8)
Uitgegeven in Barlaei Epistolae, blz. 940.
voetnoot9)
Hij was benoemd tot professor in het Grieksch en in de botanie aan de Illustre School te Breda.
voetnoot10)
Zie No. 4280.
voetnoot11)
Johannes Snippendael, geb. te Amsterdam, werd 30 Mei 1636 op 20-jarigen leeftijd als student te Leiden ingeschreven. Hij promoveerde in de medicijnen en was van 1646 tot 1657 lector in de botanie aan de Illustre School te Amsterdam.
voetnoot1)
Christian Raue (1613-1677), geb. te Berlijn, studeerde te Wittenberg in theologie en Oostersche talen, reisde veel en hield zich lang in Constantinopel op, waar hij vele Oostersche handschriften verzamelde. In 1642 kwam hij naar de Zeven Provinciën, liet zich in 1643 als L.A.M. in het Utrechtsche studentenalbum inschrijven en doceerde daar een paar jaren als lector Oostersche talen. Diezelfde betrekking bekleedde hij een paar jaren te Amsterdam, maar ging in 1647 naar Engeland en in 1650 naar Zweden, waar hij professor werd te Upsala en bleef tot 1669. Naar Duitschland teruggekeerd, werd hij in 1672 professor te Frankfort.
voetnoot2)
Een vers In natalem Tesselae, qui Martij fuit XXV, is aan den brief toegevoegd; het is afgedrukt in Tesselschade Roemers en hare vrienden in 1632-1649, blz. 80.
voetnoot3)
Nl. van graaf Hendrik van Nassau met de gravin van Limburg-Styrum; zie No. 4296.
voetnoot4)
Paulus Voet (1619-1667), geb. te Heusden, studeerde te Utrecht, werd daar in 1644 professor in het Grieksch, logica en metaphysica en in 1654 in de rechten. Hij had zich met het werkje Pietas in Parentem gemengd in den langdurigen strijd tusschen zijn vader en Samuel Maresius.
voetnoot5)
Destinatus uberiori explicationi primi illius folij, quod nuper in prodromum grandioris operae emisit hinc inde Paulus Voetius ..... 's Gravenhage, 1646.
voetnoot6)
Hor., Od., I, 36, vs. 5.
voetnoot7)
Petronella Campe, de weduwe van Maurits Huygens; zie III, blz. 422.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over C. Barlaeus

  • over Marcus Zuerius van Boxhorn

  • over Johan van Brosterhuyzen

  • over Henrick Bruno

  • over Jacob van der Burgh

  • over P.C. Hooft

  • over Christiaan Huygens

  • over Constantijn Huygens jr.

  • over Lodewijk Huygens

  • over Marin Mersenne


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 15 april 1646