Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens6871. Alida Bruno3). (K.B.)Hier heeft UEdt. de vroeg-vruchten der danckbaerheijt en geluckwensch4), 't eerst aen UEd., 't ander aen d'achtbren heere van der Graef5), so se door vreuchde, als een schielijcke coewoerde (?), ver min dan in een nacht uijt's herten gront opgroeijden; de haesticheijt in 't dancken verbetert de geringheijt der gifte, want bis dat qui cito dat, en de vlugge geluckwensch betoont en betuijgt de volveerdicheijt mijner affectie; van beijde de rijmen mach ick seggen, sat cito, si sat bene, also ick UEd. kan verseeckeren, dat se uijt geen nagelbeten, noch haijrtrecken, of diep peijnsende voorhooftsrimpelen gehaelt sijn, 't geen UEd. licht sal geloven, dewijl daerin ook niet het minste Musen-studistraeltje uijtblinckt. Echter sal UEdts discretie met te genadiger ogen de fouten oversien, die in de dichten lopen; in dit te hopen eijndicht ..... In Alckmaer, A.o 1672, 4 Decemb. |