Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 4: 1644-1652 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 4: 1644-1652
Afbeelding van Gedichten. Deel 4: 1644-1652Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 4: 1644-1652

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

Scans (5.24 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 4: 1644-1652

(1894)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 344]
[p. 344]

RegisterGa naar voetnoot1).

1644.

Blz.
In Sassam Gandavensem, eodem ex solo instaurari et muniri coeptam quo expugnata fuit. - In praesidium agri Austriaci prope Sassam 1
Sur les grenades jettées dans le Sass. - Ad Phyllidem 2
In controversiam de coma, in Batavis agitatam 2
Op het graf van Ioff.w Charlotte van Santen, gestorven te Delft. den 24. Sept. 1644 2
Adultera. - Cinna solitarius. - E Flandria receptus 3
Ad Cardinalem Pamphilium, electum Papam, statim a morte Card. Bentivoli 3
In eandem electionem. - (Ad magistellum soloecismus excusatur.) 4
In electionem Pontificis Innocentij X. succedentis Vrbano IIX 4
In serenum aerem quo Constantia Boudania in Indiam Orientalem solvit 7. Nov. 1644 4
In effigiem meam 5
Ex Gallico fabri scriniarij Adami de Nevers. Ad Iuliam quam equus luto adsperserat. - Cessantes molae 5
Aen den Hr. Caspar Barlaeus, Doctr. in medicine, op de vierdaegsche cortse vanden Heer Hooft, Drost van Muijden 5
Ad Wendelinum cessantem ad poemata mea rescribere epistola 6
Uyt myn Latynsch, beginnende Straffordus omni laude celsior 6
Ad mercatorem epigrammatis cujusdam mei salebrosum interpretem 7
De Euclione. - Ad amicum 7
Ad Nicolaum Heinsium Spadâ reducem. - Consilium viatori 7
Impar congressus. - Op de bruijloft van een arm edelman met een rijcke burgers dochter. - Ad Barlaeum 8
Tesselschades vraegh nopende de Kerck 8
Ad Barlaeum. - Ad Adolphum Vorstium 9
Ad liberos, cum exanthematis contage domesticâ successive decumberent 10
Ad signa miles, hinniunt equi, clangunt 10
In Heinsij lectulum, mediâ bibliothecâ collocatum, mathematice 10
A des escoliers trop desireux de voyager, avant leurs estudes achevées 10
A Monsieur Corneille, sur sa comedie, Le Menteur 11
In praestantissimi poetae Gallici Cornelij comoediam, quae inscribitur Mendax 12
In ebrium rivo publico submersum 12
In eundem. - In eundem. - 's Heeren Avondmael. - Nieuwe Jaer 13

[pagina 345]
[p. 345]

1645.

Blz.
Van Claes, den leughenaer. - Drij Coninghen avond. - Goede Vrijdagh 14
Pinxteren. - Kersmis 15
Paeschen. - Ad amicum secundas nuptias suadentem. - Hemelvaert. 16
Sondagh. - Aen Vrouw Leonore Hellemans, Drostinne van Muijden 17
[Epigramme pour Monsieur de Zulecom.] - A Mademoiselle d'Osmael 18
[Pour Monsieur de Zulecom.] - Conclusion. A Mademoiselle d'Osmael 19
[Reprise de Mad.le d'Osmael.] - Response à la reprise de Mad.le d'Osmael 20
Aen eenen schickeloosen huijsbouwer 21
Op een schoon vrouwenbeeld, in glas gesneden, door de konstighe hand van wijlen Ioff.w Charlotte van Santen 21
In incendium Templi Novi Amstelodamensis, cujus tectum conflagravit 1/11. Ianu. 1645. Ad Romam combustricem 21
Amstelodamum ad eandem. - Uyt mijn Latyn beginnende: Impura Patrum caula vaticanorum. - Opden selven brand 22
In Germaniae cladem. - [Ad illustrem virum, Zulichemii Dominum.] 23
In epigramma Schurmannae ad me, cuius postrema verba sunt: Quas (grates) tibi cum nequeam reddere, nomen habe 23
Biecht gesproken binnen Zierixzee 23
Voor Ioff.w Lucretia van Trello. - Caput factitium statuae proditoris 24
In Cl. Salmasij librum De re militari Romanorum 24
In incendium Templi Novi Amstelod. ex Italico meo, cujus est initium, Giunse fiamma sottil 24
(Aen Tesselschade.) - In praestantissimi pictoris Dan. Segheri rosas 25
Ad ecclesiam Romanam. - Amantis. - Ad Barlaeum - (Neel gegeesselt.) 26
Ian, de beroude niew-getrouwde 27
To the most honourable Lady Stanhope. With my Holy Dayes 27
'T selve 27
Gulsighe Pier. - Viese Claes. - Klein kreupel Keesje 28
Aen Ioff.w Dorothée van Dorp. Met mijn' Heilige Dagen 29
Aen Ioffrouw Anne Marie Schurman, met mijn Heilighe Daghen 29
Aen Ioff.w Lucretia van Trello met myn Heilighe Dagen 30
A Mad.le d'Osmael 30
Aen Ioff.w Tesselschade Visscher, met myn' Heilighe Daghen 31
Pro rectoratu Ioannis Polyandri 1645 34
My dunckt uw peerd is jongh, seid een jongh Ruytersquant 35
(Tegen een apostille.) - (Iacob tegenspreker.) 35
Aen Barlaeus uytgever van myn' Heilighe Daghen 35
(Trouw-belofte.) - (Pier van zijn boos wijf.) 36
(Neel hertrouwt.) - (Kocks onschulding.) 36
(Armoeds gevolgh.) - (Begraeffenis.) - (Spreeckwoort.) - (Spreeckwoort.) 37
Des Heeren Avontmael. - Op slechte uytleggingen van geleerde texten 38
(Spreeckwoort.) - (Spreeckwoort.). - (Mans hand onder.) - (Spreeckwoort.) 38
In obitum Archiepiscopi Cantuariensis, capite truncati 10/10. Ian. 1645 39
Cur Anna se fateatur esse corruptam 39
In Principis Gulielmi luctum defunctê Reginê Hispaniae 39
B. Hispanis V. - Ad Ad. Vorstium cum electione rectoratus magnifici excidisset. 39
Ad Constantinum Imperatorem eâdem electione praeteritum 39
Ad utrumque. - (Quade Neel diefachtigh.) - (Op Ian.) 40
In pinacothecam Schurmannae ipsius stupendis operibus instructam 40
Van Trijn suss 40
(Vytgeroeyde boom.) - (Ian getrouwt ) - (Maeyen man.) 41
(Claes en syn licht wijf.) - Trijn schortt' een soentje voorde vaeck 42

[pagina 346]
[p. 346]

Blz.
(Truy hertrouwt.) - Ick weet niet wat Maeij over gaet 42
In praestantissimi pictoris Dan. Segheri flores. - (Ians staet.) 43
(Besorghde Pier.) - (Ian pas getrouwt.) - (Geluck boven wensch.) 43
(Trijn om seep uyt.) 43
(Van oude Pleun.) - (Tijdverdrijf.) 44
Trijn seij Ian hadd belooft hij souwse drijmael kussen 44
Pier vond de Bruyd met kind, en seij, 'T is waer 44
(Teuns Kerfstock.) - (Voorsichtighe ongeleertheit.) 44
(Duytsche vrede.) - In mortem adolescentis ex arbore lapsi 45
Ipse loquitur. - Ad Barlaeum, in adventum Tessalae Hagam 45
Ad ignotum Iesuitam, qui pro pictore Seghero epigrammate lepidissimo ad meum rescripserat: cum Momentis desultorijs 45
Ad Danielem Segherum praestantissimum florum pictorem 46
(Ian gewipt.) - (Claes bruydegom.) - Op Trijn groot gaende 46
Ad Danielem Seghers praestantissimum pictorem 46
(Op Ian en Tijs haer vrouwen.) - 'Ksegg dat het veel is; Pier sijn wijf 47
Neel heeft veel' deugden te gelijck - (Tesselschade aen 't weven.) 47
(Op een boos wijf wel belaten.) 48
[Nobilissimo viro D. Constantino Hugenio Zulechemi Domino etc. C. Barlaeus S.P.D.] - Tesselscha boven mijn slaep-camer 48
In tumulum Francisci Aerssenij a filio patri dignissimo positum 49
Aen Tesselschade, vertreckende 49
Aenden uytnemenden bloem-schilder D. Segers. Uyt myn Latijnsch: Vicisti, Seghere, tamen 49
Barlaeo, culpam deprecanti, quod epigramma meae inventionis suis verbis exornasset 49
(Van spaerighe Teun.) - In (Barlaei) epigrammata quibus Templi Amstelodamensis incendium celebravit 50
Neel wierd het Houwelick voor een' vreughd aengepresen 51
Aen Daniel Seghers uytnemende bloem-schilder, met myn' Heilighe Daghen 51
(Kostelijcke teeckening.) - Op Tesselschades haestigh vertreck 51
Pie et constanter hic murus aheneus esto. - Ibidem 52
Credo in Deum, Patrem omnipotentem, Creatorem coeli etc. 52
Aen een hoere kind 52
Een minnaer aen een weduwe op een mugge-nett hem bij haer vereert 53
In albo Iacobi Pylij Senatoris Dordraceni 54
In M.F. Langreni Σεληνοδασμόν 54
'T misverstand. - Flos Batauum, Lux Belgarum, facundia saecli 55
Quid carbone diem pingo? vis cuncta, viator 56
Ergo licet Batauos populi fratres et amicos 56
Op eenen onthoofden. - Schip-breuck vanden Heere Goethals 56
(In Hulstae obsidionem.) - In eandem 57
Epistola ad Graswinckelium dissimulatis iambis 58
(Rescribit Graswinckelius.) - In prodigiosam autumni siccitatem, obsessâ Hulstâ 58
In eandem. - (Hulst gewonnen.) 59
(In Gratium cura Jani Vlitij recognitum) 59
Ad Hulstam, ut properet se dedere. - Ad eandem expugnatam 60
(Op de drooghte, ten tijde van der Spaenschen uyt-tocht van Hulst.) 60
Ad Antverpiam 60
Uyt mijn Latijnsch. Vicimus. Hulsta manum 61
Aende Moerspuij, belegert 61
In effigiem I. Mauritij Com. Nassavij. - In eandem 62

[pagina 347]
[p. 347]

Blz.
In expugnata et mox diruta Hulstae propugnacula, Sanctorum titulis insignita 62
Uyt mijn Latijnsche, Hulsta caput Wasiae, op het veroveren en slechten vande schanschen by Hulst met namen van Heiligen verciert 63
Ad Hulstam. - Sur la demolition des redouttes de Hulst. - Ad Gandam 63
In Plantae Mauritiadem 64
Ian Haspelt met syn Wijf - Vis vini varia. - (Ian en Trijn.) 65

1646.

Pax Monasteriensis 65
Remontez, Rhosne et Rhin au plus hault de vos sources 66
Que sa douce chaleur vous flatte et resjouisse - (Musijck.) 66
In A. Vinnii ad Institutiones D. Iustiniani notas perpetuas 66
(Neel en droncke Claes.) - (Griets voorsichtigheyt.) 67
Een knecht te huer 68
Seght Maeij het minste woord, s' is vaerdigh met haer lijf 68
(In crucem auream Danieli Seghero ab Auriaco Principe dono missam.) 68
In eandem. - (Dobbel geluck.) 68
(Onthout.) - Op Vondelens Altaergeheimenissen 69
Op de 12. boecken van N. - (Ian den opsnapper.) - (Noodingh ter Kercke.) 69
(Ad Posthumum.) - (Ad Aulum sero poenitentem.) 70
(Meer als stichting.) - My luste wel te weten 70
Griet is een Christen mensch, en leeft gelyck een swijn 70
Een Crijsman is een Cruijsman - (Vreemde onvreemt.) 70
(Pluckhaer.) - Pro ursina pelle. - (Lecker Latijn.) 71
In Alb. Dureri picturam chalcographicam 71
In ejusdem xylographicen. - In effigiem mulieris Scoticae, quae 9. liberos uno partu ediderat, Dureri αὐτόγραϕον 72
Ian schorte maer een' volle beurs 72
In obitum Ioannis Polyandri a Kerckhoven 72
(Niew uerwerck.) - Ad Frid. Spanhemium (Polyandro) parentantem παραίτησις. - Ad magnum, olim, poetam 73
Ad Comitem de Servient Regis Christianissimi in conventu Monasteriensi plenipotentiarium 74
Ad Illustrissimum et Excellentissimum Comitem de Avaux 74
Ad Patres Iesuitas, in crucem auream Danieli Seghero ab Auriaco Principe dono missam 74
Nuda veritas. - Gaet, onbehangen Boom, daer Iesus lijf aen hingh 75
De vermomde hoer. - In effigiem uxoris A. van Dijck praestantissimi pictoris, ipsius manu factam. - [Aen den Heer van Zuilichem.] 76
In effigiem Brunonis plumbo delineatam. - In effigiem Henr. Brunonis 77
In I. Smithij Noviomagum 77
Aen Alida Bruno 78
Aen Alida Bruno. - Neel 79
Pro furor indefesse Deûm, pro peste perenni 79
Piger. - Ad Tessalam 79
In Regij Fundamenta physices. - Ad eximium epigrammaticum 80
Aen Cassiopin, Gouverneur tot Geertruydenbergh 81
In speculam Noviomagi editissimo murorum angulo superstructam 81
Ad Patres Iesuitas, pro Patre Daniele Seghero 82
In een Psalmboeck aende weduvrouwe Van Dorp vereert, soo het oude, van haer man gekomen, verloren was 82

[pagina 348]
[p. 348]

1647.

Blz.
Euphrasia. Ooghen-troost aen Parthenine, bejaerde maeghd, over de verduijstering van haer een ooghe 83
Sur deux peignes de Iapon, envoyez à la Reine Regente, Mere du Roy tres-Chrestien 119
In obitum Ioannis Bevervicij Senatoris et archiatri Dordraceni 120
Op een doll gedicht van Ian Soet tegens mijne Heilige Daghen 120
Ad amicos. - Epitaphium scorti. - Fur e furca 121
In F. Spanhemij rectoratum magnificum 121
Ioci moderamen. - Studia conjugum 122
Creauit improbum Deus pari massâ - Ian dé met Iannetje gelyck een man 122
(Welgemaeckt gebouw.) 122
Ex Anglico Francisci Quarli Centur. 2. 1. - In Agyrtam 123
(Frans zijn Frans.) - Die 't op een wagen wagen sal 123
(Aen mijn' voerman.) 123
Rydende op eenen harden wegh voorbij een rad 124
Vrijers rydende naer een' vryster. - Op den selven waghen 124
(Op en uyt.) - Ian op schaetsen 124
Een man van rouw over syn wijf gestorven. Ex Anglico disticho 125
E prosa Anglica. - Neel heeft ons wijs gemaeckt dat noyt en wierd gelooft 125
Voor Ioffrouw Aemilia Kinschot die mij een' citroen sond 125
Ad Electorem Brandeburgicum. - Aulici etymon 126
In Eufrasiam. - (Ad Barlaeum.) 127
[In nebulas Amstelodamenses, ad Nob.m D. Constantinum Hugenium, Eq. Zulechemi et Zeelhemi Dominum etc.] 128
(Ioncker Floris.) - (Schaeckspel quijt.) 128
Ad Barlaeum de nebulis epigrammata scribentem 128

1648.

[Ad Nobilissimum virum I). Constantinum Hugenium Eq. Zulechemi et Zeelhemi Dominum etc. ad nebulae vocem alludentem.] 129
Inscriptio modulaminum quae ad cytharam produxi 129
In mortem Barlaei. - Overslagh van Claes en Neel 130
Sy heeft wat heimelix, 'ten laet sich sien noch hooren 130
Het regende soo hard daer Anne stond en piste 131
Aenden Raedsheer Van Dorp op 't afsterven van sijn vrouw 131
Twee ongepaerde handen op een clavecimbel 131
Aen een' Ioff.w die mij ten houwelick geschickt werde 134
A M.le Casembroot, luy envoyant le Pseaume, 61. ou il y a: Meine moy sur une roche etc. - Sur la mort du musicien Avril. 134
Descente de la tour de La Haye. - 20. Iun. 48 135
Oom sagh als Oomen sien die van veel' jaren Oom zijn - (Trijn de snapster.) 136
Sur ce que Madame la Princesse d'Orange au baptesme du Prince de Brandenbourg representa les Reines de Suede et de Boheme, Mad.e l'Electrice Douariere et soy mesme. Enigme 137
Principis (Groningam) adventus 137
Aenden Edelen Heere van Loge ende Loge Beerum cum annexis 137
In gratiam Professorum Academiae Groninganae; ut pro dignitate vestiantur 138
In idem argumentum 138
In Bibliothecam Groninganam, ubi sceleta anatomica abjecto loco detrusa 139
Op de vertalinge van Sibylle van Griethuysen 139
[Rijm-trant op 't voorgaende.] - (Van de selve, aen Groeningen.) 140

[pagina 349]
[p. 349]

Blz.
Academiae Groninganae damnum ex calamitate publica 141
De philosophia Cartesiana, quae corpora physica in particulas resolvit 141
Ad Schurmannam. Cum in Frisiam Orientalem ablegatus Ultrajectum, ipsâ non salutatâ, transirem 141

1649.

In Hilligerledae campos ubi Adolphus Com. Nassovius Hispanos ingenti strage interemptus ipse coufecit Ao. 15. 142
Ad (Schurmannam) redux. - In effigiem Renati Cartesij 143
In Renati nomen 143
In effigiem Schurmannae 144
In Cathedralis Templi quod Trajecti est nomen vernaculum 144
In domum Adriani Sexti Pontificis Ultrajecti 144
Area castra Vreburgij, nunc forum equinum 144
Templum Buerkerck, cuius in coemeterio gramen succrescere negant 144
In (Schurmannae) pinacothecam. - Templum D. Ioannis 145
Idem. - Praefatiuncula hisce Ultrajectinis 145
Templum D. Mariae, ubi catechesis novitijs enarratur 146
Templum D. Catharinae. - Cathedrale Templum, denuo S. Martino sacrum 146
Ad Schurmannam, num I. Secundi sculpturam imitari voluerit 146
In Academiam Trajectinam 146
In turrim Templi Cathedralis. - Ad Schurmannam 147
In stupendam virginem Annam Mariam Schurmannam, cum illam Trajecti in studio linguae Aethiopicae repperissem Cal. Ian. 1649. st. vet. - Ad ipsam 147
[Ad Nobilissimum virum Sulichemii Dominum pro Musis Aethiopicis responsio.] 148
En faveur d'un amant sur la naissance de sa dame au mois de Mars 148
Inscriptiones villae Clarivij, Clarenbeeck, in gratiam Toparchae Rutgeri Huyghens 148
Clarivium. Clarenbeeck. I. - II. - III. - IV 149
A une dam.le qui avoit composé une Alemande 150
In meditationes posthumas Caroli Regis Magnae Britanniae 150
Primus hic a populo quae non sentiret adactus 150
Parricidium Anglicanum 151
Six qualitez necessaires à la bonne piece de musique instrumentale 152
Niew, Aengenaem gesangh op Fugen, wel door-regen 152
In obitum Fr. Spanhemij lachrimae 152
Ad Franciscum ab Aerssen de Sommelsdyck de Legato sine praeside respondentem 153
Grafschrift van Ioff. Tesselschade Visscher 154
Grafschrift van mijn neefken Christiaen Doublet. - Ander 154
Ander. - In temeritatem nautae Roterodamensis, quâ, cum per ingentem tempestatem minuere velum noluisset, subversâ navi ingens vectorum numerus perijt 111. Id. Sept. 49. 155
Voor 's Heeren Avondmael 155
16.en Psalm uijt den Franschen rijm van Beza, ten nauwsten 155
Pour les chevaux que l'on tuoit à la chasse 156
Sur deux visites faillies du S.r de St. Amant 157
Epitaphium F. Aug. Thuani. E Latino meo. Moment. lib. VI. Qui jacet hic etc. 158
Teun Lansknecht met syn' Lancie inde hand 159
Mijn Snijer sagh een' vent syn backhuijs heel verdurven 159
Ick vond u gistren thuijs, en most het sien ontkennen 159
Mijn meisje sat bedeckt in een' gesloten wagen 159
Ian, die een sware Pleit vervolghde jaer en dagh 160

[pagina 350]
[p. 350]

Blz.
Men preeckt mij 'tspelen af: als onder de gebreken 160
Claes kaetst sijn selven rijck - (Ioosts gebreken.) 161
Een knechtjen wierd bekeven 161
Claes Croes lagh sieck te bedd, meer van Wijn als van Liefde 161
Een Ruijter door een dorp met aller haest gereden 161
Goe Ian ten huijsen uijt gekeven of gestooten 162
Pier hadde Claesje-buer sijn' Ezel geern ontleent 162
Dirck hadde Maey syn wyf met stocken soo gedost 162
Wilm, dien noijt Pill of dranck in 'tlijf en was te preken 162
Ian magh noch manvolck sien, noch vrouw-volck lang en recht 162
Teun, weet ghij wat mij lett, waerom ick langs de Straten 163
Myn gierighe Compeer is toornigh op syn' knecht 163
Claes met den grooten neus is ydeler van Baerd 163
Daer is een Land van Recht, daer dieven onverbeden 163
Neel seght, sy valt in slaep soo haest als 'tdoncker wordt 163
Klein Iantje reed voor uyt, en was bynaer verloren 163
Ghy zyt zoo kleintjes, Ian, dat, als ghij waert vermist 164
Ick weet geen beter Ampt om langhe Ian te vo'en 164
Neel Buijck-en-Borst-en-Bill light onder in dit Graf 164
Men vraeghde Ian de Vrij hoe dat hij op syn' jaren 164
Hier onder light de Kass van mag're Maijens geest 164
Neel is platt als Beschuijt 164
Een spotter met een oogh sprack tot een Bultenaer 165
Hans Crom-voet quam te Hoof, en riep, men most hem hooren 165
Noemt ghij gebreckelick een' mensch die wat gebult is 165
Pier was sijn' schoenen quijt, Pier koot-voet in 'tgemeen 165
Pier staen syn' voeten krom en binnewaerts geboghen 165
Het was een kloecke raed 165
Was d' aenspraeck niet beleeft, en de beleeftheid fijn 166
Een Boeren-predicker sprack op stoel van Vergeven 166
Ian raeckte soetjens met syn' rentjens aen den kost 166
Een Spagnaert en sijn maet geraeckten in krackeel 166
Een hongerighe vent quam vragen aen een weerd 166
Een Boer wierd van een' Hond gebeten op de mart 167
Grafschrift. - (Ander.) - (Vriendsraed.) 167
Teun roemde mij, syn Peerd was eel en delicaet 167
Ick ben een waerde gast, ghij mooght mij wel onthalen 167
Mijn Heer, sey een oud knecht, ick wenscht' u God wou' geven 168
Elck sprack het leste woord - Een Boer, die scheep-sieck lagh 168
Een Boer docht door een' Beeck te waeijen, en het miste 168
Ick socht volck voor de vuijst, op allerley gevecht 168
Een lompe leughenaer, van verre thuijs gekomen 169
Ian-vaer bekeef syn' soon, om dat hij lagh en sliep 169
Neel hadd een' zeere lipp. Haer vrijer wouwse kussen 169
Tryn kleedt sich als een' Hoer, om 't mannen-volck te tergen 169
Daer is geen raed toe, Dirck, men moet syn Wijf believen 169
Louw trouwt een' rijcke meid, slimm, scheel, ross en mis-teeckent 170
Inscriptum Passionibus Cartesij. - Epitaphium obesi 170
Zyt ghij een Goudsmit, Ioost, en is uw maecksel Trijn 170
Teun thoonde mij syn wijf, Theun met syn leelick backhuijs 170
Dirck, zeij Truy, houdt u eens of ghij mijn vryer waert 170
Swart Neeltje, kort en vett krijght dochters lang en ranck 171

[pagina 351]
[p. 351]

Blz
Groot kinderen geraes joegh Sander uyt syn' Boecken 171
Nu zijt gh'een heer, Andries, seij Dirck tot syns gelijck 171
Ick gaf myn' knecht een' hand, en hielp hem seker treden 171
Wyn met water, seyd een Pater 171
Een Monick op geschort droegh een' Boer door een' plass 171
Ian met syn' rappe tong heeft wijsheid als een' Koe 171
(Goemanschapp.) - Phlip stuijpte voor een' Heer met danckelyck gelaet 172
Een Kaelis meende mij te vleijen met een' klucht 172
Een wijs mann heeft geseght, laet Rijmers, mans en vrouwen 172
Een geck bestond te vragen 172
Een Dansser en een Geck zijn Broeders van een bedd 172
Een Ioffer wierdt gevraeght, ofts' yemand sou bekoren 172
Hebj' op een' rijpe noot een tand gebroken, Brant 173
Een Doctor kreegh krackeel met een jongh Advocaet 173
Coopluyden sonder geld vernam ick vast aen 'tpeuteren 173
'Ksagh dieven uyt mijn Huijs met pack en sacken gaen 173
Floor, boose Belies mann, sagh een Scherprechter klouwen 173
Een heel dorp moeijde sich met bidden voor een' waerd 174
Tijs licht-voet most een oor verliesen op 'tschavott 174
Claes klaeghde sonder end, hij was niet wel te pass 174
Myn Apotheker neemt sijn leven Dranck noch Pill 174
Ian sagh een stuckje spex niet grooter als een duijm 175
Maey Kaecks heeft niet een' tand, en is noch sterck en jong 175
Een Doctor hadd een' Boer vijf pillen heeten slicken 175
Mijn Buerwijf leij in 'tCraem; ick vraeghden aen den man 175
Fop pluckten een Conijn, 'teerst dat de geck oijt sagh 175
Teun heeft geld uijtgesett op dobbel geld weerom 176
Weest niet verwondert, Ian, hoe 'ck op een bedd kan slapen 176
Wat soeter Bockjens, seij Ian Goethals, die door 'tHout 176
Piet raeckten overhoop met Neel syn' echte wijf 176
Ick vraeghden ouden Floor, hoe hij sijn langhe leven 176
Ian lagh mij speels-gewijs en terghde met een' stock 177
Een geck was van een' hond gebeten in syn been 177
Ick vond mij in een' sael alleenigh met een' Geck 177
Een Metselaer van 'twerck getroetelt met de Tromm 177
Claus Narr quam voor syn' Heer, en klaeghde dat hy hoorden 177
Men raedde Ian goed Land te veilen voor goed Goud 178
Hoort, Ouders, en leert letten - Bruijn dé syn' Sonen seggen 178
Hans hadde wel gesien dat minder' luij aen Graven 178
Tys treurde troosteloos om een kind van drij weken 179
Louw lecker-beetje, Louw, de leeghe, luije fiel 179
'Ksey, Claes, wat laeght ghy toch en trouwd' een' doove vrouw 179
Neel sagh ter venster uyt twee Neels-verliefde gecken 179
Tijs eischte wat van Trijn dat hij niet noemen dorst 179
(Iulia pudica.) - Spaensche vliegen uyt de Floresta. Aenden Leser 180
(Boeck te verdrucken.) - Grafschrift 182
(De Maevio.) - Ad Schurmannam linguae Aethiopicae operam dantem 183
Ad eandem. - (Ians liefde.) 183
Ian Ianszen Bloodenuijl ontmoette Teun Sladoot 183
'Tis om mijn hoofd te doen, sey Hoppmann Coelberaet 184
Ick stiet een' vent om verr diem' inden weghe trad 184
Kort Keesje draeght altijd wat ruyckens inde hand 184

[pagina 352]
[p. 352]

Blz.
Nell sweert, s' is veertigh jaer, en heeft niet eenen tand 184
Kees wierd een' slechte vrouw ontraden die hy vryde 185
'Kriep, Ian, eij houdt mijn peerd, 'ksal u niet lang benouwen 185
Teun speelden op syn' Luijt voor Neeltjens doove deur 185
Myn peerd pist inde zee 185
Daer vrydde een rycke Geck, die nerghens kon geraken 185
Pier liep mij tegen 'tlyf, en wouw geen stroo-breed wijcken 185
Is 't vreemd, een' bruijne kinn met een hoofd grijs gehaert 185
Mij quam een Paep aen boord, en socht mij te bekeeren 186
Wie op syn twintigst jaer niet schoon en is van aensien 186
Moy' Anne stal myn hert soo haest als ickse sagh 186
Ian kentgh' uw vrienden wel, en wie ghij mooght betrouwen 186
Men strafte Dirck in ernst, om dat hij Tann' bevrucht hadd 186
'Twelvaren vanden Prins is 't all datm' inden mond heit 187
Een Boer quam inden Haegh getreden bij der straten 187
Teun leefde quellyck heen; Truy sagh het aen sijn wesen 187
Een Peerd, een Hond, een' Catt en and're beesten reisen 187
Het schip was inden brand, en 'tsoud' het Kruijt haest gelden 187
Tom hadd een verckentje gestolen van de moer 188
Phlip droegh een' korte dagg in plaets van een rapier 188
Ian, waer ick toch een Boeck gevallen, seij Cathrijn 188
Men eischte mij wel eer een grafschrift voor een' vriend 188
Wij maten met een' vorck, wie van twee langste was 189
Qui n'est beau à vingt ans, et qui n'est fort à trente 189
Piet sonck voor Scheveling in d'ongestuijme baren 189
Claes vond Kees op het pad van beider oude sonden 189
Teun met den langhen neus en met de langhe tanden 189
'Ten heeft noch slot, noch reden 189
Het luste Bruyn te sien hoe 't met syn backhuijs stond 190
Ian prees mij syn klein Bier, en seid, all was 't niet swaer 190
Vergeeft mij, seid' er een, die mij lang hadd staen quellen 190
Ian heeft syn' appetyt verloren, arme Ian 190
Ian heeft mij Coeckoecken en Uylen leeren vangen 190
Tryn wild haer' droncken mann op helpen vanden vloer 190
Uw neus is soo voll vier 191
'Thielp een klein snyertjen een langh mann in 'tniew pack 191
Men vraeghd een' armen Dief, waerom hy hangen most 191
Een die wat silverwercks van yemand hadd geknelt 191
Rooch eist' een' Aelmoes-huijs, en wierd hem toegeseght 192
Neel wierd een' meit in 'tHof, en most daer Trouwheit sweeren 192
Ick sey aen Hopmann Claes, die 't met verwond'ren hoorden 192
Uw' keers-kist is berooft: wilt daer geen' rouw van maken 192

1650.

(Piers rechtvaerdicheyt.) 192
Maeij wierd voor 't Recht beklaeght van dat sij Hoer-huijs hiel 193
Wat zyn die Hoornen toch daer 'tvolck soo veel af praet 193
Teun is maer half jalours van Neel sijn moye vrouwtje 193
Crijn sagh een Edelman in een' bekenden winckel 193
Andries hiet lever-sieck; en de purgatie-gever 193
Antoni, goede mann van 'tbooste wijf der wijven 194
Ian heeft syn goedje niet versett - Een goed mann, dien God gaf 194

[pagina 353]
[p. 353]

Blz.
'Twas fraey om aen te mercken - Neel hadd een' wedding aengegaen 195
Dirck noijdde mij te gast, en riep meer and're gasten 195
Ian socht een' onbekend', en sprack hem selver aen 195
Daer light ghij, seid' een spreew, en weet niet meer te seggen 195
Myn Doctor bad mijn' smit, hij souw sijn' merrie slaen 196
Tryn, onse kuijpers wijf, hadd in haer bedd gepist 196
Claes een-oogh hadd een vrouw die twee schoon' ooghen hadd 196
Tot Tom Toback-mann, inde Druijf 196
Wel, vuijlneus, seij Catlyn, en sprack haer dochter toe 197
Neel heeft goe' vuysten en goe' nagelen daer toe 197
Truij Kaecks rust in dit Graf, gelyck 't all nae de Dood moet 197
'Ksagh Claes den Decker op een huys, of op een' Kerck 197
Ick vraeghde d'eersten dull' in 't Dulhuijs t'Amsterdam 197
Maeij bracht haer' Coeckoeck t'huijs, hoe dat haer buyten Leiden 198
Ian renden inder nacht bynaer een Pael om veer 198
Dirck, die op 'treisen stond, socht Croonen en Dukaten 198
Drij Snijers maken eenen mann 198
Tys most veel spotternij om syn rood backhuijs hooren 198
Ian eischten een matrass, all was het bedde sochter 199
Ann' speelde met een Poll, en soose hoorde kloppen 199
Een seid', en in mijn' sinn hadd hy geen ongelijck 199
Een Schouteth of een Drost, dat weet ick niets te wel 199
Daer Tys gehangen wierd, quam Teun met geess'len vrij 200
Ick handelde met Claes op twee drij koppel honden 200
Ian lagh aen een' quetsuer die 'tscheen hem gingh aen 'tleven 200
Een jeughdigh Capitein van 'tschip de Volle Maen 200
Tys Goed-bier light hier dood verdroncken in goed Bier 201
Een Roover dwong Andries van Beurs en geld te scheiden 201
Neel, onse Pachtster, kreegh elf koeyen inden Bocht 201
Een Coningh trock van leer 201
Een Noordsche vreemdeling sat aen eens Heeren Diss 202
Ian, met syn mager peerd 202
Een boer lagh sieck te bedd van allerleij miserij 202
Een Boeren-Domine sey, als men vasten most 202
Een ongeluckigh mann most byde Boeren hangen 203
Tys at syn buyckje voll als 'tschip begon te sincken 203
Ian socht syn luije wijf, die niet een' hand wouw roeren 203
Een meisjen uyt de Hall - Een Boer en kost niet lijden 203
Mij quam een kloecke Ruijn van wedding met een Boer 204
Men seid' een siecken Boer, die lid voor lid ghingh sterven 204
Dat lieghje Teun, sey Tijs. Teun sloegh hem dat hij kreet 204
Trijn quelde staegh haer vaer met van haer mann te klagen 204
Een jonghe Predicker liep met een goed sermoon 204
Ian hoorde dat syn wijf haer Boeltje stond en swoer 205
Een dertele soldaet 205
Twaelf mannen spreken recht, naer d'oude Britsche wetten. - (Fij en Claes.) 205
Fustce la verité que tu vis toute nue - (Ouden adel.) - Aenden Leser 206
Een vrijer schenckende een reebock aen syn' vriend. - (Heel goet.) 207
Iean cerche son auancement 208
Dans ce braue Verpré tout est fort estimable 208
A Madame la Princesse Louise 208
A la mesme. - Pour la mesme 209

[pagina 354]
[p. 354]

Blz.
Epitaphe burlesque de M. Scaron pour M. d'Aumale, le Scaron travesti 209
[Response plaintiue et burlesque à M.r de Zuijlichem.] 210
[Tombeau de l'esprit de M.r Scarron, à M.r d'Aumale sur ses burlesques.] 210
Sur le portraict de feu S.A. faict en miniature par la Princesse Louise 211
Si je ne louë point cest homme qui se prise - (Paer en Paer.) 211
Vous faictes donc des vers - C'est à tort qu'on la blasme 211
[Epitaphe de M.r Scarron à qui Dieu doint bonne vie et longue. A M.rs de Zuijlichem et de la Voyette, sur l'heritage burlesque et chimerique dont ils ont voulu regaler M.r d'A.] 212
(Reprimende aux faiseurs d'épitaphes pour M. Scarron.) 212
[A Monsieur de Zuijlichem sur sa reprimende.] 213
[Au mesme par autre autheur.] 214
A Mad.le Casembroot, pour deux testes de Mores, enchassées dans des escailles de crabbe - (Grafschrift.) - (Een blinde.) 214
Epistre burlesque a Madame la Princesse de Hohenzollern m'envoyant demander l'Examen des Esprits de Iuan Huarte docteur Espagnol 215
A la mesme aveq les epitaphes de Scarron et leur suitte 217
Epitaphe de la Comtesse de Barlaymont. A la requeste de la Princesse de Hohenzollern. Sonnet 217
Ander. - A Madame la Princesse d'Hohenzollern 218
Iamais la cruauté de la Parque meurtriere 218
A Monsieur d'Aumale s'estant battu en duel 219
Pour la Princesse d'Hohenzollern 220
Le Páris travesti. Discours burlesque sur une visite de Mesdames Louise et Sophie Princesses Palatines et de la Princesse d'Hohenzollern 220
A Madame la Princesse de Hohenzollern, partant de la Haye 225
Invective burlesque au suject de la tempeste qui surprit Madame la Princesse d'Hohenzollern à son voyage de la Haye à Berghe 227
In sex Fastorum libros a Claudio Bartholomaeo Morisoto substitutos 232
In mortem Renati Cartesij. - Epitaphium 232
Du Latin. - (Ian op 't uyterste.) 233
Stances my-burlesques sur la mort de Mons.r Descartes 234
Epitaphe de M. Descartes. - (In Cartesium.) 237
(Pour Susanne.) - (Ad quendam.) 238
Op een mijner dichten in heel korte verssen 238
In effigies Regis et Reginae Galliae ab Anna Maria Schurman cera expressas 238
In easdem. - Ad Annam Mariam a Schurman 239
(Wagenwensch.) - Ad Schurmannam 239
Ad eandem redux. - Epitaphium pueri formosi 240
Aen Ioff.w A. Marie Schurmans. Uyt mijn Latijnsch, Fugi nuper 241
Mijn' huijsingh tot Beeckberghen 241

1651.

Twee testamenten. Ad Foederatos Ordines pro pace Domus Auriacae votum 242
Nocte Februarij 243
Iesuïten vertroost 244
La Tvtele. Epistre burlesque, à Monsieur le Comte de la Vieuville 244
Twee Taerten, twee Taerten 249
(Liefde en vriendschap.) - Ad Posthumum 250
(Aende Princess van Hohenzollern.) 250
Wat waer een' Taert voor soo veel Blommen 250

[pagina 355]
[p. 355]

Blz.
Maria Casembroot is vyfthien iaren oudt 251
A la Princesse de la Grande Bretagne 251
A Mad.le de Renswoude en luy envoyant mes Pseaumes 252
Sur les dernieres heures de M. Rivet 253
In exortam tempestatem et diluvia sub exequias Gulielmi Principis Auriaci 253
(Houwelixe voorwaerden.) - (Trijns hand boven.) 254
A un fiancé chicaneur. - Ad Schurmannam Delphis. - Uyt het Latynsch 254
A un gentilhomme libertin. - A Mad.le du Moulin 255
Ad Seldenum Momentis meis inscriptum 255
Ad Annam Mariam Schurmans inscriptum pompae funeris Auriaci per P. Postium aere expressae 256
Ad Franciscum Iunium Eufrasiae meae inscriptum 256
In effigiem Casp. Strezonis. Ab Angelo expressam 256
Angelus hac sub fronte latet: bene cessit utrimque 257
Iudices iniqui. - Auriacae dum Tutelae sub judice lis est 257
Sic ego de Auriacis mecum quod sentio coeptis 257
Lootij. - Sterremontij. - Triglandj. - Technaei 258
Lindani. - Ad universos 259
Cum vitam configo tuam, conuitia dicis 260
Oragnen light om veer; men lacht en seght, wat nood ist 260
Grafschrift in voor-raed voor M.r Pieter de Vois 260
Le Sophiste resveur me dira ce qu'il veut 261
[Ad illustrem virum, D. Constantinum Hugenium.] 261
Ex Anglico Enchiridio Franc. Quarles. Cent. 2.86 262
Ib. 55. - Noch op des Heeren Avondmael 262
Χάρις ἄχαρις 263
Mijn pyramide op Hofwijck om veer. 2. Sept. 1651 265
Doel-dicht. - Audeo si vultis paribus certare sagittis 265
Hofwyck   266
 
Bijlage. Lofdicht op de Heylighe Daghen (1645) 339
  Voorwerk van Eufrasia. Ooghen-troost (1647) 341
  Opdracht, enz. der Pathodia sacra, et profana occvpati (1647) 341

voetnoot1)
De eigennamen zijn gespatieerd gezet, de beginregels der gedichten zonder opschrift cursief. De haakjes ( ) duiden aan, dat een gedicht in het HS. een opschrift mist, doch dat dit er door den bewerker boven is geplaatst. De gedichten, die niet van Huygens zijn, worden aangeduid door de haakjes [ ].


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken