Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 8: 1671-1687 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 8: 1671-1687
Afbeelding van Gedichten. Deel 8: 1671-1687Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 8: 1671-1687

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (4.51 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 8: 1671-1687

(1898)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[1673]

Dircks onschuldGa naar voetnoot2).

 
Wat leght ghij sonder end het vrouwvolck achter aen
 
En rekelt, vraeghde Ian, Dirck hebt ghij noijt gedaen?
 
En zijn uw' driften min bedaert als die van honden,
 
Die na de vrijsters niet en rasen als bij stonden?
5[regelnummer]
Wel, weet ghij niet, sey Dirck, dat onse vrijsters, Ian,
 
Altijd soo vrijigh zijn als die maer nu en dan?

Gelucksaligh niewe jaer 1673Ga naar voetnoot3).

 
Geluckiger Niew jaer wensch ick mijn' mede-menschen,
 
Dan 't vorighe is geweest,
 
En 't naeste werdt gevreest:
 
Veel saligher Niew jaer en derv ick niemand wenschen.

Schae-baetGa naar voetnoot4).

 
Claes magh geen' Coetsen sien; soo spijt hem d'ondersteeck
 
Van sijn' schoenmakerij, en, daer hij stadigh keeck
 
Naer al dat over wiel voorbij sijn' Winckel rolde
 
En sagh hij nu niet op, al waer 't een' Coets die holde:
[pagina 89]
[p. 89]
5[regelnummer]
Dat neerstigh neersien op sijn werck van muijl of schoen
 
Vergoedt hem half de schae die hem de Coetsen doen.

Lang-leggers onschuldGa naar voetnoot1).

 
Die doorslaept heel den nacht vaert voor wind sonder wenden,
 
Die stucx gewijs ontwaeckt, stopt nu en dan sijn Tij,
 
En light als en laveert van d'een op d'ander' zij:
 
Hoe wilmense de reis op een' uer doen volenden?

Raed van tienenGa naar voetnoot2).

 
'K Heb een' Vergadering van twintigh halve gecken
 
Sien smeden een besluijt van reden en verstand,
 
En heb mij sints ontwent lichtvaerdelick te gecken
 
Met wat ick niet en kend als aenden buijten-kant.
5[regelnummer]
Oock docht ick, en 't was waer, van veertigh gecken heel
 
En is geen' hoop in 't minst, dat s' ijet van waerde wijsen;
 
Maer twintigh gecken half maeckt in 'tgeheel thien wijsen,
 
En, om wat goeds te doen, is dat niet red'lick veel?

Trijns vloeckGa naar voetnoot3).

 
Niet een haer op mijn hoofd en heefter aen gedocht,
 
Soo sweert Trijn door de banck, en die Trijn soo gelooft,
 
Wil soo bedrogen zijn, want alles ondersocht,
 
D'ouw' Toovenaers en heeft niet een haer op haer hoofd.

Averecht schoonGa naar voetnoot4).

 
Ick raesden op mijn' Cock om eten,
 
't Was middagh, en 't en wasser niet;
 
Hij had het, seid' hij, schoon vergeten:
 
't Is wat schoons, sulck schoon schoon te heeten,
5[regelnummer]
Mij dunckt het beter, leelick hiet.

Aen eighenhoorighe TeunGa naar voetnoot5).

 
Teun staet gh' en luijstert naer uw' woorden?
 
Dat 's goed: ick wouw niet dat ghij 't liet:
 
't Waer jammer datse niemand hoorden,
 
Maer als ghij 'tdoet hoeft ghy mij niet.
[pagina 90]
[p. 90]

Bruijlofts gedichtGa naar voetnoot1).

 
Daer de Bruijgom Pieter hiet
 
En sijn alderliefste Celij,
 
Schreef ick voor een Bruijloftslied,
 
'K hoop het waschen sal als ried
5[regelnummer]
't Groene bed vol Pietercelij.

Klein-groot verschillGa naar voetnoot2).

 
Op een woord averechts, dat's buijten toon, genomen
 
Besluijt men dickwils mis:
 
't Scheelt op den Molen veel of een eerst is gekomen
 
Of eerst gekomen is.

Recht meesterschapGa naar voetnoot3).

 
Dirck, magh ick u een woord vermanen van uw Luijt?
 
Ick sie, ghij brenghtse tot een redelick geluijd,
 
Met snelle vingeren en zenuwen die trillen:
 
Maer, overvleidt u niet; dien hooghmoed kan ick stillen,
5[regelnummer]
En seggen u in ernst, Al 't goed dat ick daer hoor,
 
En daer uw hand mé pronckt, schreef haer een ander voor.
 
Bedenckt nu eens, fijn man, is 't niet een schoon bedrijven,
 
Te konnen lesen en niet eene letter schrijven?
 
Dirck, wilt ghij meester zijn, en ben ick waerd gelooft,
10[regelnummer]
Leert uw' hand lesen, maer uijt letters van uw hoofd.

Van milde IanGa naar voetnoot4).

 
Jan sal mij, seght hij, bij een Codicil bedencken,
 
Voor al mijn dienen, al mijn leenen en mijn schencken:
 
Maer, naer ick wel bedenck hoe nood' hij scheidt van 't sijn,
 
Sal dat bedencken licht niet als bedancken zijn.
5[regelnummer]
Neen, seght hij, 't Codicil sal vast gaen; mits ick lever'
 
't Klein zegel-blad papier: hoopt wat van sulcken gever.

OverlastGa naar voetnoot5).

 
Frans vilde mij mijn Oor met sijn onstelde Luijt,
 
Terwijl ick stond en wenscht', O Hemel waer 't eens uijt!
 
Met sprong sijn Quint aen tween, en Frans riep om een ander:
 
Soet, seid' ick, 't is verboon, twee Quinten na malkander.
[pagina 91]
[p. 91]

Swack-sterckGa naar voetnoot1).

 
Men doet mij ongelijck, seght Hopman Hans, 't is waer,
 
Ick heb een' hoop slecht volcks; maer 't maeckt een brave schaer.
 
Die 't soo niet en begrijpt, lett op mijn Paerds staert maer;
 
Hoe sterck is heel die staert, hoe swack is ijeder haer.

Korte afslaghGa naar voetnoot2).

 
Men eischte meester Dirck sijn eenigh rijcke kind:
 
'K sal sien, seij Meester Dirck, en meester Dirck was blind.

MistijdingGa naar voetnoot3).

 
Eergistren hadden wij een Stadt in van belang,
 
Met achtien hondert man geslagen, en noch grover.
 
Die vreughd en duert ons niet als een paer daghen lang:
 
Eergistren was de Stadt, nu is de tijding over.

Geck geluckGa naar voetnoot4).

 
Ian, seghtmen, speelt den geck, om aenden kost te raken,
 
En heeft geest noch verstand om ijemand te vermaken.
 
Ick segg heel averechts, Ian is een geestigh man,
 
Die van een ambacht leeft dat hij niet wel en kan.

Eigen onkennisGa naar voetnoot5).

 
Dirck meent hij weet het al wat menschen weten kunnen.
 
Die eere soud ick hem van goeder meening gunnen:
 
Maer sijn alweten heeft een leelick groot gebrek;
 
Hij weet niet dat hij heet en is een groote geck.

Moederlijcke redenGa naar voetnoot6).

 
Ick vraegd' hoe light ghij soo en baert op Magdaleen
 
Uw moije dochtertje, Trijn, sult ghij noijt bedaren?
 
Neen, sei sij, neen, ick baer met al te groote re'en,
 
En, had sij niet gebaert, ick sou soo seer niet baren.

Vuijle NeelGa naar voetnoot7).

 
Vuijl en bekladt, gelijck haer wercken,
 
Is 't al dat Neel heeft om en aen.
 
Soo is het tweesins te verstaen.
 
Neel, gaet ghij met die Huijck ter kercken?
[pagina 92]
[p. 92]

Dirck gewaerschouwtGa naar voetnoot1).

 
Dirck, zijt gh' een Hoveling geworden, weest het wel,
 
En leert rechtsinnigh lesen,
 
En lett wel hoe ick spel,
 
Nu moet gh' hof-aerdigh, Dirck, en niet hoovaerdigh wesen.

Instar Latini meiGa naar voetnoot2).

 
Claes randde Claertjen aen daer s' in een stoel op 't pad
 
Dicht toe gedoken sat.
 
Claer hiel haer gram en sprack, wat hebt ghij m' hier te moeijen,
 
Hoe wist ghij dat ick 'twas? Ah, zeid hij, vraeght ghij dat?
5[regelnummer]
Schoon' moordenaer's, ick heb mijn wonden voelen bloeijen.

Laet loopenGa naar voetnoot3).

 
Thijs, is uw wyf op 'tpad, en gaet ghij ondernemen
 
Na 'tVercken te vernemen?
 
Dat gaet, als of de Beul ter Stadt uijt waer gerocht,
 
En of de Dief hem socht.
 
23. Feb.

Oude AndriesGa naar voetnoot4)Ga naar voetnoot+.

 
Iong, gingh Andries heel recht, oud buckt hij, en gaet krom,
 
Dat's noch een rechten, noch een hoogen Ouderdom.
 
eod.

NeuswijsheitGa naar voetnoot5).

 
Was 't dit niet daer eertyds Democritus om loegh?
 
Veel' zijnder al te wijs, en niemant is 'tgenoegh.
 
eod.

Piers wenschGa naar voetnoot6)Ga naar voetnoot+.

 
Pier wenscht sijn Annas Doot;
 
Soo werdt hem nagegeven;
 
Maer dat en ded' ick noot;
 
Ick wenschse maer, seijt Pier, gerust in 'teewigh leven.
 
24. Feb.
[pagina 93]
[p. 93]

Van Ian altegen.

 
Ick ben soo bang voor Ian sijn eewigh tegenspreken,
 
Het minst van sijn' gebreken,
 
Dat als hij komt en vraeght, wat dagh is 't, of wat tij?
 
'k Segg' maer, soo 't u belieft; soo houdt hij 'tstaeg met mij.
 
eod.

Kortste wegh.

 
Dirck, wilt ghij eens de gunst van yeder een verwerven,
 
'k Weet u geen beter raed, als eerst te liggen sterven.
 
eod.

Aen malle Ian.

 
Wilt ghij wijs werden, Ian, lett op mijn onderwijs;
 
Indien ghij swijgen kont, zyt gh' al half wegen wijs.
 
eod.

[Siet hoew' ons' ijdelheit sien breken en verneeren]

 
Siet hoew' ons' ijdelheit sien breken en verneeren,
 
Met waer wij dagelyx mé omgaen en verkeeren.
 
Weet, schoonste Ioffertjens, 'tis noodigh dat ghij 'tweett,
 
En dickmaels aen gedenckt: mijn neus heeft meer gevallen
5[regelnummer]
In 'tkostelicke vuijl van Koey' en Paerde-stallen
 
Als inden Amber van (met oorlof) uw Secreet.
 
26. Feb.

Aen losse Claes.

 
Claes, hebt gh' hier soo gesorght van heden af voor morgen,
 
Van gisteren voor nu, en weinigh op gedaen;
 
Hoe, meent ghij, sal het u in 'tander leven gaen,
 
Daer m' u soo weinigh voor, soo selden heeft sien sorgen?
 
eod.

Drincken doodt.

 
'k Ontsie de nuchtere, die altyd bij haer' sinnen,
 
Met reden eindigen en met verstand beginnen:
 
De dronckaerts vrees ick niet; met een paer stoopen wijn
 
Kan ick haer meester zijn.
 
28. Feb.

Aen ijemandGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.

 
Bekende Logenaer, bij mij zijn geen' secreten,
 
Of seer gerustelyck wil icks' u laten weten.
 
Want gaetse, soo 't u lust, trompetten over al;
 
Daer is geen levend Mensch die u gelooven sal.
 
5. Mart.
[pagina 94]
[p. 94]

Eigen biecht.

 
Laet spaeren, seght Andries, die land en Geld en waer heit;
 
Tot sijnent weet hij niet te spaeren als de Waerheit.
 
eod.

Dircks verboden klachtGa naar voetnoot1).

 
'k Ben overschatt, seyt Dirck, en met drijdobble Ro'en
 
By alle mijns gelyck onwaerdelijck geslagen:
 
Dat straffen sij die 't sien, dat weten sij die 't doen,
 
En menigh droevigh jaer verdraegh ick nu die plagen.
5[regelnummer]
Nu 'k langer niet en kan, en wete waer noch wie
 
De vrome vriend wil zijn die mij sijn' voorspraeck bie',
 
Herdubbelt men den last en seght, Ghij mooght niet klagen.
 
Een woord, om Gods wil dan, en laet een Christen vragen,
 
Wie soud men 't in Algier of Tripoli doen dragen?
 
11. Mart.

Redelijck bericht.

 
Vier jonge Ioffertiens geleidd' ick langs de Straet
 
Van een' voorneme Stadt die in Europa staet:
 
Waer henen, riep het volck, met soo veel Geiten, Heer?
 
Veel, lieve kinderen? daer hoorter noch veel meer,
5[regelnummer]
Veel meer oneindelick, sprack ick met styve koonen,
 
Bij 'tgrouwelick getal van Bocken die hier woonen.
 
eod.

MaetGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.

 
Onthael ick wijse li'en op Pannekoeck en Wafel
 
En yet meer, 'ksiese licht te vreden met mijn' Tafel.
 
Indien sij 't niet en zijn, voor veeler sotten keel,
 
Soo weinigh als 'er is, en iss'er maer te veel.
 
eod.

Aende klocksteller.

 
Raedt, isser voor mijn Uerwerck raed?
 
Het gaet te vroegh en staet te laet.
 
12. Mart.

Aen Wilhem.

 
Uw lamme Luyt-spel, Wilm, verselschapt ghij soo dicht
 
Met grouwelyck vertreck van mond en van gesicht,
 
Dat ick u niet en kenn als 'tuijt is, hoe ick 't wende;
 
En ken ick u in 'tlest, 'kwild' ick u niet en kende.
 
13. Mart.
[pagina 95]
[p. 95]

Oogentroost.

 
En laet u met een hoop van ydelheit niet asen,
 
Uw' oogen, Bestemoer, vervallen als uw vel,
 
Daer helpt geen plaesteren meer aen: bedenckt u wel,
 
Ghij saeght noijt oude kerck met heel' en held're glasen.
 
eod.

Aen schepen Ian.

 
Ick ken een' Schepen, (Ian, kent ghij der oock niet een?)
 
Die al 't profytelixt voor 'tbillijxt keurt en 't waerste:
 
De Tong in 't Goud-gewicht en kan het niet alleen;
 
Sijn' luijstert al soo naer, en hanght altoos na 'tswaerste.
 
24. Mart.

Op Andries.

 
Ick lachte met Andries in 't praten by de Vier;
 
Hy nam het op het Mes; ick scheen sijn zeer te raken.
 
Scheert ghij den geck met mij? sprack hij met bitse kaecken:
 
Neen, zeid' ick, malle Pier;
5[regelnummer]
Dat 's 'twerck van uw' Barbier.
 
28. Mart.

Over des Heeren AvondmaelGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.

 
Tot dijner heughenis hebt gh' ons dit voorgeschreven,
 
Almachtigh Middelaer, doegh' uijt het stervend leven
 
En van 'tvervloeckte Hout, daer ghij voor ons aen hingt
 
En uijt de koude Rots ten hoogen Hemel gingt.
5[regelnummer]
Wel moght ghij 't seggen, Heer, dus sult ghij mijner heugen:
 
Ghij saeght medoogentlick op 't machteloos vermeugen
 
Van dijne Leerlingen: de kloeckste weecken eerst,
 
Als 't op den nood aen quam, en elck vergat om 't zeerst
 
Hoe hij gewaerschouwt was, getroost en onderwesen.
10[regelnummer]
Elf blevender nochtans van velen uijtgelesen
 
Die daer eendrachtelyck van aller zielen plicht
 
Het voorbeeld mosten zijn, en doen 't in dijn gesicht
 
Ter eewigh' heughenis. Sij deden 't naer dijn voordoen,
 
En wij naer 't haer. O God, geeft dat wij 't door en door doen
15[regelnummer]
En hechten meer ons hert aen Dij, ons Levens Brood,
 
Als aen des' heilige doodverwe van Dijn Dood,
 
En sulcx getuijgen, niet ter loops in volle kercken,
 
Maer in 'tvoornemen van voll' aendacht, woord en wercken.
[pagina 96]
[p. 96]

Eighen uerwerckGa naar voetnoot1).

 
Wy tasten onsen Pols, als 't hapert hier of gins:
 
Maer, soo w' hem tasten met wat min haests en meer sins,
 
Wij souden voelen dat elck klopje van die Ader
 
Een treedjen is na 'tgraf, en 'tsterven soo veel nader.
5[regelnummer]
Slaet daer wat Koortsighs toe, soo stappen Pols en wij
 
Den dagelyxen draf vrij spoediger voorbij.
 
Wijs waer hij, die hier uijt sijn' aendacht wat gewende
 
Aen dat heel seker en onseker ding, sijn Ende.
 
Uer-wercken maecken wij, maer 'tis geen wedergae;
10[regelnummer]
Daer isser geen van all dat soo vast wijs' en slae.

Tuschen een korsele siecke ende sijn doctorGa naar voetnoot2).

 
Ghij seght mij, Eet wat: maer ick kan niet eten, Geck;
 
En als ick eten kost had ick u niet gebreck:
 
Leert mijn' Maegh hongeren, sij sal mij leeren eten.
 
Dat gheen van beid' en kan, wat hebt ghij 't ons te heeten?
5[regelnummer]
Ick ben sieck. Weest niet sieck, seght ghij. wat een gebod!
 
Die 't heeten kost en doen geschien was Mensch en God.

Magdaleens waerdeGa naar voetnoot3).

 
Trijn veilde voor goe' waer haer moije Magdaleen,
 
Geladen, onverhoeds, met wat jong vleesch en been:
 
Waerom niet? sy bedroogh geen levend mensche, dochth'er,
 
Sy veilde Magdaleen voor een vol-maeckte Dochter.
 
1. Maij.

Ians vernuft.

 
Ian besight geen papier daer 'tyeder om bemint;
 
Ick soude derven wedden,
 
Dus heeft het Ian versint:
 
De saeck is wereldlick, sij sal haer selven redden.
 
6. May.

Waer-rijmGa naar voetnoot4).

 
Hier segg ick altijd waer,
 
Ian raeckt' aen slechte waer;
 
Want Ian en nam niet waer
 
Van wie, of hoe sij waer,
5[regelnummer]
Van Holland, of van waer.
 
Een slechte geck voorwaer.
 
Maij.
[pagina 97]
[p. 97]

A mad. de SterrenburgGa naar voetnoot1).

 
Ie vous paije d'un son, vous me paijez d'une ombre,
 
Cela s'accorde au nombre,
 
Mais l'inegalité
 
Paroist grande de l'une à l'autre qualité.
 
 
5[regelnummer]
Mon son passe et perit, dès qu'on l'a senti naistre,
 
Il est, et cesse d'estre
 
Dans le mesme moment,
 
Et ne scait on si c'est ou de l'air ou du vent.
 
 
 
Vostre ombre durera tant que le monde dure,
10[regelnummer]
Et tant que de peinture
 
Memoire et mention
 
Restera du Midij jusqu'au Septentrion.
 
 
 
Que je vous paije bien! quand je seraij sous terre
 
Et forcé de me taire,
15[regelnummer]
Vous ne tiendrez plus rien,
 
Qu'un peu de souuenir de ce pauure entretien.
 
 
 
Quand vous ne serez plus, ceste excellente image
 
Passera d'aage en aage
 
Pour autre original.
20[regelnummer]
Que je pers au marché, que vous me paijez mal!
 
 
 
Mais, Madame, apres tout la partie est bien faicte,
 
Vous semblez satisfaicte
 
Et je m'en trouue bien.
 
Vous vous donnez, je troque et je ne donne rien.
 
Hag. 20. May.

Sur le portraictGa naar voetnoot2).

 
Pere et Mere ont donné la vie à ceste belle;
 
Mais vie perissante et sujette à mourir.
 
Sa merueilleuse soeur, ne le voulant souffrir,
 
D'une immortelle main l'a rendue immortelle.
[pagina 98]
[p. 98]

Sur le portraictGa naar voetnoot1).

 
Cesse de te flatter, Nature, du merite
 
D'auoir seule produit ce chef d'oeuure esclattant,
 
Puis que tu vois icij que la noble conduitte
 
Du Pinceau d'une Fille en a sceu faire autant.
 
25. May.

Aen I. NotéGa naar voetnoot2).

 
Kees knol, mij luste wel te weten,
 
Waerom de Musen Musen heeten.
 
Men dooptse soo; maer 'tis quae tael:
 
't Zijn negen Muijsen; ruijgh of kael,
5[regelnummer]
Dat weet ick niet soo nauw te schatten.
 
Ghij sult het onderscheit wel vatten;
 
Gedenckt u noch maer vande Cat
 
Die haer Madame had gevatt.
 
Nu, by die Muijsen heet de Pater
10[regelnummer]
Signor Apollo, en 'tis een Cater.
 
Wat dunckt u, was de Cat soo rap,
 
Hoe varen sy by 't Caterschap?
 
4. Iun.Ga naar voetnoot3)

Ian tegen.

 
Ians tegen-woordicheit valt mij soo swaer te dragen,
 
Dat, als hem lust te vragen,
 
Wat weer is 't, en hoe laet? ick antwoord, sonder meer,
 
Al soo ghij wilt, mijn Heer.
 
8. Iun.

[Ite bonis velis qua vos bona causa triumphum]

 
Ite bonis velis qua vos bona causa triumphumGa naar voetnoot4)Ga naar voetnoot+
 
Securos sperare jubet; cedentibus insta
 
Victor Eqves, victor Trompi, bis uterque duorum;
 
Tertia non dubiam spondet victoria palmam,
5[regelnummer]
Nec numero fortes fas est majore moueri.
 
Pluris erit, plures paucis, quam vincere paucos
 
Pluribus: hanc iterum vobis acquirite laudem.
 
Altera conjunctos inflet (si gloria) Reges
 
Gloria deterior, duplicem de Classe Bataua
10[regelnummer]
Simplice victricem nunquam sine laude pudenda
[pagina 99]
[p. 99]
 
Ga naar voetnoot+
 
Fama feret. si te dicet perijsse, quod absit,
 
Oppressum numero, certe, pugnasse, triumphi
 
Instar erit, nulloque decor delebilis aeuo.

Maeticheit.

 
Ghij light en vraegt en vraegt, Andries, en maeckt mij moe
 
Met vragen wat ick doe, daermede ick oude leden
 
Gesond en jeugdigh houw: 'tis waer het heeft een' reden;
 
Maer, wilt ghij wijser zijn, vraegt wat ick niet en doe.
 
15. Iun.

Niet als noodweer.

 
Mijn' Sonen, hoort; ick laet en heet u leeren schermen:
 
Maer al uw schermen moet niet meer zijn als beschermen.
 
18. Iun.

[De Classe victa qui triumphauit bene]

 
De Classe victa qui triumphauit beneGa naar voetnoot1),
 
Melius triumphat de fugatis Classibus.
 
Tace, vetustas: nemo victorem semel,
 
Nos Herculem bis vidimus contra duos.
 
24. Iun.

Op (het) antwoord (van Cornelia Noté)Ga naar voetnoot2).

 
Daer was niet netters uijt te pluijsen,
 
Als dat van 't Woordje, Muijs, komt muijsen.
 
Kees knol, ghij hebt het recht gera'en,
 
En onse Tael veel goeds gedaen.
5[regelnummer]
Siet wat een geestigh overleggen;
 
Men hoeft voortaen niet meer te seggen,
 
Gelijck een Boer seght aen een' Boer;
 
Maer, met beleeftheit, Muyst je Moer.
 
6. Iul.

Aen ioff. Mar. Magdalena Pergens met mijn' CorenbloemenGa naar voetnoot3).

 
Schrickt van dit Monster niet: is 'tgrouwsaem van gewicht,
 
Van aensien en van lijf, 'tis in sijn selven licht.
[pagina 100]
[p. 100]
 
Moij meisjen, isser ijet te vinden in een hoeckje
 
Wat lesens waerdigh zij, soo is 't maer een klein boeckje,
5[regelnummer]
En hangt ghij'r somtyds uw' schoon' oogen aen te kost,
 
't Sal lichtelijck soo haest gedaen zijn als begost.
 
29. Iul.

Van nydighe Ian.

 
Ian, die syn backhuijs meest soo suer staet als Azijn,
 
Hoe komt hij nu soo wit en minnelyck te zijn?
 
Voorseker salder ijet geschieden of geschiedt zijn,
 
Daer boosen om verblydt en vromen in verdriet zijn.
 
31. Iul.

Princen less.

 
Het feilen van 't Gemeen, bij dat van groote Heeren,
 
Scheelt soo oneindelick als hier by staet te leeren.
 
Een scheurtjen in slecht Glas geeft weinigh schad' of schand,
 
Maer 'tminste stippeltje bederft een' Diamant.
 
eod.

Aen Louw den stouten oversetter.

 
Uw' Oversetting, Louw,
 
Gelyckt een' vrouw te bijster
 
Die 'k noode noemen sou
 
(Het is een' soete vrijster)
5[regelnummer]
Men vindt se schoon, en prijst h'er:
 
Maer s'heet soo wat ontrouw.
 
Hag. 26. Sept.

[Albane, disce regulam, si sanus es]

 
Albane, disce regulam, si sanus es:
 
Injuriam, errorem, dolum, fraudem, nefas,
 
Quod non vetas, vetare cum possis, jubes.
 
19. Oct.

Claes in de kelder.

 
Claes heeft een machtigh Huijs gebouwt tot inde lucht,
 
En treckter, voor sijn hoofd, noch nut af noch genucht:
 
't Huijs blinckt tot onder 'tdack met inboel aller waerden;
 
Hij selver, als de Mol, woont op het diepst in d'aerde,
5[regelnummer]
Soo veel als levendigh begraven onder 'twerck:
 
Wat light'er op sijn Graf een kostelicke serck!
 
21. Oct.

Vanden selven.

 
Claes, seid' ick, uw gebouw is op end op soo helder;
 
Wat light gh' u en versuft in een verdufte kelder?
[pagina 101]
[p. 101]
 
Ick moet toch, seid' hij, haest aen 't onderaerdsch gewoon;
 
Van hier begin ick vast, en maeck het mij gewoon.
 
eod.

OversettingheGa naar voetnoot1).

 
De Duyvel hael' de vent die d' Uren eerst bedocht,
 
En die ons d' eerst in Stadt den Sonnewijser brocht,
 
En ons den heelen dagh in brockelingen spliste.
 
Toen ick een Jonge was, was dese buyck 'tgewiste
5[regelnummer]
Van alle Wijser-werck; Als die om eten sprack,
 
Was 't altoos etens tijd, mits daer geen kost gebrack.
 
Nu, isser kost of niet, het moet de Son believen,
 
Of daer's geen eten aen: men wil de Stad gerieven
 
Met Wijsers over hoop; maer siet eens hoet'er gaet,
10[regelnummer]
De menschen kruypen swart van honger langs de straet.
 
25. Oct.

Op Ian.

 
Mijn seggen en Ians singen
 
Zijn seer verscheiden dingen:
 
Ian meent, hij singt Musieck;
 
Ick segg, hij singt my sieck.
 
6. Nou.

Siet toeGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.

 
De menschen moeten sich weerzijds met haer' gebreken
 
Verdragen: jae, noch meer,
 
Beminnen, spreeckt de Heer.
 
Een yeder zij verdacht, die dat derft tegenspreken,
5[regelnummer]
Hoe suer 'them op kan breken.
 
20. Nou.

Domi sapeGa naar voetnoot3).

 
Wat light het volck en pluijst elck aen een anders zeeren?
 
Hoort, Vrouwen, en hoort, Heeren;
 
Lust ijemand wat gepluijs,
 
De beste vinden werck, en halswerck binnen 's huijs.
 
eod.
[pagina 102]
[p. 102]

De Mattiaci Georgarchontomachia Batavi testimoniumGa naar voetnoot1).

 
Tanti erat, infami quassam trepidasse tumultu
 
Messopolin, tanti tota inciuilibus armis
 
Valacria et Procerum foede violata potestas.
 
Absque ferum lijmphata nefas impune patrasset
5[regelnummer]
Turba, virûm an pecudum, (dubium est quo nomine signes)
 
Nobilis, Autoptae in cerebro, sine luce perisset
 
Embrijo; qui nunc in lucem facundulus infans
 
Prodijt, et visu Patriae turpissima, lectu
 
Pulchra, mihi auditu longe gratissima fecit.
10[regelnummer]
Multa Patri certe, multa obstetricibus, hoc de
 
Tam facili partu, debetur gratia Musis.
 
Hag. 24. Nou.

Magdaleen de bruijt.

 
Maey trouwde Madeleen, haer lichte dochter, uyt,
 
En 'twas de soetste Bruijd en de volmaeckste, docht h'er,
 
Die oijt ter kercke quam: En, 'twas waer, seid' een Guijt,
 
'S Had alle mans geweest een' vriendelycke dochter,
5[regelnummer]
Soo was 't geen wonder oock, was s' een' vol-maeckte Bruijd.
 
18. Nou.

[Impia gens ergo et quâ nil immanius ulla]

 
Impia gens ergo et quâ nil immanius ullaGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+,
 
Perfidius nihil ulla tulit, vel Punica, tellus,
 
Migrat, et a nostris subito se Arisque focisque
 
Proripit; unde truces animos pauor occupat, unde
5[regelnummer]
Victrices trepidare stupet Sol ipse cohortes?
 
Vix collato pari placuit sibi Roma triumpho:
 
Scipio Arausiades, quassâ Carthagine, plus quam
 
Annibalem, procul a Patria, pernicibus armis
 
Extorquet Patriae, et partis male cedere cogit,
10[regelnummer]
Instantique, fugae probrum praeferre, ruinae.
 
Dicite, cuius habet tantas absentia vires,
 
Quid poterit, quid non, tanti praesentia Turni?
 
9. Dec.
[pagina 103]
[p. 103]

Op d. Graswinckels tweede deel vande Opperste machtGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.

 
Het Heele ging voor uijt, nu volght dat Heel in deelen;
 
Was 't Heele veel in een, meer is dat veel in veelen.
 
Dus sluyt Graswinckels Pen 'tgeens' over lang begost,
 
Met d' Oppermachten na te speuren uijt haer' gronden.
5[regelnummer]
Wat waer het nu een' Pen, die soo nasporen kost
 
Graswinckels Oppermacht in wat oijt menschen konden!
 
15. Dec.

Lithotomiae parum felicis excusatioGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.

 
Quae sarcinis leuare vesicas solet,
 
Et embrijones execare saxeos,
 
Laudata laeto saepe successu manus,
 
Id si semel non praestitit, veniam negas,
5[regelnummer]
Seuere censor? unus error calculi est.
 
19. Dec.

Aenden h.e Arnout van Overbeeck met mijn' CorenbloemenGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot+.

 
Ghij die mijn' vodden tot in Indien gebrocht
 
En daer, al zeilende, wat deegs hebt uijtgesocht
 
Dat noyt daer in en was: is 'tgoedje van uw' gading,
 
En wilt gh'er noch eens heen, hier 's niewe ballast-lading:
5[regelnummer]
Gaet en vertiertse daer, en draeght u als mijn Tolck,
 
In 'twarm Batavia, en vraeght dan 'tswarte volck,
 
Of oijt ontrent haer' Cust (de Zee-koe uijt genomen)
 
Een monster als dit Boeck te voorschijn is gekomen,
 
En of m' oijt onder haer een' sotten snapper von,
10[regelnummer]
Die in soo veel papiers soo weinigh seggen kon.
 
23. Dec.
[pagina 104]
[p. 104]

['T Oubollige Tooneel daer wij den geck op spelen]

 
'T Oubollige Tooneel daer wij den geck op spelenGa naar voetnoot1),
 
En houden ons voor wijs', wie soud' het niet vervelen,
 
Als 't rechte wijsheit waer die ons in 'therte sat?
 
Wij weten het bedrogh, en worden 't wijs noch sat.
5[regelnummer]
'T zijn Menschen inden schijn, en inder daet of Apen,
 
Of Ezels, of sulck goed, daeraen wij ons vergapen.
 
'T zijn maskers, in een woord. Daer wil ick tegen gaen:
 
Hoe tegen? jae door heen; en dus soo vatt ick 'taen.

Natuerlijck berichtGa naar voetnoot2).

 
Wat maeckt ghij daer alleen in 't doncker met u beiden?
 
Riep Claes aen een jong paer; sij loeghen eens, en seiden,
 
Ghij zijt te haestigh, Claes, wij wetender niet van,
 
't Moet negen maenden zijn eer 't ijemand seggen kan.

Niew jaer, ten einde van 1673Ga naar voetnoot3).

 
Is seventich en drij ten end,
 
En zijn w' al reeds aen Vier belend?
 
Hoe loopt de tijd! hoe wil hij loopen?
 
Ick wil niet vreesen sonder hopen:
5[regelnummer]
O God, behoedt ons maer voor 't Wee
 
Van noch eens seventich en twee.
 
ult. anni (31 Dec.).

Té-dronckaerts.

 
In jongen en in Ouden
 
Is een gemeen gebreck,
 
Om middelmaet te houden
 
Zijn s' all' al veel Té geck.
 
eod.
voetnoot2)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot3)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot4)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot1)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot2)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot3)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot4)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot5)
Alleen in 2 afschriften van andere hand; boven één schreef H zelf den titel. Het versje is niet gedateerd.
voetnoot1)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot2)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.
Bij vs. 3 in marg.: modo. - vs. 4: primus.

voetnoot3)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot4)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot5)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.
voetnoot1)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot2)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot3)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot4)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot5)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot6)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot7)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.
voetnoot1)
Alleen in 2 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.

voetnoot2)
Alleen in 3 afschriften van andere hand. Het versje heeft geen datum.
Zie Phyllis agnita. Ex Hispanis, dl. II, 242, en ook dl. IV, 159.

voetnoot3)
Ook in afschrift van andere hand, met den titel: Aen Thijs.

voetnoot4)
Ook in afschrift van andere hand.
voetnoot+
[krit] vs. 1 en gaet afschr.: laegh en

voetnoot5)
Bij vs. 2 in marg.: Plessis.

voetnoot6)
Ook in 2 afschriften van andere hand, met den titel: Van Pier.
voetnoot+
[krit] vs. 1 Annas afschr.: Anna - vs. 4 'teeuwigh afschr.: 't ander

voetnoot1)
Ook in afschr. van andere hand.
voetnoot+
[krit] vs. 3 Want gaetse afschr.: Gaet ghijse

voetnoot1)
vs. 9 men 't eerst: 't mij

voetnoot2)
Ook in afschr. van andere hand.
voetnoot+
[krit] vs. 1 en afschr.: of

voetnoot1)
Het vers is niet gedateerd.
voetnoot+
[krit] Bij vs. 1 in marg.: Εἰς τὴν ἐμὴν ἀνάμνησιν. 1. Cor. 11. 24, 25.
voetnoot1)
Het versje is niet gedateerd; het staat op hetzelfde blad als het vorige.

voetnoot2)
Het versje is niet gedateerd; het staat op hetzelfde blad als de beide vorigen

voetnoot3)
Ook in afschr. van andere hand, met den titel: Van Magdaleen.

voetnoot4)
Het versje is doorgeschrapt.
voetnoot1)
Anna van Aerssen, dochter van Johan van Aerssen, drossaard der baronie van Breda, was de tweede vrouw van Pieter van Wassenaar Sterrenburg (1624-1668), kolonel der garde en gouverneur van Willemstad. Hare zuster Jeanne van Aerssen schilderde zeer goed; H. prijst haar talent meermalen in zijne brieven. Haar leven werd door tering bedreigd (vgl. brief van 26 Juli 1674 aan Prinses Louise van de Paltz; Lettres francaises). In 1682 ging Jeanne met hare zuster te Utrecht wonen. (Brief van H. van 7 Mei 1682 aan haar beiden; t.a. p.)

voetnoot2)
Het versje staat in het HS. tusschen de coupletten van het vorige gedicht; het slaat dus op het portret en is vóór of op den 20sten Mei geschreven. Het portret was zoo goed, dat men het meermalen voor een Netscher hield. (Brief aan Louise van de Paltz, t.a. p.)
voetnoot1)
Het versje staat op hetzelfde blad als dat van 20 Mei en doelt dus op hetzelfde.

voetnoot2)
Ook in afschr. van andere hand, met den titel: Ioff.w Cornelia Noté. - Zie blz. 84.
voetnoot3)
Die datum staat boven aan het blad; onder het versje staat slechts de maand.

voetnoot4)
Het HS. heeft alleen het jaartal.
Den 7den en den 12den Juni hadden De Ruyter en Tromp slag geleverd tegen de Engelsche en Fransche vloot bij Schooneveld.
voetnoot+
[krit] vs. 1 velis eerst: auibus
voetnoot+
[krit] vs. 12 certe, pugnasse eerst: jam, non vicisse

voetnoot1)
Ook in klad met den datum en in een brief aan Chièze van 27 Juni (Lettres francaises).
vs. 1 triumphauit klad: triumpharunt - vs. 2 triumphat klad: triumphant

voetnoot2)
Het versje, onder dat van 4 Juni (blz. 98) geschreven, heeft tot titel: Op haer antwoord.

voetnoot3)
Maria Magdalena Pergens was eene dochter van Jan P. Zij huwde in Dec. 1682 den graaf de St. Pol (Dagb., 86) en woonde in 1695 te Utrecht. (Vgl. Journalen van Constantyn Huygens Jr. in de Werken van het Hist. Gen., Nieuwe Reeks, No. 25, blz. 536.)
Volgens een brief aan haar van 30 Juli had zij H. om de Tryntje Cornelisz gevraagd (Lettres françaises).

voetnoot1)
Boven het versje staan 9 Lat. versregels met het opschrift: ῾Ρῆσις Parasiti. Fragmentum ex Bis compressa Plauti, siue Βοιωτία Antiphanis, quam Plautus Latinam fecerit. Een afschrift van andere hand heeft den bovenstaanden titel.
Het Lat. fragment is o.a. gedrukt in de Plautus-uitgave van Gronovius, 1760, dl. II, 477.

voetnoot2)
Ook in afschr. van andere hand, waarboven H. den titel schreef: Waerschouwing aen ijemand.
voetnoot+
[krit] Bij vs. 3 in marg. in het afschr.: Luc. 6. 27. 35.

voetnoot3)
Ook in afschr. van andere hand, waarboven H. schreef: Math. VII. 3. 4.
voetnoot1)
Ook in klad met den titel: De Mattiaci Autoptae Georgarchontomachia Bataui lectoris Testimonium.
De Georgarchontomachia van Petrus Johannes Beronicius zag in 1673 voor het eerst het licht. In het heldendicht wordt een inval der Walchersche boeren in Middelburg in het jaar 1672 beschreven. Latere uitgaven zijn bezorgd door P. Rabus, die ook eene vertaling gaf.
Beronicius improviseerde met het grootste gemak Latijnsche verzen, maar was een jammerlijke dronkaard.

voetnoot2)
In 't laatst van 1673 verlieten de Franschen de Nederlandsche vestingen, die zij bezet hadden.
voetnoot+
[krit] vs. 1 quassam klad: motam - vs. 11 partu klad: Musis - Musis klad: partu
voetnoot1)
Andere titel: Op het tweede deel van wylen des Heeren Dirck Graswinckels geleerde nasporing. - Het versje is gedrukt voor de Speciale Beschryvingh van het Gebruyck, ofte Daadelijke Bezitting van Opperste Macht, der .... Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt: Over verscheyde saecken, soo van Politie, Rechten als Militie, etc. Door Mr. Dirck Graswinckel.... (Vignet) In 's Gravenhage, By Johannes Tongerloo.... 1674. Met Privilegie voor 15. jaren.
Zie over het eerste deel van het werk, dl. VII, 108.
voetnoot+
[krit] vs. 1 dat Grasw.: het - vs. 4 d' Oppermachten Grasw.: d' Oppermacht recht

voetnoot2)
Ook in klad met den datum.
voetnoot+
[krit] vs. 5 unus klad: nil nisi

voetnoot3)
Ook in afschriften van andere hand.
Aernont van Overbeke (1632-1674) werd geboren te Leiden, studeerde daar in de rechten en was van 1668-1672 raad van jnstitie in Indië. Hij heeft verzen geschreven en eene Psalmberijming uitgegeven. (Vgl. over hem, Oud-Holland, I, 1883, blz. 257-267.) Overbeke had een gedicht geschreven op de Blyde Inkomst van den Stadhonder en dit aan H. voorgezongen, di2e hem nu zijn bundel aanbood (t.a. p., 264, 265, en Overbeke's Rym-wercken, 1678, blz. 33 en 88).
voetnoot+
[krit] vs. 9 of m' oijt onder haer een 1 afschr.: ofmen onder haer oyt
voetnoot1)
Het fragment is niet gedateerd.

voetnoot2)
Alleen in 2 afschriften van andere hand; boven het ééne schreef H. den titel. Het versje heeft geen datum.

voetnoot3)
Ook in afschr. van andere hand, met den titel: Niew Iaer 1674.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • Den Haag


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Petrus Johannes Beronicius

  • over Aernout van Overbeke


landen

  • Frankrijk


datums

  • 23 februari 1673

  • 24 februari 1673

  • 26 februari 1673

  • 28 februari 1673

  • 5 maart 1673

  • 11 maart 1673

  • 12 maart 1673

  • 13 maart 1673

  • 24 maart 1673

  • 28 maart 1673

  • 1 mei 1673

  • 6 mei 1673

  • mei 1673

  • 20 mei 1673

  • mei 1673

  • 25 mei 1673

  • 4 juni 1673

  • 8 juni 1673

  • juni 1673

  • 15 juni 1673

  • 18 juni 1673

  • 24 juni 1673

  • 6 juli 1673

  • 29 juli 1673

  • 31 juli 1673

  • 26 september 1673

  • 19 oktober 1673

  • 21 oktober 1673

  • 25 oktober 1673

  • 6 november 1673

  • 20 november 1673

  • 24 november 1673

  • 18 november 1673

  • 9 december 1673

  • 15 december 1673

  • 19 december 1673

  • 23 december 1673

  • 31 december 1673