Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 9: registers (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 9: registers
Afbeelding van Gedichten. Deel 9: registersToon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 9: registers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

Scans (3.02 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 9: registers

(1899)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Nalezing.

[pagina 3]
[p. 3]

PrecatioGa naar voetnoot1).

 
O Pater O Coeli, Terraeque Marisque creator,
 
Exaudi, et miseros placido nos respice vultu,
 
Suffice clementer potumque cibumque, nec illis
 
Vti aliter liceat quam vult tua Sancta voluntas,
5[regelnummer]
Exaudi alme Pater, per Christi nomen Iesu.
 
XI.o Novembr. CIƆIƆCIX.

Distichon in tumulum sororis Elisabethae et simul aviae maternae cognominis eiusGa naar voetnoot2).

 
Ἡ δύο δροίτη ἔχει τὴν ὄπτεαι Ἠλισαβήϑας,
 
Σώματα μὴ ψυχὰς ἡ δύο δροίτη ἔχει.

Idem Latine.

 
Haec habet vrna duas quam conspicis Elisabethas,
 
Corpora non animas haec habet vrna duas.
 
1612.

Gods thien gebodenGa naar voetnoot3).

 
Bidt God alleen, Geen Beeld, Spaert Gods naem, Viert sijn' rust,
 
Eert Ouders, Moordt, noch Boelt, noch Steelt, noch Lieght, noch Lust.

Ad amicos epistolium extemporaneum dissimulato carmineGa naar voetnoot4).

Carmina quae pridem vobis misi Amsterodamo, Hagae restitui, nisi displicet, impero, Amici; scilicet ut tres illa dies, non amplius absint. Quatuor indulsisse velim, nisi causa repugnet; quam nisi non nescitis, Amo; ridetis? amate; nec vitio saltem fido vertetis amanti Hagae displicuisse moras. quas rumpo. Valete.

[pagina 4]
[p. 4]

SneldichtGa naar voetnoot1).

 
Wat schaedt den ouden dagh aen 't vrijen off 't gesoen?
 
Brandt niet het dorre hout veel lichter als het groen?
 
Au pais de Tergoes, le 7.e
 
Juillet 1638.

[Verleider van Gods Volck! die tusschen steen en steen]

 
Verleider van Gods Volck! die tusschen steen en steenGa naar voetnoot2)
 
Begraven leght en sweeft; nu vat ick eerst de rêen
 
Van uw swaer ongeval: Twee sprekende Magneten,
 
Twee Weeuwen, schoon om schoonst, wijs om wijst, doen 't my weten.
5[regelnummer]
Mijn logger geest als gy, mijn swaerder Siel als 't stael
 
Daer uw geraemt in drijft gaet twijfflen als een Schael
 
Die gins en weder wipt, en niet en weet wat kiesen:
 
In 't eynde sterft haer drift, soo voel ick my verliesen
 
Mijn gins en weer en gins en weer verloofde macht.
10[regelnummer]
Daer hang ik tusschen tween in 't keureloos gebracht,
 
Begraven in mijn selff en hoope my te roeren,
 
En hoop'et niet te doen. Waer sijt ghy Muyder Boeren
 
Die naer de stale Kist uw leven hebt gewenscht?
 
Verschoon uw van de reys: Hier is het stael vermenscht,
15[regelnummer]
Hier is het Lijk het Graf, hier winnen 't de Magneten
 
Van Meccas grauwe Steen. Men laet een yder weten
 
Dat binnen Muyden hanght voor doodt en deed zijn woord
 
Een Christen Mahomet.
 
d' Een seg 't den and'ren voort.

Stenen, ofte der juffren antwoordtGa naar voetnoot3).

 
Dat soete kermen en dat aengenaeme klaegen
 
Kan yder niet verdraghen:
[pagina 5]
[p. 5]
 
Dan wy, die dat verstaen, gelijk het werd gheseydt,
 
Met sprekendt onbescheydt.
5[regelnummer]
O grondeloos vernuft! laet u geen tongh verwijten
 
Het tweede rouw verslijten,
 
Wie keur heeft die heeft anghst, nu hebdy geen van tween,
 
En echter niet te vrêen
 
Met de verheven swier van 't ongevalligh wesen,
10[regelnummer]
Wy konnen uw genesen
 
Van gins en wederdrift, ten sy gy uw vertast,
 
Uw twijffel houdt u vast.
 
Onvastaart weerdt u niet; de beste keur van allen,
 
Die souwd' u straks doen vallen,
15[regelnummer]
O nimmer vals Propheet! hout gy u in 't gewicht!
 
Wy houden u van aerdt, en van het hemel Licht.
 
(Tesselschade.)

To my lady SwannGa naar voetnoot1).

 
Madam;
 
I haue seene your delaij,
 
And haue nothing to saij,
 
But that if you staij,
 
As it seemeth you maij,
5[regelnummer]
From hence to Maij,
 
And if you will plaij
 
From grasse to haij,
 
From haij to grass,
 
It shall bee as it was,
10[regelnummer]
Not as it should bee,
 
And we neuer see
 
Utricia Swann,
 
Nor when she can,
 
Nor when she can not,
15[regelnummer]
For this is a knot
 
I cannot undoe,
 
Sir William and you
 
Must doe it together.
 
I see bad weather
20[regelnummer]
Giueth a good pretext
 
For this moneth and the next;
 
What shall bee of the rest,
 
God alone knoweth best.
 
One thing you must heare,
25[regelnummer]
I'll furnish you here
[pagina 6]
[p. 6]
 
With a wonderfull cheare
 
Not of wine or beere,
 
Either trouble or cleare,
 
But of manij new songs
30[regelnummer]
For hands and for tongues,
 
Which you must beleeue
 
I haue in mij sleeue
 
Upon your score
 
In such a store,
35[regelnummer]
It will make you crye,
 
Out, out and fye,
 
With your uglij things,
 
I pittie your strings
 
And the throat that sings
40[regelnummer]
As a bell that rings,
 
And if I had wings,
 
No rope nor rings
 
Could hold me at the Haghe,
 
Where indeed the plague,
45[regelnummer]
As I heard of mij mother,
 
Doth cease, but an other
 
Came in her place,
 
Your treble and Base,
 
Both skurvie and base.
50[regelnummer]
May it please your grace,
 
Sweet Ladij Swann,
 
Though I bee the man
 
Who shall heare these reproches
 
In boates and in coaches,
55[regelnummer]
I beseech you remember
 
What in December
 
You did intend
 
By a letter you sent,
 
Which made us beleeue
60[regelnummer]
You would not greeue
 
To bee here as soone
 
As the next new moone.
 
And since bij the frost
 
That journeij was lost,
65[regelnummer]
At the end of the thaw
 
Take a boat full of straw,
 
Where you maij, if you please,
 
Sitt or lay at your ease,
 
And talke, eate and sing,
70[regelnummer]
And doe anij thing,
 
Which will make you forget
[pagina 7]
[p. 7]
 
It is mistie or wett
 
Or stormie weather,
 
In coming hither.
75[regelnummer]
Thus a night and no more
 
Will bring you to shore,
 
Where the loueliest Queene
 
You haue euer seene
 
Will bee glad and rejoyce
80[regelnummer]
At your face and your voyce,
 
And wee poor singers,
 
Adoring your fingers
 
Shall kisse your faire hands,
 
If heauen grantes
85[regelnummer]
So happie a time.
 
Here is an end of mij rime,
 
And I without end
 
If you doe consent,
 
My noble Madam
90[regelnummer]
Your Cousin in Adam
 
Et du fonds de mon coeur
 
Tres humble seruiteur.
 
26. Ian. 1655.

SneldichtGa naar voetnoot1).

 
Vraeght ghy wat Sneldicht voor een Dicht is?
 
Het is een Dicht dat snel en dicht is.

Op de lydens-leer ter zaligheydt des vernuftigen ed. heer en Meyster van NimmerdorGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+.

Ingrediatur ad doctrinam cor tuum, et aures tuae ad verba scientiae. Prov. 23, 13.
 
Wie ongerust van ziel is, of van geest,
 
Dat hy, ter zaligheyt, dees' Kruysleer leest,
 
Hy sal dit woordt ter zaligheydt bevinden,
 
d'Onzaligheydt verdrijven en verslinden:
5[regelnummer]
Ja dat m' er langes klimt ten hemel in,
 
Naar 't allerwaerdst en eeuwige gewin.
 
Ick swygh en segg' niet meer; soeckt ghy een Leyster,
 
So volgt en leest van die u strekt voor Meyster.
[pagina 8]
[p. 8]

(Mad.le Ninon de Lenclos)Ga naar voetnoot1).

 
Elle a cinq instruments dont je suis amoureux,
 
Les deux premiers ses mains, les deux autres ses yeux;
 
Pour le dernier de tous, et cinquième qui reste,
 
Il faut être galant et leste.

Teegen d'onverdraagzaamheid. Stem: O grootheid van gods liefdGa naar voetnoot2)!

 
In 't een en ander boek zijn een en ander blaaden
 
Voor onzer oogen mist met duisterheid gelaaden:
 
De waarheid is 'er in, dat's klaarheid zonder vlek;
 
d'Onklaarheid is alleen der leezeren gebrek;
 
 
5[regelnummer]
Die dat den schrijver wijt, doet eeven als de blinden,
 
Die midden op den dag den middag niet en vinden,
 
En keuren hem voor nacht, om dat haar alles swart
 
In haar on-kunde dunkt, en 't wit onthouden werd.
 
 
 
All 't noodige nochtans is klaar voor alle vroomen,
10[regelnummer]
Als middag: uit-gezegt den moed-wil onzer droomen;
 
Den leezer, die zich minst in zulke droomen voed,
 
Gedijd ontwijffelijck het noodige tot goed.
 
 
 
Maar deezer reedens toom en zijn wy zoo niet magtig,
 
Of hy ontslipt ons wel: zoo dat ons klaar klaarachtig,
15[regelnummer]
En waar waarachtig werd: en dan volgd meer en min,
 
Naar meer en min verlaats op 't zoet van eigen zin:
[pagina 9]
[p. 9]
 
Ga naar voetnoot+
 
Zoo koomen wy zom-tijds van zinnen wat te schillen
 
Zoo dat 'er twee Zuid-west, twee and'ren West aan willen;
 
Maar 't scheel en maakt geen twist; ik haat mijn broeder niet,
20[regelnummer]
Om dat ik liever groen, hy liever purper ziet.
 
 
 
't En is geen Menschen werk, 't zijn steege beestlijkheeden,
 
Een ander met geweld te binden aan mijn reeden,
 
En maaken plotzelijk een vyand van een vrind,
 
Om dat hy zijn geloof in 't mijne niet en vind,
 
 
25[regelnummer]
Om dat hy niet en voeld dat ik meen wel te voelen.
 
Lag dat vuil over boord, wat waard'er min te woelen,
 
Wat waard'er min gespooks, wat waard'er min gedruis,
 
Wat waard'er koele kalmt in kerk, in huis, in kluis!
 
 
 
Om alles in een woord van kort beslag te knoopen,
30[regelnummer]
Vind ik mijn eeven Mensch het toe-pad mis te loopen,
 
Den by-weg in te slaan; of zien ik hem verlokt
 
Van spijze, daar den dood een tand heeft in gebrokt;
 
 
 
Wat maak ik voor gebaar? ontstel ik my van buiten,
 
Ontsteek ik mijn gemoed; werp ik de Man met kluiten,
35[regelnummer]
Schend ik hem met verwijt, wensch ik hem erger quaad
 
Dan 't geen hy eeten wil, dan daar hy heenen gaat;
 
 
 
Haat ik hem om zijn doen, vloek ik hem om zijn dwaalen?
 
Dat lij den Heemel niet: ik tracht hem af te haalen,
 
En toon hem zijn gevaar; ik wijz hem 't beeter pad,
40[regelnummer]
Met al mijn reedens magt: zoo hijze niet en vat,
 
 
 
Ik zucht hem droevig naar, ik wensch hem beeter oogen,
 
Ik straf hem met niet meer dan broederlijk meedoogen,
 
Ik doe hem wat ik wou dat my gebeuren kond',
 
Wanneer een broeder my een stal-ligt volgen vond';
 
 
45[regelnummer]
God roep ik tot zijn hulp; God, die my heeft bevoolen
 
Mijn vyand wel te doen: want zelver zoud ik doolen
 
En in den donker gaan, gund' ik mijn naasten quaad,
 
En zulte zijn ellend met Christelooze haat.
 
 
 
Wie deerd Gods erf-deel niet, wie treurd niet om de Jooden,
50[regelnummer]
Het heilige geslacht, dat haaren Heiland doode?
 
Wie deerd de blindheid niet van 's Weerelds grootste deel,
 
Dat Hel en Duivels macht nog hebben by de keel?
 
 
 
Wie kan de Christenen bezien en niet beschreijen,
 
Die door Rooms mis-verstand van Zion zijn gescheijen,
[pagina 10]
[p. 10]
55[regelnummer]
En willen scheppers zijn des Scheppers die haar schiep,
 
En willen nog voldoen 't geen Hy van 't kruis af riep,
 
 
 
By Hem te zijn voldaan, en doen Hem staadig sterven,
 
Die ons door eene dood het leeven heeft doen erven?
 
't Zijn blinde grouwelen, onnoozel mis-verstand:
60[regelnummer]
God weer' ze meer en meer van u, mijn Vaaderland,
 
 
 
God koome noch eens af, en geeszel hier beneeden
 
Noch eens die koopers uit zijn huizen der gebeeden:
 
Het schijnt geen Menschen werk, wy zijn der moeite moe,
 
Der vruchtelooze moeit; daar hoord miraakel toe.
 
 
65[regelnummer]
Maar eer 't miraakel kom' (Hy weet zijn goede tijden)
 
Wat zijn ons plichten meer als treurig meede-lijden?
 
Wat zijn ons waapenen, als bidden om dien dag,
 
Die eens de heele kudd' in een koy brengen mag?
 
 
 
Dat bidden is mijn haat, mijn vloek, beminde blinden,
70[regelnummer]
Dat zult gy in mijn wraak, in plaats van mutzaard, vinden,
 
Dat Christelijke vuur, in plaats van rad en galg,
 
Daar van ik even zoo als van uw mis-daad walg.
voetnoot1)
Het HS. van het versje bevond zich in de collectie Slagregen, No. 503. Behalve den datum heeft het de onderteekening: Constn: Huygens annor. 13

voetnoot2)
Dit en het volgende versje staan op hetzelfde blad. Het HS bevond zich in de collectie Slagregen, No. 504. Behalve het jaartal staat onder het tweede versje: Constn: Huygens. a.or 15.
Zie over Elisabeth Huygens, dl. I, 40. Elisabeth Veseler, dochter van Joris V. († 1576) en Margaretha Boghe, is gehuwd geweest met Jacques Hoefnagel. Hunne dochter, Susanna Hoefnagel, was H.'s moeder.

voetnoot3)
K.b., I, 66. Het HS. is niet gevonden; het versje komt ook in K.a., blz. 331, voor.

voetnoot4)
M.D., 69. Het HS. is niet gevonden. In M.D. is het briefje op het jaar 1627 gesteld; H. was in het laatst van Febr. en van 20 Maart tot 27 April van dat jaar te Amsterdam en trouwde daar den 6den April. (Dagb., 12.)
voetnoot1)
K.b., II, 154. In K.a. is de titel: Oude mans liefde.
Het HS. is niet gevonden, maar Schinkel bezat het en liet het afdrukken (vgl. Nadere bijzonderheden betrekkelijk Constantijn Huygens en zijne familie, alsmede eenige door hem vervaardigde doch onuitgegeven dichtstukjes, 1851, blz 67).
In marg. in de uitgaven: Non secus exarsit conspectâ virgine Tereus, Quam si quis canis ignem supponat aristis. Ovid. Met. 6. Arsi piu quanto fui men verde legno. Petrarch.

voetnoot2)
Dit vers is met den titel: De E. Heer C. Huygens, By de Poëten op 't Huis te Muiden vergastende, en tusschen de schrandere Tesselschade en Juffr..... zittende, maakte op hun diepzinnigh reedeneeren, en wijsselijk antwoorden, dit Gedicht, opgenomen in Verscheyde Nederduytsche Gedichten, van P.C. Hooft, C. Huygens, C. Barlaeus, Tesselschade, Vondel, Vander Burgh, en anderen. Het Tweede Deel, Verzamelt door J.V.M. t' Amsterdam, Voor Lodewyck Spillebout, Boeckverkooper, enz., Anno 1653, blz. 37. Het HS. is niet gevonden.
Het gedicht moet den 14den of 15den April 1643 zijn geschreven, toen H. te Muiden was o.a. met Tesselschade en Anna van Treslong, de andere ‘weew’. (Vgl dl. III, 276, 277.) Wat den inhoud van het vers betreft, vergelijke men ook dl. III, 134.

voetnoot3)
Dit antwoord van Tesselschade is gedrukt in Verscheyde Nederduytsche Gedichten, t.a.p., blz. 38. Het vers is niet door haar onderteekend, maar wordt in het register aan haar toegekend.

voetnoot1)
Deze brief op rijm bevindt zich bij de Prosa Anglica (No. XLVIII der HSS.); iet vers is in briefvorm geschreven.

voetnoot1)
K.b., II, 52. Het versje komt ook in K.a., blz. 893, voor. Het HS. is niet gevonden.

voetnoot2)
Het versje is gedrukt vóór De Kruysleer ter Zaligheydt. Opgerecht door E. Meyster. ἡ ἀρητή (sic) μέγιστον. Nil virtute prius. t'Amsterdam, Ter Druckery van Kornelis de Bruyn, enz., MDCLVIII. - Het HS. is niet gevonden.
voetnoot+
[krit] In vs. 8 staat achter het woord So een teeken; waarschijnlijk had H. daarbij den zin uit de Spreuken aangehaald, dien Meyster boven het vers liet drukken.
voetnoot+
[krit] Zie over Meyster, dl. VII, 292.
voetnoot1)
Het versje is gedrukt in de Mémoires sur la vie de Mademoiselle de Lenclos par M.B., Amsterdam, 1751, blz. 157. In dat werk wordt het aan Christiaan H. toegekend. Als één der Huygensen het geschreven heeft, is het zeker van Constantijn; het HS. is echter niet gevonden.
Ninon de Lenclos (1615-1705), de beroemde femme galante, was zeer muziekaal. Gedurende zijn verblijf te Parijs kwam H., zeker om die reden, bij haar aan huis. ‘Mon Pere la voit assurement pour l'amour de la musique et je n'en veux pas avoir d'autre pensée’, schreef Christiaan H. den 27sten Juli 1662 uit Parijs aan Lodewijk (Oeuvres, IV, 184).

voetnoot2)
Het gedicht is met de onderteekening Constanter gedrukt in Het Lust-hof der zielen, Beplant met verscheiden zoorten van Geestelijke Gezangen strekkende tot gezondmaakinge, voedzel, versterkinge en verquikkinge des gemoeds. Bestaande in Af-maaningen van de Weereld en 't zondig leeven, Aan-maaninge tot heiligheid en deugd, H. Gedachten, gebeeden, lof en dank-zeggingen, Beschrijvingen van 't geluk der Vroomen, En Lieden op byzondere plaatzen, tijden en standen passende. Gemaakt van verscheiden Persoonen, waar van eenige noit in druk geweest, en de overigen uit veele gedrukte Lied-boeken gezocht, by een vergaaderd en in ordre gesteld zijn, door G.S. - t' Alkmaar, By Jacob Pietersz. Moer-beek, Boeck-Verkooper op 't Dronkenoort. 1681, blz. 361.
Het HS. is niet gevonden en het gedicht, dat niet in H.'s gewone spelling is, heeft geen datum.
voetnoot+
[krit] vs. 22 Een ander Lust-hof; Eens anders

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Maria Tesselschade Roemer Visschersdr

  • over Everard Meyster


datums

  • 21 november 1609

  • 1612

  • 1627

  • 7 juli 1638

  • april 1643

  • 26 januari 1655