Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beginselen van Gods koninkryk in den mensch (1689)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beginselen van Gods koninkryk in den mensch
Afbeelding van De beginselen van Gods koninkryk in den menschToon afbeelding van titelpagina van De beginselen van Gods koninkryk in den mensch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.79 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

emblematiek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beginselen van Gods koninkryk in den mensch

(1689)–Pieter Huygen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Die enkel uit onkunde dwaald, Word van God weêr te rug gehaald.

 




illustratie


De ellendige en nooddruftige zoeken water, maar daar en is geen, hare tonge versmacht van dorst: Ik de Heere zal ze verhoren, Ik de God Israëls en zal ze niet verlaten. Ik zal rivieren op de hoge plaatsen openen, en fonteinen in 't midden der valleijen, Ik zal de woestijne tot een waterpoel zetten, en het dorre land tot watertochten. Esai. 41.17, 18.

[pagina 27]
[p. 27]

Hoe de goede God den onnozel dwalende Mensch op den weg des Levens leid; en hoe wy ook God en niet de Schepselen moeten lieven en zoeken, om ware ruste te vinden.

Stem : O Kersnacht!
 
1.
 
MYn oog zag eens een onbedochte,
 
Die Water tot verquikking zochte,
 
En reisde daarom ver van huis
 
De Waereld door, berg op berg neder,
 
Dog keerde zonder vinden weder,
 
Vermoeid, aamächtig, na zijn Kluis.
 
2.
 
En ziet! Gods liefrijk mededogen
 
Ontsluit des moeden Zoekers ogen,
 
Die zien, ja zien zeer diep verheugd,
 
In 't midden van zijn Kluis opwellen
 
Een zoete Bron, een Water-quelle;
 
De Moede drinkt met grote vreugd.
 
3.
 
Verquikt in 't diepste zijner zielen,
 
Looft God, en d'ootmoet doet hem knielen,
 
De handen na den Hemel heen,
 
Maar meest zijn hert en ingewanden,
 
Die gantsch ontfonkt in liefde branden,
 
Met nat-betraande ogen-leên.
 
4.
 
O mensch! waar moogt gy hene dwalen
 
Om laaft'nis voor uw ziel te halen!
 
De alverquikb're Vloed is nu
 
By lang zo ver niet eens te zoeken,
 
Weer slechs uw blindend' ogen-doeken,
 
Zoek u in God, en God in u.
[pagina 28]
[p. 28]
 
5.
 
Want als de ziel zig in de zinnen
 
Uitstort, en wil de Scheps'len minnen,
 
Zo valt ze tot het diers-geniet,
 
Om daar te rusten, daar te leven:
 
Maar, laas! hoe meer dus aangedreven,
 
Hoe meer de ruste van haar vlied.
 
6.
 
Dus leer, ay! leer na binnen keren:
 
Leer alles na waardy waarderen:
 
Leer God, leer God alleen ten Grond
 
En Voorwerp uwer liefde kiezen;
 
Of anders zult gy 't Al verliezen,
 
Schoon gy de gantsche Waereld wont.
 
7.
 
O wech dan Schepselen, wech Beelden!
 
Wech die mijn ziele-kracht verdeelden,
 
Gy zijt mijn Levens-bron dog niet,
 
Geen lafenis, nog herts verquikken,
 
Maar vol van angels, netten, strikken,
 
Is 't al wat gy mijn ziele bied.
 
8.
 
Ach Jesus! laat uw liefde-stralen
 
Op ons afschieten, die dus dwalen,
 
En zoeken daar geen Water is.
 
O levendige Spring en Ader!
 
Wy nad'ren U, ach! kom ook nader
 
Tot onzer Zielen lafenis.
 
9.
 
Ay, kom en well op in ons herte,
 
By na van dorst versmacht, vol smerte,
 
Zo dor, onvruchtbaar en zo schraal;
 
Ach! wild dog eenmaal in ons komen,
 
Fontein, die ewig vreugde-stromen
 
Laat springen uit uw hemel-zaal.
[pagina 29]
[p. 29]
 
10.
 
Op dat zig onze zielen baden
 
In 't rijk genot van uw genaden,
 
Verworven door uw heilig bloed,
 
Dat, lieflijk tot ons neêrgezegen,
 
Verquikt, gelijk een zomer-regen,
 
Het dorstig land van ons gemoed.

Van de Ruste die voor 't Volk Gods is overgelaten.

ALtijd onzeker om to zwerven, is een zeer grote last, en
gedurig, daar men hoopte rust en veiligheid te vin-
den, bedrogen uit te komen, is verdrietig: en dat gebeurd
onze Ziele, en zal ze blijven gebeuren, zo lang als wy het
zoeken daar het niet te vinden en is: Even of iemand op
de woeste baren der zee een altijd-durende rust zocht, om
dat ze nu of dan eens zeer effen en liefelijk zig aan hem
had vertoond.

Alles wat men ziet is de verandering en vergankelijk-
heid onderworpen. De wil en genegendheid der men-
schen is teffens buiten onze macht, met alle waereldsche
eer, tijdelijke goederen, en 't vermaak van 't diersche
lichaam: en derhalven is in deze dingen geen ware of be-
stendige rust te vinden.

Maar nadien de goede en rechtvaerdige God geen hon-
ger in den mensch heeft geschapen, of Hy heeft daar ook
voedsel voor bereid, en geen dorst, of Hy heeft daar ook
met eenen drank en lafenis voor gegeven; zo heeft die
Menschlievende ook verzorgt in zijn lieven Zoon, dat
die goede en sterke begeerte, die onuitblusselijke honger
en dorst, die in alle menschen is ingedrukt en opgewekt,
om namelijk tot vergenoeginge, vrede, rust en vreugde

[pagina 30]
[p. 30]

eenmaal te komen, geen overvloed van spijs en drank tot
verzadinge en zou ontbreken.

Doch om dat die overvloed geestelijk en onzienelijk is,
en met het dierelijke geen gemeenschap en heeft, en ook
door gehele andere middelen en wegen verkregen word,
zo gebeurd het dat de mensch het al averechts opvat, en
zoekt daar 't niet te vinden en is.

O Ziele, ô edele en dierbare Ziele! men gelooft dat gy
'er zijt, en men ziet u echter niet met het lichamelijke
oge; Laat ons ook geloven dat gy ons beste deel zijt, en
dat uwe spijs en drank, uwe wellust en ware vreugde ook
onzienelijk en geestelijk is, en uit onzienelijke oorzaken
ontstaan moet, en met eenen, dat die nergens anders ge-
vonden en worden, als by Hem die gezegt heeft:

Leer van My (want Ik ootmoedig en nedrig van herte ben) en gy zult ruste voor uwe ziele vinden. Matth. 11.29.
Ik ben het ware brood dat uit den hemel nedergedaald is, die van dit brood eet, zal in ewigheid niet hongeren. Joh. 6.
Die van 't water dat Ik geven zal, zal drinken, zal in ewigheid niet dorsten. Joh. 4.
O hemels Brood! vervul onzen honger. O hemels Wa-
ter! lesch onzen dorst. Die zo gewillig U zelven meêdeeld,
als maar de mond van onze ziele open, en ons herte bege-
rig is om U te ontfangen.

O mijn Ziele! gy hebt nu zo vele jaren te vergeefs uwe
ruste gezocht, en zo veel dwaalpaden in en uit gewan-
deld, gy behoorde zo zat en zo moe te zijn van die ydel-
heid, dat het u walgde zelf daar eens meer aan te geden-
ken, en met een vermoeide geest, ziel en lichaam u zelven
geheel en al aan God over te geven, in een ernstige verlo-
chening van u zelve, in een sterk geloof, in een brandende
liefde, en in een vrolijke hoop op en tot God, met een
ware onderwerping en hertelijke gehoorzaamheid:
Want daar alleen is ware rust en verzadinge te vinden.

Daar zal 't oneindige zig opdoen, 't volmaakte zig ver-
tonen, en ewige goederen, bevrijd van verderf en mot, u in
den schoot uws herten overvloedig ingestort worden.

[pagina 31]
[p. 31]

Daar zal een vrede, die alle verstand te boven gaat, u ver-
vullen, en alle uwe begeertens rusten, door een volkome
vergenoeginge van God en 't ewige gevonden te hebben.
Daar zal uwe liefde verzadigd worden, door uit de fon-
teine der liefde gedurig te drinken. Daar zal vaste veiligheit
en gewisse gerustheid op onwankelbare pylaren steunen.

O Ziele, ô Ziele! ô al te diergekochte Ziele! wat
weêrhoud u nog hier van? 't zijn ongestadige, verderfe-
lijke en pijnelijke driften, onversturve wilde gedachten
en bewegingen, 't zijn vergankelijke, kortdurende en
quellende vermakelijkheden; 't zijn schoonschijnende,
bedriegelijke dood-appelen: Helaas! helaas! wat zal 't
einde hier van zijn? bitterder als bitter. Keer weêr, keer
weêr, al lang genoeg met veel schade te vergeefs gezocht.

Liefelijke Heer en Almachtige Koning! buig onze we-
derstrevende en stribbelende wil door uwe krachtige geest
eenmaal onder uwe rechtvaerdige Scepter; op dat wy ont-
last worden van ons zelven en teftens van alle onrust, en
overgaan tot U, die ons alleen kond ruste geven. Wy
zijn des omzwervens moede, en wenschen deel te heb-
ben aan de ruste van uw uitverkoren volk, hier en in ewig-
heid. Vergeef ons dat wy zo lang, met een gewaand ver-
maak, de dood voor 't leven, de zonden voor de gerech-
tigheid, de Bozen en ons zelven voor U, ô Algenoegsa-
me, gezocht hebben. Uwe barmhertigheden hebben geen
einde, dat Gy ons ook nog op dit ogenblik tot U roept.
Gelooft, gelooft zy de Heere in ewigheid. Dat alle Enge-
len den Heere prijzen, dat die reine Geesten Hem ver-
heerlijken, Die leeft en regeert gezegend zonder einde.
Amen.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken