Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hélène van Bentinck (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hélène van Bentinck
Afbeelding van Hélène van BentinckToon afbeelding van titelpagina van Hélène van Bentinck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hélène van Bentinck

(1877)–Cornélie Huygens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

11 September.

Van morgen ontving ik, tot mijn vreugde, dit kleine briefje van Caroline:

 

‘Mijn best zusje! De bangste vrees van Henri is dan toch eindelijk bewaarheid geworden; nu zit hij waarlijk met twee kinderen opgescheept, in plaats van met één. Hij zegt dan ook gedurig dat het hoofd hem omloopt, en dat hij geen raad met zichzelven weet. Onder ons gezegd is dit maar jaloezie! Hij begrijpt wel, en het spreekt ook van zelf, dat zijn rijk nu geheel uit is, en dat de oude brompapa in het geheel niet meer in aanmerking bij mij komt.

[pagina 143]
[p. 143]

O! Kon je mijn kleine Hélène maar eens even zien! Zij heeft heerlijke, groote, zwarte oogen, precies als haar tante.

Je moest echter eens weten hoe je arme Caroline geplaagd en getiranniseerd wordt. Indien ik je zeide, dat ik mijn eigen kind nog niet eens zooveel kusjes mag geven als ik wil! Is het niet ongehoord? Het wordt mij eenvoudig afgenomen; iedereen durft maar den baas over mij te spelen.

Ziezoo, daar komt Henri mij weer zonder eenige plichtpleging de pen uit de handen nemen, terwijl ik je nog zoo oneindig veel te zeggen heb; en zonder mijn vergunning, durft hij over mijn schouder heen te lezen wat ik schrijf, om te zien - zegt hij - of ik niet al te veel nonsens heb geschreven.

Ben ik niet te beklagen?’

Uw gelukkige Caroline.

 

Henri had hier een paar regeltjes onder geschreven:

 

‘Ja, wel zit ik met twee kinderen opgescheept, maar Caroline heeft vergeten er bij te voegen, dat zij verreweg het lastigste van de twee is!’

 

Heden heb ik een aardige verrassing gehad. Ik zat in den tuin te lezen, toen ik eensklaps een open hittenwagentje voor het hek zag stilhouden; een elegante dame, die zelf gemend had, en die ik in het eerst volstrekt niet herkende, sprong er uit, kwam schielijk op

[pagina 144]
[p. 144]

mij toe, en viel mij met den uitroep: ‘Mijn beste, beste Hélène, wat ben ik blij je te zien!’ om den hals. En wie was dat nu?.... Niemand anders dan Louize de Beauval, of liever mevrouw van Rheden. Uit louter verbazing kon ik haar nauwelijks verwelkomen; wie had nu ooit kunnen vermoeden dat Louize, die ik in Berlijn dacht, zoo onverwachts uit de lucht zou komen vallen? Ik kon haar niet genoeg bewonderen, en maakte bij mijzelve de opmerking, dat mijn vroolijk, schalksch speelkameraadje van vroeger, inderdaad een allerbekoorlijkst vrouwtje was geworden. Haar uiterlijk was erg veranderd in die twee jaren, doch in haar manier van doen was zij nog precies dezelfde gebleven. Nauwelijks waren de eerste begroetingen voorbij, of zij vertelde mij met die levendigheid, haar eigen, en in één adem door, hoe zij op eens een onwederstaanbaar heimwee naar het ouderlijk huis gevoeld had, hoe tevens de geneesheeren haar en haar kind verandering van lucht hadden aanbevolen, daar beider gezondheid nog al te wenschen overliet, hoe zij waarschijnlijk wel een groot gedeelte van den winter op Mariënburg bij haar ouders zou blijven, en hoe nu haar allereerste bezoek voor haar lieve Hélène geweest was.

‘En kan je echtgenoot voor zoo langen tijd zijn bebetrekking verlaten?’ vroeg ik, toen zij mij dit alles verteld had.

‘Maar mijn beste Hélène, denk-je dan dat van Rheden meêgekomen is?’ vroeg zij lachende. ‘Heb-je nog niet begrepen dat ik geheel alleen hier ben? Hij zou natuurlijk geen week lang afwezig kunnen blijven.’

[pagina 145]
[p. 145]

‘Wezenlijk?’ vroeg ik verwonderd. ‘En kou hij er zoo maar toe besluiten, voor vele maanden van vrouw en kind te scheiden? Welk een opoffering moet dat voor u beiden wezen!’

‘Ja natuurlijk,’ antwoordde Louize, met de meest mogelijke onverschilligheid; ‘maar je moet denken, gezondheid gaat voor, vooral die van het kind, en dus viel hier niet te kiezen. Och, een wintertje gaat ook gauw om,’ liet zij er dadelijk op volgen, ‘en ik vind het dol prettig weêr eens bij papa en mama te wezen!’

Vervolgens deed zij, mij betreffende, allerlei vragen, die ik natuurlijk zoo kort mogelijk beantwoordde, en zij scheen ook al even verbaasd als alle anderen, dat ik dezen zomer zoo alleen en afgezonderd buiten doorbracht, in plaats van in Brussel bij mijn broeder gebleven te zijn. Zij beklaagde mij vreeselijk, verzekerde mij, niet te begrijpen hoe ik zoo'n leven kon uithouden, enz. enz.....

Zoo bleef zij wel een paar uurtjes bij mij praten, mij natuurlijk ook veel van haarzelve en van haar schitterende levenswijze te Berlijn vertellende; alleen den naam van haar echtgenoot noemde zij zelden of nooit, wat mij wel eenigzins verwonderde. Misschien ook komt dit, omdat ik hem bijna niet ken, en zij er dus minder aan heeft met mij over hem te spreken; of zou het alweêr een dier huwelijken zijn, zooals ik, sedert ik in de wereld verkeer, er honderden om mij heen zie? Mogelijk heeft hij haar gehuwd, omdat zij er lief uitziet, en zij hem, omdat hij rijk is. Arm vrouwtje, als dit werkelijk zoo is beklaag ik haar! Wel schijnt

[pagina 146]
[p. 146]

zij mij toe soms wat onnadenkend en oppervlakkig te zijn, maar zij is altijd een goed kind geweest, en ik heb haar steeds gaarne mogen lijden. Ik was werkelijk getroffen door de ongekunstelde hartelijkheid, die zij bij ons wederzien voor mij aan den dag legde, dankbaar als ik ben voor het geringste blijk van ware belangstelling. Daarbij sprak zij nog zoo lief en deelnemend over het plotselinge verlies mijner geliefde grootmama, die zij zoo goed gekend had; dat deed mij waarlijk goed.

Ik heb Louize stellig moeten beloven dikwijls op Mariënburg bij haar te komen, en dat zal ik ook doen. Onwillekeurig voel ik mij aangetrokken tot die vroolijke, zorgelooze naturen, die als het ware voorbestemd schijnen, om nooit de ernstige, droevige zijde des levens te leeren kennen. Hoe gaarne zou ik mij eens een oogenblikje in zulk een luchthartig, zorgeloos wezentje verplaatst zien, al ware het maar alleen om eens te weten, hoe ik dan zou denken en gevoelen. Ik kan mij dit niet voorstellen.

 

Mijn vertaling vordert goed; ik ben reeds over de helft. Het spijt mij eigenlijk dat het werk zoo vlug van de hand gaat; als het geheel voltooid is, ben ik alweêr zonder eenige intellectueele bezigheid. Maar laat ik niet vooruitloopen, en mij liever met het tegenwoordige tevreden stellen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken