Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hélène van Bentinck (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hélène van Bentinck
Afbeelding van Hélène van BentinckToon afbeelding van titelpagina van Hélène van Bentinck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hélène van Bentinck

(1877)–Cornélie Huygens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

6 November.

Het is alsof in den laatsten tijd alles samenspant, om datgene, wat ik tot elken prijs vergeten wilde, weder in mijn herinnering te doen herleven. Er is mij heden iets wedervaren, dat mijn hand nu nog doet beven van smart en ontroering, en mij het schrijven bijna onmogelijk maakt! En toch wil ik nederschrijven wat er in mij omgaat; waarom nog langer mijzelve pogen te bedriegen, mij trachten te overtuigen dat ik het verleden vergeten heb.... terwijl ik weet dat ik dit nooit zal kunnen.... Nooit!

Van morgen kwam, geheel onverwacht, de graaf van Schwarzenberg mij een bezoek brengen. Daar dit tot de grootste zeldzaamheden behoort, dacht ik dat hij mij wellicht een briefje of een boodschap van Maria kwam brengen; dezen keer echter had zijn komst een geheel andere oorzaak.

Nauwelijks was hij gezeten, of er kwam een naam over zijne lippen, dien ik sedert maanden niet meer

[pagina 154]
[p. 154]

had hooren uitspreken, en dien ik zelfs nooit meer had willen herdenken.... De graaf kwam mij vragen of ik hem geen inlichtingen kon geven aangaande zijn tegenwoordige verblijfplaats. Ik voelde zulk een pijnlijken blos naar mijn wangen opstijgen, ik was zóó verward, zóó verschrikt door die plotselinge vraag, dat ik in het eerst geen antwoord kon vinden.

‘Ik dacht dat u mij dit wel zou kunnen zeggen,’ vervolgde hij op den natuurlijksten toon van de wereld.

‘U zal hem, tijdens uw verblijf te Brussel, zeker wel eens ontmoet en gesproken hebben, niet waar?’

Het was alsof mijn keel toegeschroefd was; ik kon slechts toestemmend knikken.

‘U moet weten,’ hernam de graaf, ‘dat ik hem reeds een poosje geleden schreef over mijn plan om een klooster te laten bouwen, waarvan ik de artistieke werkzaamheden, voornamelijk de kapel betreffende, aan hem wilde toevertrouwen, maar ik ontving geen antwoord. Ik vrees dus dat hij zich niet meer te Brussel bevindt. Heeft hij u mogelijk iets omtrent zijn reisplannen medegedeeld?’

‘Ik weet wel dat hij niet meer te Brussel woont....’ stamelde ik (Maria had mij gezegd dat zij lang voor mij de stad verlaten hadden), ‘maar verder weet ik niets....’

Mijn hoofd gloeide en ik wendde mij van hem af, vreezende dat mijn ontroering hem niet langer zou ontsnappen.

‘Dat spijt mij vreeselijk,’ antwoordde de graaf, ‘ik moet zonder uitstel mijn verzoek tot hem richten, het

[pagina 155]
[p. 155]

wordt hoog tijd, want ik wil dat werk aan niemand anders toevertrouwen dan aan hem. Nu u mij dus geen inlichtingen omtrent zijn woonplaats kan geven, zal ik genoodzaakt zijn in Brussel zelf informatiën te laten nemen; het ergste is maar, dat daar zooveel tijd mee verloren gaat; - ik zal er dadelijk werk van moeten maken, te meer daar hij reeds vroeg in het voorjaar hier zou moeten komen. Ik stel er mij tevens een waar genoegen van voor, mijn jongen, genialen vriend weder te zien, en hem weêr den geheelen zomer als mijn gast te kunnen beschouwen.’

Wat hij verder nog zeide, en hoe lang zijn bezoek duurde, weet ik niet.... maar toen ik eindelijk alleen was, gaf ik mij aan een vlaag van buitensporige droefheid over. Ik weet dat dit dwaas, zwak, verkeerd van mij was, maar ik was buiten mij zelve! Het was alsof al de smart, die ik maanden lang met geweld opgekropt had, zich eindelijk lucht gaf.... En dan dat folterende, angstige denkbeeld, dat zij hier zouden komen....

Voor dien tijd moet ik weg zijn!

Welk een onzinnige gedachte! Hij zal immers wel een voorwendsel vinden om het verzoek van den graaf af te slaan. Zou hij ooit met haar terugkomen op een plaats waaraan zooveel herinneringen voor hem verbonden zijn, - herinneringen, die een schaduw op zijn tegenwoordig geluk zouden werpen, en die hij liever zal trachten te vergeten.... zoo hij ze niet reeds vergeten heeft?....

Ik zal rust noch duur hebben, voordat ik weet wat hij aan den graaf geantwoord heeft!

[pagina 156]
[p. 156]

Neen, ik wil niets weten - niets van hen hooren! Ik wil niet eens weten waar zij zich bevinden!

Wat gaat er toch in mij om?....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken