Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hélène van Bentinck (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hélène van Bentinck
Afbeelding van Hélène van BentinckToon afbeelding van titelpagina van Hélène van Bentinck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hélène van Bentinck

(1877)–Cornélie Huygens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 191]
[p. 191]

Maart.

Paschen begint langzamerhand te naderen, en sinds een dag of acht zijn alle wintervermakelijkheden, bals en partijen, dan ook afgeloopen. Ik begin er nu toch in ernst aan te denken om eindelijk eens naar huis terug te keeren; dikwijls ben ik reeds over mijn vertrek begonnen, doch men wil daar niets van hooren, en allen dringen dan zoo hartelijk bij mij aan om nog wat te blijven, dat ik, zonder mij aan onbeleefdheid schuldig te maken, daar moeielijk weerstand aan kan bieden. En toch is het om verschillende redenen beter voor mij, te vertrekken. Ik geloof eigenlijk dat ik vreeselijk ondankbaar ben. Sedert maanden ben ik als een kind des huizes door de familie de Beauval bejegend geworden, iedereen beijvert zich om mij genoegen te doen, allen overladen mij met vriendschapsbetuigingen, en toch - laat ik het maar bekennen, - toch gevoel ik mij nog als een vreemde te midden van hen, en zie ik verlangend het oogenblik te gemoet, waarop ik weer thuis zal zijn.

Ook begint het karakter van Louize, die ik vroeger nog trachtte te verontschuldigen, mij meer en meer in een ongunstig daglicht te verschijnen; er is nog maar volstrekt geen sprake van, dat zij naar Berlijn, naar haar echtgenoot, zal terugkeeren, zoodat ik begin te vermoeden, dat daar iets achter schuilt, dat door allen zorgvuldig geheim wordt gehouden. Wat haar kind aangaat, dit verwaarloost zij geheel en al. Het arme wurmpje is bijna altijd ziek, en toen het eens op een

[pagina 192]
[p. 192]

avond vreeselijke stuipen kreeg, zoodat men vreesde dat het den nacht niet zou doorkomen, ging Louize dienzelfden avond naar een bal, waar Dutry natuurlijk geen oogenblik van haar zijde week, en was vroolijker en bekoorlijker dan ooit. Daar het kind intusschen veel erger werd, heb ik, zonder dat iemand in huis het wist, er eenige nachten bij gewaakt, daar ik er niet zeker van was, dat de voorschriften van den docter getrouw en nauwkeurig door de onverschillige, slaperige kindermeid zouden opgevolgd worden. Gelukkig werd het toen weêr wat beter, maar het is en blijft een zwak, ongelukkig kindje, dat alleen door de teederste moederzorgen zou kunnen opgekweekt worden.

Neen, ik begin te vreezen dat Georges gelijk heeft, en dat, hoe ik er mijn best ook toe doe, ik nimmer zal leeren denken en handelen, zooals het een vrouw van de wereld betaamt.

Zoo moet ik het mij, bij voorbeeld, ook al niet aantrekken, dat ieder woord, dat ik met Georges wissel, de geheele familie de Beauval aanleiding schijnt te geven tot vermoedens, die hij even belachelijk zou vinden als ik, wanneer hij ze gewaar werd. Sedert eenigen tijd nemen allen, tot mijn verbazing, een air aan, alsof het een uitgemaakte zaak is dat Georges mij het hof maakt, ofschoon de arme jongen daar toch waarlijk alles behalve reden toe geeft. Gelukkig ten minste, dat hij van dit alles niets bemerkt, want wat zou ons dit in een belachelijke positie tegenover elkander plaatsen! Ik weet eigenlijk volstrekt niet hoe ik in deze zaak handelen moet, maar ik geloof dat het beste wat ik kan doen is,

[pagina 193]
[p. 193]

mij te houden alsof ik niets begrijp, en zoodra mogelijk naar huis terug te keeren; zoodoende moet die belachelijke zaak wel vanzelve een einde nemen, terwijl ik den korten tijd dat ik nog hier ben, Georges zooveel mogelijk zal vermijden.

Dit neemt niet weg dat hij de eenige is van de familie de Beauval, voor wien ik sympathie gevoel. Ik heb achting voor dien jongen man, die, niettegenstaande de omgeving waartoe hij behoort, en de verderfelijke voorbeelden van andere jongelingen, die hij steeds voor oogen heeft, toch nimmer zijn ernstigen, denkenden aard verloochent, en zelfs niet aarzelde mij stoutweg te kennen te geven, hoezeer hij het nieuwe levensdoel, dat ik mij gekozen heb, afkeurt. Ik heb bepaaldelijk vermeden nog op dat vroeger door ons besproken onderwerp terug te komen; hij die mijn verleden niet kent, kan mij immers toch nooit begrijpen!....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken