Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoogenoord. Deel 1 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoogenoord. Deel 1
Afbeelding van Hoogenoord. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Hoogenoord. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoogenoord. Deel 1

(1892)–Cornélie Huygens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 200]
[p. 200]

Hoofdstuk VI.

De huwelijksplechtigheid was afgeloopen. Een gansche stoet dorpsmeisjes had, bij aankomst der rijtuigen op het kerkplein geschaard, de bruid met een regen van bloemen begroet. Bij terugkomst op het kasteel had een eenvoudig déjeuner de getuigen en enkele bloedverwanten der beide families vereenigd. Na de gebruikelijke toasten en gelukwenschen gaf de heer Nortenheim met een blik op zijn horloge zijn dochter een wenk, en de bleeke, ernstige bruid, even wit als het satijn van haar trouwgewaad, stond op om afscheid van de aanwezige gasten te nemen en vervolgens van kleeding te gaan verwisselen. Omhelzingen en handdrukken volgden. Daarop begaf zij zich, door Annie vergezeld, naar haar kamer.

Zwijgend was de jonge vrouw haar behulp-

[pagina 201]
[p. 201]

zaam. Sedert de twee dagen van haar verblijf op Hoogenoord, was Annie geheel onder den indruk van hetgeen zij zag en opmerkte. Zij herinnerde zich haar eigen bruidsdagen, haar eigen zonnig jubelend geluk, maakte vergelijkingen en liet nu en dan haar blik met bezorgdheid op Louize rusten, zich verwijtend dat zij had geholpen dit huwelijk tot stand te brengen.

‘Neen, zij heeft hem niet lief, dat zie ik maar al te duidelijk,’ dacht zij onrustig, ‘maar nu is zij te trotsch om te klagen en tracht zij zich goed te houden. Daarin herken ik haar geheel; arme Louize!’

Maar de jonge vrouw waagde het niet haar vermoeden uit te spreken. Er was iets in Louize wat de woorden, die haar naar de lippen stegen, telkens weer terugdrong; en ook nu, op het allerlaatste oogenblik, terwijl haar vlugge handen zich beijverden haar te helpen, maakte Louize's strakke, bleeke stilheid alle vertrouwelijkheid onmogelijk.

En nu was zij gereed en kuste Annie haar lang en innig zonder te spreken, en zij gaf haar die liefkoozing hartelijk terug en verzocht toen haar nog een oogenblik alleen te laten.

[pagina 202]
[p. 202]

‘Ik heb nog eenige papieren na te zien; ga maar vast naar beneden en zeg dat ik dadelijk kom.’

Annie ging, en nu haalde Louize schielijk een sleuteltje te voorschijn, dat aan haar horlogeketting hing, opende een cassette van oud zilver en nam er een ingebonden schrijfboek uit.

Even bladerde zij het door met een zonderlingen glimlach, scheurde toen met één ruk eenige bladen er uit en wierp ze in den vlammenden haard. Snel was het papier verteerd, en nu volgden andere dichtbeschreven bladen, totdat er niets dan de omslag overbleef, die ook in het vuur werd geworpen.

‘Goddank!’ fluisterde zij diep ademhalend. ‘Er kon op reis mij een ongeluk overkomen. Niets mag overblijven van wat voor een ieder verborgen moet zijn. Daareven in de kerk herinnerde ik mij dit verzuim, en overviel mij een plotselinge angst.... maar nu ben ik gerust.’

Zij hoorde stemmen op de trap en wilde wegijlen, toen een zacht miauwen haar oor trof. Op een fauteuil lag Mia, die, wegens de drukte in huis, zich den geheelen morgen in de kamer had schuil gehouden, en nu, in de kanten van de bruidsjapon, achteloos daarneder geworpen,

[pagina 203]
[p. 203]

zich een zacht bedje had weten te maken. Toen haar meesteres naderde, herhaalde zij haar vleiend geroep en wierp zich, blijde eindelijk de aandacht te hebben getrokken, met een mollige aanvallige beweging op den rug, de pootjes gekromd, het kopje bijna ondersteboven om zich ouder gewoonte te laten liefkoozen.

‘Mijn trouwe Mia, zal je de vrouw niet vergeten?’ zeide Louize haar gelaat in het lichtgrijze dons begravend; ‘ik zal terugkomen om je te halen. Slaap zacht op mijn Nessus-kleed, het heeft zijn werk volbracht en kan nu geen pijn meer veroorzaken.’

Er werd op de deur getikt.

‘Annie zegt dat je gereed bent, Louize; het is hoog tijd voor den trein.’

‘Ja, ik ben gereed.’

Zij opende de deur. Frans stond op den drempel. Het was voor het eerst dien dag dat zij alleen waren.

‘Kom, lieveling...’ zeide hij, ‘eindelijk zijn die tantalus-uren voorbij, eindelijk!’

Zij sloot als moede de oogen toen hij haar omarmde, wikkelde zich los en ging naar haar vader, die haar beneden aan de trap opwachtte.

[pagina 204]
[p. 204]

‘Dag, kindje, God zegene je... heb dank voor al je liefde!’ fluisterde hij haar toe met een door tranen verstikte stem. ‘Dit is de gelukkigste dag dien ik in jaren beleefd heb.’

Zij zeide niets, liet zich lijdzaam een afscheidskus geven en ging, op een ongeduldigen wenk van Frans, naar het rijtuig, dat voor een achterdeur stond te wachten.

Reeds had zij den voet op de trede, toen zij nog eenmaal omzag. Daar stond haar grijze vader, zoo oud, zoo zwak, zoo gebogen.... en hij staarde zijn vertrekkend kind na met een vragenden bekommerden blik, als ging er in deze laatste ure, diep in zijn binnenste, iets om, wat met geen woorden kon worden vertolkt.

Neen, zoo kon zij toch niet heengaan. Zij ging zoo ver weg! Zoo zij hem eens niet wederzag, zou die klagende angstige blik haar altijd blijven vervolgen. Zij keerde zich om, vloog naar hem toe en sloeg beide armen om zijn hals.

‘Wees gerust omtrent mij, vader, het is alles goed zooals het is.’

Een vreugdeglans op het gelaat van den

[pagina 205]
[p. 205]

ouden man beloonde haar voor die vrome leugen. Toen stapte zij in, wisselde nog een laatsten handdruk met Annie en het rijtuig reed tot aan het hek, waar een groepje harer jongste schoolkinderen hadden post gevat en onder een luid hoera! kleine bouquetjes in het rijtuig wierpen.

Een wuiven met de hand, een marmerwit gelaat aan het portier was het laatste wat de kleinen van haar geliefde leermeesteres te zien kregen; toen rolde het rijtuig den straatweg op en was weldra uit het gezicht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken