Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een geniaal zestal (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een geniaal zestal
Afbeelding van Een geniaal zestalToon afbeelding van titelpagina van Een geniaal zestal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.45 MB)

Scans (12.38 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Sluijters



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een geniaal zestal

(1917)–Felicie Jehu–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]


illustratie

Elfde Hoofdstuk.
Treurige thuiskomst.

Goddank, ze waren er.

Wel doornat en moe en angstig, maar toch eindelijk thuis!

Lientje huilde bitter, ze had haar schoentje verloren, dat in de modder was blijven steken en was een heel eind op haar doorweekt kousje voortgesukkeld, vóór ze de zusjes, die slechts van één gedachte vervuld waren, aan het verstand had kunnen brengen, dat ze haar schoentje uitgeschopt had. Toen was het te laat om terug te koeren, ze waren al dicht bij huis en het arme Lientje moest verder hinken op haar eersen schoen.

Ook Tineke's tranen vloeiden onophoudelijk, ze was zoo verschrokken, zoo moe en zoo koud.

Vic en Bé dachten slechts aan hetgeen ze thuis zouden vinden. Zou Olly weer bijgekomen zijn?

[pagina 153]
[p. 153]

‘Ze zag er uit, of ze dood was,’ had Vic gefluisterd.

‘Zeg dat toch niet,’ en Bé voelde hare knieën knikken, bij de gedachte, die Vic opgeroepen had.

Doch nu hadden ze hun thuis bereikt.

Het duurde een heel poosje, voor ze werden opengedaan.

‘Zouden we nog eens bellen?’ vroeg Bé.

Doch Vic vond het beter, nog wat te wachten, misschien was Riek bij Olly noodig.

Zoo stonden ze daar dan voor de deur. Lientje met opgetrokken been tegen Vic aangeleund, en Tineke met hare verkleumde handjes onder Bé's mantel.

‘We moesten toch nog maar eens bellen. Riek heeft ons zeker niet gehoord,’ opperde deze.

Vic knikte toestemmend en Bé gaf een zacht rukje aan de schel.

Nu scheen ze gehoord te zijn, want niet lang daarna kwam Riek de trap afsloffen en werd de voordeur geopend.

‘Hoe gaat het?’ vroeg Vic dadelijk.

‘Is ze bijgekomen,’ vroeg Bé angstig.

Riek had geschreid, haar gezicht was rood geplekt en ze veegde met den rug van haar hand de laatste sporen van tranen weg.

‘Neen, nog niet.’

Toen ziende hoe de meisjes schrokken, voegde ze er haastig bij:

‘Maar de dokter zegt, dat ze nou wel gauw weer bij derzelf zal kommen. Ach heere, wat benne jullie nat, arme schapen, en de kleine stumpers ook. Ga maar gauw naar boven, de kachel brandt nog in de huiskamer.’

Boven gekomen, ontdekte ze, dat Lientje mank liep.

‘Heb je pijn aan je voet, kind?’

Lientje stak haar voetje uit, waarvan de kous door het

[pagina 154]
[p. 154]

loopen op de steenen niet alleen nat, maar ook kapot was.

‘Och heer, och heer, arme schapen, wat zijn ze nat en koud en ze vallen om van den slaap.’

Vic en Bé hadden hunne natte mantels afgedaan en verklaarden naar Olly te gaan.

‘'k Zou maar niet allebei te gelijk gaan,’ zei Riek, ‘Nan is er ook al en de dokter mot niks geen drukte hebben. Hij heeft mij er ook al uitgezet, omdat ik meneigen niet goed kon houden. Nou vraag ik je, als je het kind, dat je nog op je arm gedragen hebt, daar als een dood engeltje op haar bed ziet liggen, dan zou je niet mogen huilen.’

‘Laat ik maar eerst even alleen gaan,’ zei Vic.

‘Kom je het ons dan dadelijk vertellen, als ze bij bewustzijn is, en wat de dokter er van zegt?’

Vic beloofde het en ging zacht naar boven.

Riek ruimde de natte mantels wat op.

‘Het beste zal zijn, dat ik die kleine stumperds naar bed help, ze zijn al half ingeslapen en die natte voetjes bezorgen hun een verkoudheid, dat zal je zien.’

Tineke lag werkelijk gerust te dutten in een leuningstoel en Lien was er niet ver van af, haar voorbeeld te volgen.

Riek schudde eens aan Tineke's arm.

‘Kom poes, word nou wakker. Loop nou effen de trap op, je bent te groot, om gedragen te worden, toe dan, over een kwartiertje lig je lekker in je bedje, toe dan, als een beste meid.’

Tineke opende even hare oogen, doch sloot ze dadelijk weer.

Riek trachtte haar op hare beenen te zetten, doch het hielp niet, het kind zakte op den grond en sliep door.

‘Dan zal ik haar in gosnaam maar de trap zien op te

[pagina 155]
[p. 155]

dragen, ze kan daar toch niet blijven liggen,’ besloot Riek, nam Tineke in hare sterke armen, en duwde Lientje voor zich uit, die hoewel ook half onder zeil, zich toch gewillig mee liet voeren.

Zoo bleef Bé dan alleen achter. Half versuft keek ze rond.

Toen liet ze haar hoofd op de tafel vallen en dacht aan alles, wat ze dien avond beleefd had. Haar angst, toen ze Olga daar zoo alleen had zien staan en gedacht had, dat ze daar nu voor al die menschen zingen moest. Daarna het gevoel van verlichting en vreugde, toen haar stem zoo mooi door de zaal klonk, de steeds grooter wordende opgewondenheid en toen - het plotseling wankelen van Olly en daarna niets dan ellende.

Eerst het achterblijven in de donker wordende zaal, waar de lichten een voor een werden uitgedaan.

Toen het staan in de koude gang met de kinderen, die naar huis wilden, daarna die vreeselijke tocht door modder en regen en aldoor dat gevoel van angst en onrust.

Waar bleven de zusjes toch, Vic was nu zeker al twintig minuten weg. Ze hoorde Riek beneden komen, de kinderen lagen dus in bed.

De arme Bé begon zich hoe langer hoe ongelukkiger te voelen.

Daar werd gebeld.

Wie kon het zijn, het was al kwart voor twaalf.

Ingespannen luisterde Bé; een mannenstem, mijnheer Léonville, het was waar ook, waar zou die al dien tijd geweest zijn, ze had heelemaal niet meer aan hem gedacht.

De deur werd geopend en Riek liet den violist binnen.

‘Hoe is het hier?’ vroeg hij, Bé een hand gevend.

Bé schudde met een gebaar van niet weten het hoofd.

‘Is ze nog niet bij kennis? Toen ik straks wegging,

[pagina 156]
[p. 156]

om te zeggen, dat we niet kwamen soupeeren, was ze nog bewusteloos.’

Toen Bé's wanhopend gezichtje ziende, sloeg hij zijn arm om haar heen en trachtte haar te troosten.

‘Kom, kleine collega, moed gehouden, je moet niet dadelijk het ergste denken. Wat ben je koud, ik zal de kachel eens wat opstoken.’

Die vriendelijke woorden waren te veel voor de arme Bé; haar opgekropt verdriet zocht een uitweg en haar gezichtje in hare armen verbergend, snikte ze het uit. Ze schreide zoo hartstochtelijk, dat Léonville er verlegen mee werd. Waar waren de anderen toch?

Boven zeker, zou hij Riek eens sturen, om te hooren, hoe het er mee ging? Hij zelf kon toch moeielijk naar de kamer der zieke gaan. Arm, lief meisje!

Bé schreide door, hoewel niet meer zoo hevig en de anderen schenen allen boven te blijven.

Léonville zette zich bij de kachel, waarin de vlam nu vroolijk speelde.

Wat was het stil in huis.

Daar sloeg het twaalf uur. Bé lag nu stil met haar hoofd op hare armen op tafel, ze scheen wel ingeslapen. Hoe lang zou dat nu nog zoo moeten duren, hij zou Riek maar eens sturen, zoo hield hij het niet langer uit, hij moest eens weten, hoe het met haar was.

Juist wilde hij opstaan, om aan dat voornemen gevolg te geven, toen Vic binnenkwam. Ze zag er bleek en vermoeid uit en haar anders zoo opgewekt gezichtje stond treurig.

‘U hier?’ zei ze, den violist de hand schuddend.

‘Ja, je begrijpt dat ik geen rust had, voordat ik, nog eens gehoord had, hoe het hier ging.’

‘Ze is nu bij bewustzijn.’

[pagina 157]
[p. 157]

‘Goddank, wat zegt de dokter?’

‘Hij zegt niet veel, ze is in alle deelen hevig overspannen en hij vindt haar doodzwak. Hij is bang dat ze vannacht koorts zal krijgen, of dat die flauwte zich herhalen zal. Ik geloof, dat hij haar vreeselijk zwak vindt,’ en Vic slikte eens en nog eens, om hare opkomende tranen terug te houden.

Léonville keek zeer bezorgd.

‘Ze mag volstrekt niet spreken,’ ging Vic voort, ‘hij zegt, dat het gekkenwerk geweest is, dat ze gezongen heeft in zoo'n toestand, maar dat wisten we immers niet.’

‘Arm kind, ze had zoo'n mooie toekomst voor zich, ze had zoo'n prachtig orgaan.’

Vic keek hem verschrikt aan.

‘Maar dat hoeft immers nog niet verloren te zijn,’ riep ze uit, ‘ze kan toch beter worden en dan weer zingen!’

Léonville trok zijn schouders op, zijn gezicht drukte twijfel uit.

‘'t Is mogelijk, alles is mogelijk, maar ze heeft haar teer gestel wel tegen. Het leven van eenberoepszangeres is heel vermoeiend, wij kunstenaars moeten sterk zijn, of er komt niets van ons terecht.’

Vic keek hem boos aan. Hij stond daar zoo flink, zoo sterk, zoo gezegend door de natuur en boven lag haar arm lief zusje, bij de eerste poging vleugellam geslagen in haar bedje en zou mischien nooit het doel kunnen bereiken, waar naar ze zoo vurig gestreefd had.

‘Als we haar maar eerst weer beter hebben,’ zei ze stroef, ‘de rest is bijzaak. Voor ons blijft ze dezelfde, of ze kunstenares is, of niet.’

Léonville onderdrukte een glimlach. Vic keek hem zoo uitdagend aan, of hij het tegendeel beweerd had.

[pagina 158]
[p. 158]

‘Natuurlijk beste meid, dat spreekt immers vanzelf. Haar lief persoontje is voor ons genoeg. Is de dokter al weg?’

‘Ja. Ik ga nu naar boven, om met Vader vannacht te waken. Arme vader, hij is als versuft door den slag.’

‘Dan ga ik maar, morgen kom ik natuurlijk al vroeg hooren, hoe de lieve patiente het maakt. Tot morgen dus.’

Toen Léonville vertrokken was, maakte Vic haar zusje wakker en na haar omtrent Olga eenige geruststellende woorden gezegd te hebben, stuurde ze haar naar bed.

Daarna ging ze naar boven. Olga sluimerde, haar vader zat met in elkander geslagen handen en gebogen hoofd tegen den muur en Nan ruimde heel zacht een en ander op.

Vic stuurde ook haar naar haar kamer en zette zich voor Olly's bed neer.

Weldra was het nu geheel stil in huis. Olga sluimerde door en Vic zat daar voor het bed en keek van haar zuster naar haar vader en een stille wanhoop sloop in haar hart.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken