Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek (1827-1830)

Informatie terzijde

Titelpagina van Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek
Afbeelding van Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiekToon afbeelding van titelpagina van Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.96 MB)

ebook (15.22 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek

(1827-1830)–Johannes Jelgerhuis–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 275]
[p. 275]

Wel-ed: heeren bestuurders van dezen Schouwburg!
Geachte kunstgenooten, enz.

WAARDIGE EN ZEER GEWENSCHTE HOORDERS!

 

Te regt zegt zeker geacht Schrijver: ‘bij de uitvoering van een Tooneelstuk, moet alles bijgedragen worden ter oogbekooring en ter begoocheling; hiertoe werkt inzonderheid de kunst des Tooneelspelers, om zich wel te kleeden en op te tooijen, opdat men den leeftijd, het karakter kan onderkennen, zoodra de Personaadjes verschijnen. Dit was het doel van het onderwijs reeds in de laatste tijd, en het staat ons te vervolgen en vooral het oog te slaan op eenheid, opdat niet onderscheidene tijdperken doooreen geweven, op het Tooneel in een en het zelfde stuk verschijnen. Waarvoor wij ten opzigte van het (bij ons bekende woord) het vreemde pak wel genoegzaam beveiligd zijn, door de goede zorge des Wel-Ed. Heeren van slingeland, Commissaris dezes Schouwburgs. Maar voor het moderne dat bijkans zonder banden aan de Acteurs en Actrices is overgelaten, staat makende, zoo als wel altoos, echter in deze bijzonder, op derzelver goede smaak en juistheid, alwaar om het onderling, eene goede zorge vordert, en hetwelk niet dan door eigen overeenkomen des Tooneelspelers kan verkregen worden, opdat niet op één tijdstip verschijne het kleed van den dag en dat van bij voorbeeld 1792 en 1793 naast elkander, (eene ware belagchelijkheid) omdat er te veel verschil in is. Dit gebrek ontstaat hierdoor, dat men de vrijheid heeft, in eigen gewaad ten Tooneele te verschijnen; waardoor al aanstonds een lange wijde pantalon voor de jonge rol verschijnt, naast een geheel gekleed Personaadje. Een gebrek, hetwelk geensinds gepermiteerd is; er is een verschil van omtrent een halve eeuw tusschen, of het eene of andere moet weg, en deze

[pagina 276]
[p. 276]

overeenkomst bekoort men onderling te treffen, bij het opvoeren van moderne Tooneelstukken; want op één tijdstip die geheel verschillende dragt te vertoonen, nog eens, dit is onnatuurlijk en belagchelijk, en koe gemakkelijk is dit ondertusschen te voorkomen. Men behoeve zich slechts tot een wet te stellen, om de gewoone pantalons weg te laten voor alle personen die geen matrozen of zeevarende van minderen rang voorstellen, welke ik dan zoude aanraden, geen zwarte, maar bont gekleurde pantalons te gebruiken, terwijl ik een ieder die in het modern verschijnt, en tot eenigen stand of rang behoort, zoowel ten hove, als op het Tooneel, zoude aanraden, gespschoenen, koussen en een korte broek te gebruiken, zoodra er bejaarde standspersonen in zulk een stuk, in de gekleede costume moeten verschijnen, opdat zekere harmonie bewaard blijve.

De militair eischt groote zorgen; men is verpligt op het tijdstip der voorstelling te letten; speelt men in den tijd van ons leven, dan kan men gehoorzamen aan de uniform van den tijd, maar speelt men de Speler of Revenge Praag, dan moeten er andere militairen verschijnen als van den dag. Fredrik de tweede, Koning van Pruissen, belegerde Praag omtrent 1757, laat nu de voorstelling tien jaren later verbeelden, dan nog moeten er geen lange broeken verschijnen noch ongepoederde haren, of militairen zonder staarten, de soldaat van die tijden als schelm weggejaagd, werd de staart afgesneden, terwijl kan men de zwijgende gemakkelijk het hoofd dekken met pruissische grenadiers mutsen, die de haren dekken, wijl daar staart en haren aan gemaakt zijn; hoeden met boordzels voor onder-officieren en stevels, slopkoussen of wat dies meer zij, zal genoeg onderscheiden en echter welstand bewaren; zoo dient men het Tooneel naar behooren.

De dames hebben nog meer gelegenheid om zich te onderscheiden in de tijdperken, de goede smaak moet dit ondertusschen regelen, om buiten aanstoot tot belagchelijkkeid te blijven, hetwelk even ligt valt. Het zal toch eeuwig een valsche smaak blijven de Barbier van Sivilie te spelen, en den Graaf in een ruiter uniform te steken van onzen tijd, daar ondertusschen het geheele kleed van dit stuk, dat der zeventiende eeuw draagt. Nu,

[pagina 277]
[p. 277]

de Franschen zijn dan ook wijslijk van die grove dwaling terug gekomen, die zij zelven hadden en wij maar getrouw zonder denken navolgden.

Zooveel licht er gelegen aan het kleed, en het is waarheid, men dient er bijzondere aandacht op te hebben, want hoe ver is dit niet verwaarloosd geweest, inzonderheid even voor onzen tijd, mijne vroege jeugd geheugd het vertoonen van de huwlijken staat gezien te hebben, en alles was in strijdige kleedij; men zag de ouders in het kleed van honderd jaren terug, en de jonge lieden in het kleed van den dag; zoo heugt mij Tartuffe zoowel op het Fransche als Hollandsche Tooneel, welk een moedwil, want dwaling kan men het niet noemen, men kan niet vooronderstellen, dat men niet beter zoude geweten hebben, maar de zucht om bevallig te schijnen, had een valsche strekking, even als of het niet mogelijk was in ieder kleed door goede smaak geleid, bevallig te zijn.

Nu deze begrippen is men zoo ver te boven, dat het jammer zou zijn, het weinige dat er ontbreekt, ook niet te verbeteren.

Beijvert men zich om in het vreemde pak juist te zijn, laat ons dat altoos doen; daartoe zullen dan nu deze lessen wederom dienen, daartoe zal na het overzigt der zeventiende eeuw, hetgeen nog ontbreekt, het overzigt van een deel der achttiende, ons zoo ik hoop, genoegzame tact geven om niet meer te dwalen; om tot dat doel te komen, laat ons den tijd wel besteden, en van de gunstige verleende gelegenheid gebruik maken, opdat wij daaraan erkentelijk zijn, en wij hopen te zorgen dat Badeloch zoowel ongepoederd blijve, als te doen beseffen, dat zulks, waar het vereischt wordt, ook geschiede in andere gevallen.

Het kleed voor het Tooneel is gewis in eene kompleete smaak in onze dagen, dit mag men met ruimte zeggen, vooral wanneer men de nodige aandacht op het moderne legt, om dat ook zoo te maken; want vergelijken wij de woorden van de Fransche clairon, tegen de denkbeelden over het kleed in onze dagen, dan gewis moeten wij ons zelven geluk wenschen, gevorderd te zijn, in beteren stijl en ontdaan van ware moedwillige dwalingen, zij zegt:

[pagina 278]
[p. 278]

‘Het costuum is een der moeijelijkste dingen voor het Tooneel, omdat men te gelijk het oog moet slaan op de waarheid als op de luxe.

Deze twee tegenstrijdigheden deden Ifigenia met gepoederde haren ten Tooneele treden, en zich in wit satijn vertoonen, en dan als priesteresse van diana, versierd met een hemelsblaauwe starrenstool en een maan op het hoofd. Wij lagchen thans bij de lezing, en de Franschen zelven, waren naderhand de eersten die zulk eene zotte vertooning verbannen hebben, men raadpleegt de waarheid tevens alleen in hooge oudheid, aan antieke beelden, en in latere tijden aan kostbare fraaije schilderijen en prenten.

Ondertusschen was zij zelve met zulke goede denkbeelden over onze kunst verrijkt, dat ik meermalen haar werk hier heb aangehaald; en het is te verwonderen dat die groote Actrice dat ellendige stelsel konde hebben, zij die over dans en teekenkunde voor het Tooneel zoo edel dacht, dat het wel waardig is, haar daarover te hooren.

De edele figurerende dans waar te nemen, hield zij voor onontbeerlijk, ‘nimmer moet de Acteur het voorkomen van een danser hebben, maar de kunst zelve kan hem nuttig zijn,’ zegt zij.

‘Het zoude te wenschen zijn,’ zegt zij verder, ‘dat alle Acteurs iets van de teekenkunst wisten, zij zouden beter over het geheel van een Figuur oordeelen, het schilderachtige dat altoos nodig is op het Tooneel, zoude zij gemakkelijk uitvinden, zoowel voor hunne actiën als voor hunne kleeding.’ Ziedaar van hoeveel aangelegenheid dus een onderhoud en eene aanwijzing als hier geschiedt, en hetwelk geheel in den geest dier denkbeelden valt, door kundige Tooneellisten geacht is. Mogt men dus naar behooren beseffen, hoe nuttig het is, zelfs bewuste zaken te herdenken, te herhalen, die in het geheugen lang gerust hebben. Men zoude in de oefening dezer lessen zoo veel genoegen vinden, als ik in dezelve voor te dragen, steeds heb mogen smaken. Laat ons dien ijver niet verliezen mijne vrienden, maar de gunstige gelegenheid waarnemen tot een onderhoud, zoo nut en nodig aan onze knust, als onafscheidbaar van dezelve.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken