Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bezieling en vorm (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bezieling en vorm
Afbeelding van Bezieling en vormToon afbeelding van titelpagina van Bezieling en vorm

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.39 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bezieling en vorm

(1923)–André Jolles–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Essays over letterkunde


Vorige Volgende
[pagina VII]
[p. VII]

Aan J. HUIZINGA

‘nullum erga me benevolentiae pignus atque indicium omisistis.’
[pagina IX]
[p. IX]

Voorrede

Wij kennen geen volk zonder taal en wij kennen er geen, dat niet op een of andere wijze de gesproken woorden rhythmisch indeelt, beelden gebruikt, spreekwoorden kent, verhalen vertelt en wat dies meer zij. Taal en letterkunde schijnen dus kenmerken van den homo sapiens te zijn, of fraaier gezegd, universeele voortbrengselen van de menschelijke beschaving. Wat wij ons onder zulke beschavingsproducten voor te stellen hebben - of hoe ze tot stand, komen? Goethe beschrijft het ergens.... ‘wie aus dem Zusammentreffen von Notwendigkeit und Willkür, von Antrieb und Wollen, von Bewegung und Widerstand ein Drittes hervorgeht, was weder Kunst noch Natur, sondern beides zugleich ist, notwendig und zufällig, absichtlich und blind.’ Wij kunnen hier nog bijvoegen, dat dit ‘derde’ zich in vormen vertoont, die constant zijn en die wij als zoodanig herkennen en onderscheiden kunnen.

Dat nu die twee, de taal en de letterkunde, tot elkaar in een zekere verhouding staan, betwijfelt niemand. Maar hoe die verhouding is - daarvan weten wij nog bitter weinig en iedere poging, haar nauwkeurig te bepalen, is tot nu toe op niet heel veel uitgeloopen.

Dit is in de eerste plaats te wijten aan het verschil in methode, waarvan zich in de negentiende eeuw aan den eenen kant de taalkunde, aan den anderen de litteratuurgeschiedenis bediende.

Hetzij de taalkunde de vormen van de taal op een bepaald oogenblik van hun ontwikkeling beschouwde, hetzij zij de wording van die vormen historisch trachtte te verklaren - zij zocht het algemeene, werkte met algemeene begrippen, poogde algemeene regels te vinden. Daartegenover ging de litteratuurhisto-

[pagina X]
[p. X]

rie met voorliefde van het bijzondere uit, zij zocht minder algemeene regels, dan dat zij de eigenaardigheden van ieder afzonderlijk voortbrengsel nauwkeurig poogde te bepalen. Wat een wortel, wat een onomatopee, wat een substantief, wat flectie, ablaut, klankverschuiving is, werd, nadat het uit een samenhangend taalcomplex was afgeleid, onder algemeene wetten van vormontstaan, vormgroei en vormverandering samengevat en vervolgens aan voorbeelden gedemonstreerd. Wat daarentegen lyriek, rijm, wat een sprookje, een roman of een sonnet was, werd weliswaar uit een aantal letterkundige voortbrengselen als algemeenheid afgeleid, maar bleef in zijn definitie altijd sterk afhankelijk van lyriek, rijm, sonnetten en romans en sprookjes van bepaalde tijden en personen. Vatte de taalkunde de taal als een gemeenschapsproduct op, en schakelde zij allengs meer den invloed van het persoonlijke uit, de litteratuurhistorie zocht in ieder voortbrengsel in de eerste plaats den invloed van het individu, en zelfs waar zij algemeene invloeden, als die van ras, tijd en milieu, van maatschappij en wereldbeschouwing liet gelden, bespeurde zij de uitwerking hiervan duidelijker op den voortbrenger dan op het product. Zag de eene de taal van een taalcomplex als een geheel, de andere zag de letterkunde van een letterkundig complex als een som van eenheden - lag voor de eene de waarde in het objectieve, de andere koos overal het subjectieve. En wanneer wij nog eens naar Goethe's uitspraak omkijken en aan ‘een samentreffen van noodzaak en willekeur, van aandrift en wil, van beweging en tegenstand’ denken, valt het op, dat de taalkunde altijd den nadruk op noodzaak, aandrift en beweging legt, de litteratuurhistorie daarentegen het accent op willekeur, wil en tegenstand liet vallen.

Het schijnt echter, dat wij ons in een tijd van kentering bevinden.

In de wetenschap van de taal is, sedert de beroemde Essai van Bréal, de semantiek allengs een grooter plaats gaan innemen en wij gevoelen - al kunnen wij alweer nog niet zeggen, hoe - dat zij hiermee nader komt bij wat wij onder de wetenschap van de letterkunde zouden willen verstaan.

[pagina XI]
[p. XI]

Maar zou de litteratuurgeschiedenis, om een wetenschap van de letterkunde te worden, nu niet den omgekeerden weg moeten inslaan en er zich van haar kant eens in moeten gaan verdiepen, wat al die vormen, waarmee zij zich bezig houdt, op zichzelf beteekenen, en beginnen te onderzoeken, in hoeverre die vormen, onafhankelijk van den kunstenaar die ze bezigt en het afzonderlijke kunstwerk waarin zij voorkomen, een eigen leven hebben en zich naar eigen wetten ontwikkelen?

Wij bezitten boeken, die ‘De geschiedenis van den roman’, ‘De Attische tragedie’ of ‘De lyriek aan het einde van de 19e en het begin van de 20ste eeuw’ heeten. Maar wij weten hoe weinig men in die boeken van het algemeene, hoezeer van voldongen feiten uitgaat. Wat is ten slotte voor hen de ‘roman’? Een aantal boeken van een zekere soort die tusschen Heliodorus en Galsworthy door de heeren A en B en de dames X en IJ geschreven zijn. Wat de Attische tragedie? De Orestie, Antigone en Alkestis. Wat de bovengenoemde lyriek? Een aantal verzen van Verlaine tot Rabindranath. Kijken wij dan verder in boeken die ‘Geschiedenis van de Fransche’, ‘de Joodsche’ of ‘de Nederlandsche letterkunde’ heeten, dan staat het individueele nog sterker op den voorgrond. De hoofdstukken heeten ‘Ronsard en de Pléiade’, ‘Victor Hugo’ of ‘Jehuda ben Halevi’. Wij gaan niet meer van de voortbrengselen maar van de voortbrengers uit, schrijven niet ‘Van Lucifer tot De ondergang der eerste waereld’ maar ‘Van Vondel tot Bilderdijk’. En wat geschiedt in die hoofdstukken? Daar wordt het leven van mannen en vrouwen beschreven van hun geboorte af aan, dit leven wordt verklaard door afstamming, tijdsomstandigheden etcetera, en in dit leven worden hun werken gerangschikt, en uit dit leven worden die werken afgeleid, dan worden de scheppingen nog eens afzonderlijk genomen en in hun waarde besproken, in hun eigenaardigheid beoordeeld op deugden en gebreken gewezen en.... alles loopt er op uit, dat bepaalde menschen als scheppers van bepaalde kunstwerken, en bepaalde kunstwerken als scheppingen van bepaalde menschen gewaar-

[pagina XII]
[p. XII]

deerd worden. Wij klappen het boek toe met al den eerbied die ons tegenover het individueele in een kunstenaar en een kunstwerk voegt en terdege ingeprent is - en dat is alles goed en wel, maar wij komen tot de slotsom, dat dit niet de wetenschap van de letterkunde is, die wij bedoelen.

Wij zijn de laatsten om de beteekenis van de historie te onderschatten, de allerlaatsten die iets tegen de schoonheidsleer, hetzij zij van dat gedeelte der spiegelende wijsbegeerte, wat wij aesthetica noemen, hetzij zij van de instinctiefste en subjectiefste aandoeningen uitgaat, hebben in te brengen. Wij hebben ook niets tegen de schiftende wijze van beoordeeling, die men onder kritiek pleegt te verstaan. Ver vandaar, onze wetenschap kan ze gebruiken, heeft ze alle drie noodig - maar toegepast op deze wijze is geen van drieën in staat onze methode voor eenzijdigheid te vrijwaren.

Het voortreffelijke van Goethe's omschrijving, van een beschavingsprodukt schijnt ons in de negatieve formuleering te liggen: ‘ein Drittes, das weder Kunst noch Natur, sondern beides, zugleich ist.’ Niet waar? - wij zouden de zaak dadelijk bederven, indien wij zeiden, dat die derde zoo wel kunst alsook natuur was; het is geen compositum maar een resultaat; om zich zelf, d.w.z. allebeide, te kunnen zijn, moet dit derde een gedaanteverwisseling ondergaan, waarbij die twee eersten zich oplossen, vermengen en ophouden afzonderlijk te bestaan. Dientengevolge kan een wijze van beschouwing, die van een van de twee uitgaat, nooit tot juist begrip van het derde geraken.

Daar ligt het zwakke punt in onze wetenschap. Door een eenzijdigen nadruk op willekeur, wil en tegenstand, is zij tot haar begrip litterair ‘kunstwerk’ gekomen; onder den invloed van zekere geestesstroomingen, die een zonderling zwak voor het individueele hebben, tot haar begrip ‘dichter’. Die twee begrippen sluiten haar in zekeren zin van het begrip ‘letterkunde’ af. Wie de letterkunde als een geheel van kunstwerken en voortbrengsels van kunstenaars opvat, kan de letterkunde in haar

[pagina XIII]
[p. XIII]

eigenlijke beteekenis als beschavingsproduct niet bereiken - zelfs niet, wanneer hij uit die kunstwerken hier en daar eenige algemeene regels afleidt.

Daar nu echter - zooals wij reeds zeiden - de beschavingsproducten herkenbare vormen aannemen, of, om nog eens met Goethe te spreken: daar ‘die höchste Operation der Natur und Kunst die Gestaltung’ blijft - schijnt het ons, dat een van de middelen tot beter inzicht in een nauwkeuriger onderzoek van die vormen bestaat in een scherper scheiding tusschen dat, wat in een letterkundig voortbrengsel aan de bezieling van den dichter, en dat, wat aan het wezen, het eigen leven en de ontwikkeling van den vorm moet worden toegeschreven.

Of dit in deze essays overal geschied is? Ook waar het niet het geval mocht zijn, verzoekt de schrijver ze als een poging in die richting te willen beschouwen - of althans als een symptoom van de kentering.

 

Juli 1923.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken