Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 3: De zeventiende eeuw (1) (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 3: De zeventiende eeuw (1)
Afbeelding van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 3: De zeventiende eeuw (1)Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 3: De zeventiende eeuw (1)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

Scans (15.61 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 3: De zeventiende eeuw (1)

(1889)–W.J.A. Jonckbloet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina IV]
[p. IV]

Voorrede.

Eene derde uitgaaf van deze Geschiedenis! Ik had die nauwelijks durven verwachten. En zoo ik er mij in verheug, dan is het vooral, omdat ik daardoor in staat gesteld werd het werk nogmaals aan eene geheele herziening te onderwerpen. Ik ben meer dan iemand, meer dan de scherpste mijner critici, bewust, hoeveel gebreken het boek, ook na de omwerking, die het in den tweeden druk onderging, nog aankleefden. Als men ouder wordt en wezenlijk naar waarheid streeft, kan men voor zoo iets niet blind zijn, en ijdelheid of zelfbegoocheling krimpen meer en meer in.

Deze nieuwe uitgave zal doen zien, dat ik de feilen, die mij zijn aangetoond, dat wil zeggen, die ik als zoodanig heb leeren inzien, ook heb verbeterd, onverschillig door wien, of op welken toon, ze mij waren voorgehouden. En ik heb nog heel wat meer fouten verholpen dan mij waren aangewezen.

Vooreerst heb ik begrepen deze uitgave vollediger te moeten maken dan de twee vorige, vooral met betrekking tot de XIXe eeuw. Ik heb niet alleen getracht het verhaal bij te werken tot op onze dagen, maar ook daar den draad duidelijker aan te wijzen, die toch door onze meer en meer subjectieve kunstwerken loopt.

De duidelijkheid van voorstelling moest, dacht mij, ook winnen door eene andere inrichting van sommige deelen van het werk. De geschiedenis der XVIIe eeuw onderging dan ook eene tamelijk ingrijpende wijziging.

De geest, waarin het werk geschreven werd, is ook sedert den eersten druk allengs veranderd. Meer en meer bleek, dat er nog te veel onzekers en onbewezens in onze Letterkunde gevonden wordt, om te kunnen volstaan met eene voorstelling van zaken naar mijn inzicht. Zoo ik mij doorgaans onthouden heb van breed uitgemeten polemiek, ik heb toch in het ‘beredeneerd verhaal’ niet altijd kunnen vermijden bij tegenwerpingen stil te staan of wat meer bewijzen aan te voeren dan oorspronkelijk in mijn plan lag. Het boek is daardoor misschien wat meer een studie- dan een leesboek geworden. Dit kon wel niet anders; maar het zou mij spijten, als ik zoodoende niet geschreven had voor alle klassen van lezers; niet voor hen, die, zonder zich tot een examen voor te bereiden, toch naar wat meer dan een oppervlakkig overzicht van onze letterkunde verlangen.

Eindelijk heb ik nog eene verandering aangebracht, waardoor het boek meer

[pagina V]
[p. V]

voor elk slag van beschaafde lezers toegankelijk kan worden. Ik deed dit vooral, omdat het in uitgebreidheid is toegenomen: de twee oorspronkelijke deelen zijn tot zes deeltjes uitgedijd. Niet ieder stelt in elk tijdvak van onze letterkunde evenveel belang, en niet iedere beurs voegt de aankoop van een zoo omvangrijk werk. Daarom ben ik, in overleg met mijn vriend en uitgever den Heer E.B. Ter Horst, te rade geworden, de drie hoofdafdeelingen onzer letterkundige geschiedenis ook afzonderlijk, onder eigen titel, verkrijgbaar te stellen. Twee deeltjes zullen de Middeleeuwen en het overgangstijdperk der Rederijkers bevatten; twee anderen de XVIIe eeuw; en de twee laatsten de XVIIIe en XIXe eeuwen tot op onze dagen.

Ik begin met de tweede afdeeling, omdat voor de vaststelling der eerste de volledige uitgave moet worden afgewacht van Maerlant's Merlijn, daar het aandeel, dat Lod. Van Veltheim er aan gehad heeft, nog al belangrijke wijzigingen kan brengen in de tot nog toe aangenomen rangschikking.

 

Ik zou hiermee kunnen besluiten, des noods verwijzende naar de twee eerste bladzijden der voorrede van de tweede uitgave; ware het niet, dat ik mijn dank wilde betuigen aan mijne ambtgenooten P.J. Cosijn en A. Kuenen voor de helpende hand, die ze mij op mijn verzoek hebben toegestoken. Voorts maak ik van deze gelegenheid gebruik om op nieuw mijne warme erkentelijkheid uit te spreken voor de medewerking, die mij bij voortduring op de Koninklijke Bibliotheek alhier ten deel viel, en in de eerste plaats aan den Eersten Bibliothecaris Dr. M.F.A.G. Campbell.

Ik maak ten slotte een verzuim van voor acht jaren goed. De Heer Alphonse Willems te Brussel heeft zijn buitengemeen talent wel willen wijden aan eene Fransche bewerking van dat gedeelte van mijn boek, dat de middeleeuwen behandelt. Dat zou iets meer zijn dan eene bloote vertaling: eene bewerking met wijzigingen en aanvullingen, die voor een Franseh publiek noodig schenen. Ik verheug er mij nu bijna in, dat een misverstand de uitgave van het werk toen heeft in den weg gestaan, dat, ondanks de zorg, er door een geleerde als Willems aan besteed, toch den invloed zou hebben ondergaan van de gebreken van het origineel. Ik maak nu nog van deze voorrede gebruik om den Heer Willems te verzoeken, de late maar goed gemeende verzekering aan te nemen van mijn hartelijken dank voor de buitengewone zorg aan dat werk besteed, al heeft het ook het licht niet mogen zien.

 

den haag, 24 Juni 1881.

JONCKBLOET.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (6 delen)


auteurs

  • C. Honigh


organisaties

  • over Eglentier

  • over Nederduytsche Academie