Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman
Afbeelding van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormmanToon afbeelding van titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

Scans (26.24 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

(1969)–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

L

Een van de dingen, waar de man behoefte aan heeft, onweerstaanbaar en noodlottig, dat is omgang met vrouwen. Zonder dat zou hij totaal verwilderen, totaal degenereren, afdalen van trap tot trap en erger worden dan de dieren der wildernis. Eert de vrouwen!

Maar in het kamp, waar ons regiment lag, waren geen vrouwen te bekennen. Eenzaam lag het op de heide en de stilte om ons heen werd nooit verbroken door een heldere vrouwenlach. Nooit werd de vale grijsheid van het veldgrauw vervrolijkt door een wuft rondfladderend kleurig bloesje. Al de koppen waren eentoniglijk kaalgeknipt en bruingebrand en verweerd. Er was nooit iets te zien van zo'n zacht-donzig wangetje, dat zoete gedachten stilletjes in je doet opstaan. Het was altijd maar dienst en er waren maar mannengedachten werkzaam, zonder zachtheid, altijd gericht op het ‘werk’. Kortom, er was een smartelijk gemis aan de poëzie, aan de tedere bekoring, aan het lieve wonder, dat ‘Vrouw’ heet.

Het was wonderlijk. We waren met een heel regiment bij mekaar, zo'n kleine drieduizend man. En zonder dat we het wisten eerst, leden we aan eenzaamheid. Er was een vaag onrustgevoel, dat de gesprekken deed stokken, dat de lach verhinderde helder op te klinken, dat ons nors maakte en prikkelbaar. We kenden mekaar van haver tot gort en we voelden elkaars aanwezigheid als een grote leegte. Er was veel ruzie onder de jongens en de uithalen van

[pagina 413]
[p. 413]

de zwaarmoedige levensliedjes werden met de dag langer en droefgeestiger. We leden aan diepe vereenzaming in de volle drukte van het regiment, maar we wisten geen naam voor het sombere samenstel van gewaarwordingen, dat ons dreef tot baldadigheden en kwajongensstreken.

Tot op een dag het wonder gebeurd is!

't Was een zonnige winterdag en de dienst was afgelopen. Overal slenterden soldaten rond, verveeld, uit gewoonte lurkend aan hun pijp of sabbelend op een eind sigaar, dat achteloos tussen slappe lippen bungelde. Ze staarden suffig naar de grond, met triest hangende koppen en betekenisloze, trage woorden gingen dor heen en weer.

Toen kwam een vaag gerucht de jongens verlevendigen. Er kwam een heimelijk licht in hun ogen. De bewegingen werden krachtiger, leniger en opgewekt ging de vraag rond: ‘Is het waar?’ Ze rekten nieuwsgierig de halzen en liepen driftig naar de ingang. En daar, waarachtig bleek de gouden waarheid! Geschreeuw ging op, joelde schaterblij rond.

‘Jongens!... Rokken!’

En er wás een meisje! Niet bijzonder mooi, niet bijzonder lief, maar toch... een meisje. Ze had een rood hoedje op met een witte veer. En een blauw manteltje aan en hoge gele laarsjes. Een droom! Hoera!... Jongens!... Rokken! Van alle kanten kwamen ze aan. De barakken liepen leeg. De korveeërs lieten bezems en emmers in de steek. Uitrustingen bleven half opgepoetst liggen. Jongens... gauw! Een kippie! Een kippie! Het hele regiment kwam op de been, dromde te zamen, verlustigde zich aan de aanblik van het ongedachte, het onmogelijke, het wonder! Een vrouw in het kamp! Officieren staken hun hoofden door de raampjes van hun loods naar buiten, glimlachten, draaiden hun knevel op. Een vrouw... een meisje! Hoe was het mogelijk?

't Was een meisje, dat haar zieke broer kwam bezoeken.

En ze had een kleur als een pioenroos onder het leuke rooie hoedje. Het regiment maakte plaats. De jongens zeiden geen brutale dingen. Ze drongen alleen samen op haar weg, keken naar haar met verbaasde, verheugde ogen. Ze huldigden de vrouw, de koningin. En ze begrepen in eens, wat ze gemist hadden al die tijd.

Toen ze in de ziekenbarak verdween, steeg een donderend ‘hoera!’ uit duizenden kelen en verrukt stond het hele regiment te wachten, geduldig, tot ze terug kwam... om haar uitgeleide te kunnen doen.

Het was een schone dag en onvergetelijk!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken