Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hilda van Suylenburg (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hilda van Suylenburg
Afbeelding van Hilda van SuylenburgToon afbeelding van titelpagina van Hilda van Suylenburg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.24 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman (populair/bestseller)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hilda van Suylenburg

(1897)–Cécile de Jong van Beek en Donk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[L]

Alles was nog donker en stil in huis, toen Hilda thuis kwam, alleen in de keuken werd gelachen, de luide lach van dienstboden, die visite hebben en hun meesters uit weten.

In de kamers kroop de schemering geheimzinnig uit de hoeken en wischte de omtrekken der meubels uit, in de serre slechts viel nog wat licht van den wolkenloozen avondhemel, waaraan de zon haar glans nog maar kort van te voren had onttrokken.

Hilda zette zich neer in haar gewone schommelstoeltje; de eenzaamheid en donkerte van het huis lieten haar onverschillig, alles was licht in haar, alles vol stralende levensblijheid.

De gedachte dat Maarten wegging, misschien voor een langen tijd, was haar op dit oogenblik zelfs niet eens meer pijnlijk. Hij ging om daar ginds goed te doen, onrecht te herstellen! En in haar enthousiaste meisjesverbeelding zag ze hem staan met zijn klare magnetische oogen en blonde haren, midden tusschen de zwart dreigende figuren

[pagina 511]
[p. 511]

der fabriekwerkers te Chemnitz, en als hij sprak zouden de harde trekken zich verzachten, hij zou hun weten te geven, dat, wat voor velen, in deze bange tijden van worsteling en argwaan, een hooge weldaad is: het volle vertrouwen in éen dien zij geestelijk boven zich voelen. En dan zou hij hun toestand verbeteren, alles regelen. Ze had het den laatsten tijd van alle kanten gehoord, hij was zoo vreeselijk knap, en zoo goed! O! ze was trotsch op hem! En in liefde is het hoogste weelde, trotsch te kunnen zijn! En in dien tijd zou zij in Amsterdam haar kamers inrichten: één heel eenvoudig slaapkamertje met veel zon en veel lucht en een zitkamer ... O! heel anders dan hier al die meisjesboudoirs met hun overlading van prullen, stijl twee-guldens-bazaar! Het zou een mooie kamer zijn, met die voorname, zeldzame mooiheid die elke beurs kan bekostigen, n.l. afwezigheid van alles wat leelijk is. Het zou eenvoudig, bijna streng zijn, maar alles wat er was moest goed van kleur, van vorm, van lijn wezen! Het moest alles getuigen van een intens verlangen naar harmonie; de dagelijksche omgeving oefent immers onbewust een grooten invloed op ons uit, en wie de mooiheid verwaarloost in de kleine werktuigen van het bestaan - meubels, kleeding, versierselen - kan nooit volkomen naderen tot die hartstochtelijke liefde tot mooiheid in alles, mooiheid in het zichtbare om ons heen, mooiheid in het onzichtbare van denken en voelen, die ten slotte voert tot een hoog menschenleven!

Hilda stond op, in een ontroering van vreugde: ‘En als dan haar kamer heel mooi was geworden, zou Maarten komen .... op 'n Zondag....’

Zij stak een kandelaar aan op den schoorsteen

[pagina 512]
[p. 512]

om mee naar boven te gaan. Maar bij het opvlammen van het licht zag ze ineens in den spiegel het schilderij daar tegenover, het portret van een overgrootmoeder van Suylenburg, geheimzinnig stralend in de donkere kamer in haar hofkleed van het eerste keizerrijk, wit satijn met den manteau de cour van goud brocaat.

Het was een prachtige vrouw, ze was een Française geweest, een gravin de Grandonne, die een schitterende rol had gespeeld aan het hof van Joséphine. De familie-legende zeide, dat alle beroemdheden van dien tijd aan haar voeten hadden gelegen, zelfs Napoleon zou een tijd lang haar gunst hebben gezocht, maar na zijn tweede huwelijk was ze in ongenade gevallen, en getrouwd kort daarop met den generaal van Suylenburg, die haar naar Holland had gevoerd.

Hilda draaide zich om en stond voor het portret, den kandelaar hoog houdend om het mooie kopje te zien, maar nu ineens voelde ze de stilte van het huis doodsch om zich heen, en kreeg ze 'n zonderling dringende behoefte iets te uiten van haar trillende emoties.

‘Het zijn heel andere tijden, grootmama!’ zeide ze lachend, ‘heel anders, nietwaar? Andere politiek, andere zeden, andere illusies, andere vrouwen! Wat hebt u uw haar kunstig gefriseerd. In m'n volgend leven zal ik geen tijd hebben om zooveel zorg aan mijn kapsels te geven, dat moet u me maar niet kwalijk nemen, ik neem u immers ook niet kwalijk dat u er zoo veel tijd aan hebt besteed? Wij moeten elkaar met rechtvaardige toegefelijkheid zien te beschouwen, ieder in de lijst van onzen eigen tijd, eigen omgeving, eigen opvoeding. En heusch, ik zal u geen schande aandoen, al zouden in uw oogen mijn opvattingen,

[pagina 513]
[p. 513]

als u ze had kunnen voorzien, al heel erg zonderling zijn geweest! Waarom kijkt u zoo strak in den spiegel met dien vagen trotschen lach? Omdat de held van Austerlitz u heeft liefgehad? Maar ook ik heb de liefde van een held, verstaat u dat? en de beroemdsten zijn niet altijd de grootsten! Er zijn zooveel soorten van helden, nietwaar? dat zult u nu ook wel weten, nu u van uit de hoogte neerziet op al het kleinmenschelijk gezwoeg om 'n beetje meer eer en macht. En ik ben blij mevrouw, dat mijn held geen zwarte oogen en bloedige handen heeft, en lauwerkransen, maar een vredepalm en de haren en den glimlach van een jongen zonnegod.’ En in de opwinding van haar ontwakende liefde, genoot Hilda bijna kinderachtig van deze gevonden vergelijking, toen ging ze weer voort: - ‘Alles, alles verandert, nietwaar? Alleen jeugd en liefde en verlangen naar geluk blijven hetzelfde, en ik beloof het u, ik zal er mijn deel van nemen, al zal ik soms de toga en den baret dragen, zooals u vroeger uw manteau de cour! Bonsoir, grootmama. Blijft u maar gerust zoo trotsch staan lachen. Ik heb zoo'n idée, dat ik meer zal genieten, van wat het leven waarachtig heerlijks en moois te geven heeft, dan u het ooit hebt gedaan!’

Toen ging Hilda naar boven en onder het opgaan van de trap zong ze neuriënd een van die naief teere Italiaansche liefdesliedjes, die men in zuidelijke nachten, in de verte hoort zingen, en ze glimlachte tegen de duisternis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken