Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Uit het oog, uit het hart? Over twee heilige maagden: Lutgard en Liedewij' (1997)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/Middeleeuwen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Uit het oog, uit het hart? Over twee heilige maagden: Lutgard en Liedewij'

(1997)–Ludo Jongen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 127]
[p. 127]

Uit het oog, uit het hart?
Over twee heilige maagden: Lutgard en Liedewij

Ludo Jongen

Patroonheiligen en zwangerschap

Sinds onheuglijke tijden hebben christenen in nood een beroep gedaan op heiligen, opdat dezen voor hen een goed woordje zouden doen bij God.Ga naar voetnoot1 Tot sommige heiligen wordt gebeden ter genezing van ziektes in het algemeen - bijvoorbeeld tot Liedewij van Schiedam -, anderen zijn ‘gespecialiseerd’, zoals Apollonia tegen kiespijn en Erasmus tegen darmklachten. Daarnaast hebben vele steden en beroepsgroepen een eigen beschermer: zo wordt in Maastricht Servaas vereerd en zoeken zowel tuinlieden als dermatologen hun heil bij de Heilige Fiaker. In vele gevallen is volstrekt duidelijk waarom de heilige een bepaald patronaat heeft ‘verworven’. De legendarische martelares Margaretha van Antiochië werd in de Middeleeuwen beschouwd als beschermheilige van zwangere vrouwen. Volgens de overlevering was zij in de gevangenis verzwolgen door een draak, maar vervolgens weer gezond en wel uit zijn opengebarsten buik tevoorschijn gekomen, opnieuw ‘geboren’ zou men kunnen zeggen. In haar allerlaatste gebed, net vóór ze onthoofd werd, zou zij God onder andere gevraagd hebben om zwangere vrouwen en hun vrucht te beschermen. In de Legenda aurea van Jacobus de Voragine wordt dit alsvolgt verwoord: ‘Zij voegde [aan haar gebed] toe dat elke vrouw die haar in zware barensnood zou aanroepen, een gezond kind ter wereld zou brengen. Uit de hemel klonk een stem die haar meedeelde dat haar verzoeken verhoord waren.’Ga naar voetnoot2

Soms echter lijkt elke logica tussen heilige en patronaat te ontbreken. Tijdens haar zwangerschappen had mijn moeder een door haar eigenhandig overgeschreven gebed tot Ignatius van Loyola (1491-1556) in haar rozenkransetuitje. Op die manier hoopte ze dat zwangerschap en bevalling voorspoedig zouden verlopen. Voor zover mij bekend heeft het inderdaad geholpen. Maar waarom zij nu juist vertrouwen stelde in deze geleerde jezuïet, is op het eerste gezicht niet duidelijk: Ignatius staat toch vooral bekend als patroonheilige van scholen, docenten en leerlingen.Ga naar voetnoot3 Naar alle waarschijnlijkheid gaat Ignatius' patronaat voor zwangere vrouwen terug op het volgende postume wonder uit de vroeg-zeventiende-eeuwse Generale legende der heylighen.Ga naar voetnoot4 Aan het eind van de Ignatius-legende schrijven de jezuïeten Pe-

[pagina 128]
[p. 128]
trus

illustratie
Afb. 86. De Heilige Lutgard biddend voor een kruisbeeld. Houtsnede uit 1609.


Ribadineira en Heribertus Rosweydus het volgende wonder aan hun ordestichter toe. In het Duitse Eberberg, vlak bij München, had een vrouw twee nachten lang zware weeën; haar echtgenoot ging ten einde raad naar de dorpspastoor; deze jezuïet had geen relieken bij de hand en wikkelde daarom de door Ignatius opgestelde regel van zijn orde in een papiertje; zodra de zwangere vrouw dit pakketje op haar buik gelegd had, beviel ze snel en pijnloos van een gezonde jongen.

Toch ligt het in onze ogen niet voor de hand bij zwangerschap een mannelijke heilige aan te roepen: een vrouw lijkt ons in die gevallen een natuurlijker keus.Ga naar voetnoot5 De bekendste is de reeds genoemde Margaretha van Antiochië. Zwangere, Nederlandstalige vrouwen konden, als zij dat verkozen, dicht bij huis blijven: de Heilige Lutgard van Tongeren (1182-1246) beschermde immers ook zwangere vrouwen. In het allerlaatste hoofdstuk van de Vita Lutgardis vertelt Thomas van Cantimpré over de zware en moeizame bevalling van een edelvrouw. Zodra ze de paardenharen gordel die Lutgard tijdens haar leven op haar blote huid had gedragen, op haar buik drukte, kwam het kind zonder pijn of moeite en in blakende gezondheid ter wereld. Daarna besluit Thomas zijn tekst met: ‘Ditzelfde is op verschillende plaatsen en bij verschillende personen met succes bewezen.’Ga naar voetnoot6 Toch is Lutgard nimmer een populaire heilige geworden, laat staan dat zij door zwangere vrouwen op grote schaal vereerd werd als patrones. Nu deelt Lutgard dit lot met talloze andere vrouwelijke heiligen, uit alle eeuwen en streken: vrouwen werden immers veel minder (snel) gecanoniseerd.Ga naar voetnoot7

In het onderstaande wil ik de vitae van vrouwelijke heiligen uit de ‘Nederlanden’ onder de loep nemen: Lutgard en Liedewij.

[pagina 129]
[p. 129]


illustratie
Afb. 87. De Heilige Liedewij, houtsnede uit 1505.


Een bevlogene in Brabant: de Heilige Lutgard

Lutgard van Tongeren is een van de vele vrouwen die in de dertiende eeuw in het bisdom Luik en het hertogdom Brabant op een eigen wijze uiting wilden geven aan hun religieuze gevoelens. Omdat ze dat soms buiten het officiële, kerkelijke circuit om deden, werden ze door de clerus met argusogen gevolgd.Ga naar voetnoot8 Van de meesten kennen we vaak niet meer dan de naam. Zo weten we dat in het cisterciënzerinnenklooster in het ‘Waalse’ Aywières ten tijde van Lutgard een zekere Yolande vertoefde. Alles wat we van en over haar weten, berust op mededelingen van Thomas van Cantimpré, Lutgards ‘biograaf’. Volgens Thomas zou Yolande op instigatie van Lutgard het benedictinessenklooster in Moustier-sur-Sambre hebben verwisseld voor het veel strengere cisterciënzerinnenklooster in Aywières. Yolande leidde daar zo'n deugdzaam en godvruchtig leven dat haar in een visioen het uur van haar dood werd geopenbaard. Lutgard begeleidde Yolande op haar sterfbed. Na haar overlijden verscheen

[pagina 130]
[p. 130]

Yolande aan Lutgard om te melden dat ze verenigd was met de Hemelse Bruidegom.Ga naar voetnoot9

Gelukkig beschikken we over uitvoeriger vitae van een twaalftal van deze dames, veelal opgetekend door een mannelijke vertrouweling (vaak de biechtvader) van de heilige.Ga naar voetnoot10 De Vita Lutgardis van Thomas van Cantimpré is een van die langere ‘biografieën’. Tussen Lutgard van Tongeren en Thomas van Cantimpré hebben persoonlijke banden bestaan. Vermoedelijk heeft de dominicaan Lutgard omstreeks 1230 leren kennen, zodat hij de laatste zestien jaar van haar leven regelmatig contact met haar heeft gehad.Ga naar voetnoot11 In 1248 had hij een eerste versie van haar vita af: in dat jaar overleed immers zijn opdrachtgeefster Hadewijch, abdis van het klooster te Aywières. Maar tot ongeveer 1262 is hij eraan blijven ‘schaven en schuren’.Ga naar voetnoot12

 

Thomas heeft de Vita Lutgardis ingedeeld in drie boeken. Naar hij in de proloog expliciteert, wil hij aldus de mystieke opgang van Lutgard weergeven.Ga naar voetnoot13 In het eerste boek beschrijft hij de eerste stappen: vanaf haar geboorte in Tongeren (1182) via haar intrede in het benedictinessenklooster in Sint-Truiden tot haar overgang naar de cisterciënzerinnen in Aywières (1206).Ga naar voetnoot14 Bij de benedictinessen heeft ze haar eerste mystieke ervaringen. Het beroemdste, veelvuldig afgebeelde, visioen is de zogenoemde ‘hartenwisseling’. Nadat Christus Lutgard inzicht in de betekenis van de psalmen heeft geschonken, wil zij nog meer. Christus verschijnt haar opnieuw en vraagt haar - in de woorden van de vijftiende-eeuwse Middelnederlandse vertaler van Thomas' Vita Lutgardis-:

- ‘Wat wildi van Mij?’
Sij antworde: - ‘Ic wille U herte!’
Jhesus seyde: - ‘Ende Ic wille veel meer u herte.’
Lutgaert sprack: - ‘Alsoe moet sijn, Lieve Heere, dat die minne Dijns herten vereenighe mijn herte met U, ende mijn herte altijt van U versekert in Di moet rusten.’Ga naar voetnoot15
(- ‘Wat wil je van mij?’ Zij antwoordde: - ‘Ik wil uw hart.’ Jezus zei: - ‘Ik begeer het uwe nog veel meer.’ Daarop sprak Lutgard: - ‘Zo moet het zijn, Lieve Heer, dat de liefde van Uw hart Uw hart en het mijne verenigt, en dat mijn hart onder Uw bescherming altijd in het Uwe mag rusten.’)

Het tweede boek beschrijft Lutgards vorderingen op de mystieke weg. Op thematische wijze wordt haar leven in de besloten vrouwengemeenschap beschreven (1206-1235). Achtereenvolgens komen de volgende zaken aan de orde: haar onvermogen om Frans te leren, haar eerste zevenjarige vastenperiode en hoe zij zielen uit de klauwen des duivels redt. Dan volgt haar tweede zevenjarige vastenperiode, haar strijd met de duivel, de kracht van haar gebed én haar voorspellingen. In het derde boek wordt ze blind, zodat ze letterlijk geen zicht meer heeft op het haar omringende aardse gedoe en ze zich met hart en ziel kan concentreren op haar geestelijk welzijn. Na de derde vastenperiode bereikt ze ten slotte de staat van perfectie en kan ze het Hemelse Jeruzalem betreden op 16 juni 1246. Een aantal postume wonderen sluit Lutgards levensverhaal af.

Of Lutgard een populaire heilige is geweest, mag betwijfeld worden. Zowel tijdens haar leven als na haar dood waren haar

[pagina 131]
[p. 131]


illustratie
Afb 88. Klein bronzen crucifix, tweede helft 11de eeuw.




illustratie
Afb. 89. Klein bronzen crucifix, 11de-12de eeuw.


medezusters niet unaniem overtuigd van haar heiligheid.Ga naar voetnoot16 Vóór 1600 zijn nauwelijks sporen van een cultus te vinden.Ga naar voetnoot17

Daartegenover staat dat de Latijnse Vita Lutgardis in negen handschriften is overgeleverd.Ga naar voetnoot18 Ook is ‘de’ Latijnse tekst tot drie keer toe in een Middelnederlands dialect overgezet. Nog vóór 1275 werd ze in het benedictijnenklooster van Affligem bewerkt in jambische verzen. Van deze bewerking zijn ‘slechts’ de laatste 20.406 verzen over: het eerste boek is tot op heden spoorloos. Deze bewerking heeft, voorzover wij weten, buiten Affligem geen weerklank gevonden. Hij is maar in één handschrift overgeleverd en in andere Middelnederlandse teksten wordt hiernaar nimmer verwezen.Ga naar voetnoot19 In de dertiende eeuw is de vita Lutgardis ook vertaald en berijmd. Deze vrij slaafse berijming heeft evenmin sporen achtergelaten. Het enige handschrift is in de negentiende eeuw door bedrijvige Noord-Franse nonnetjes gedeeltelijk verknipt tot hartvormige bladwijzers.Ga naar voetnoot20 Ten slotte werd Thomas' tekst in de vijftiende eeuw nogmaals vertaald, ditmaal in proza: voorzover uit de bewaarde fragmenten valt af te leiden, is ook deze vertaling vrij letterlijk.Ga naar voetnoot21

Nog afgezien van de literaire waarde lijkt de ‘oogst’ aan Mid-

[pagina 132]
[p. 132]

delnederlandse levens indrukwekkend.Ga naar voetnoot22 Schijn bedriegt, want deze versies staan volstrekt geïsoleerd. De twee dertiende-eeuwse zijn waarschijnlijk vervaardigd voor geïnteresseerde, religieuze vrouwen. Zij zochten steun bij en putten troost uit Lutgards ‘biografie’: haar leefwijze strekte hun tot voorbeeld.Ga naar voetnoot23 Over het publiek van de vijftiende-eeuwse proza-versie valt op grond van de zeer fragmentarische overlevering geen zinnig woord te zeggen, maar het ligt voor de hand te veronderstellen dat ook deze vertaling voor gelijkgestemde vrouwen is vervaardigd.

In feite levert de Middelnederlandse overlevering hetzelfde beeld op als de andere middeleeuwse gegevens over Lutgard: vóór 1600 is er nauwelijks sprake van een cultus. Hooguit kan men stellen dat Lutgard een cult-figuur was bij religieuze vrouwen die soortgelijke idealen nastreefden.Ga naar voetnoot24 Alle informatie over deze vrome vrouw gaat terug op de Vita Lutgardis van Thomas van Cantimpré. Buiten de kloostermuren in het hertogdom Brabant en het bisdom Luik is er gedurende de Middeleeuwen echter nauwelijks belangstelling voor deze bevlogene geweest: haar weinig spectaculaire leven had zich immers grotendeels afgespeeld achter slot en grendel van de kloosters in Sint-Truiden en Aywières. Het mag daarom niet verbazen dat Lutgard niet voorkomt in de Legenda aurea van Jacobus de Voragine, noch in het ‘Normalcorpus’, noch in de toegevoegde legenden, noch in de Middelnederlandse vertalingen.Ga naar voetnoot25

Een ijsheilige in Holland: de Heilige Liedewij

Een van de beroemdste valpartijen op Hollands natuurijs vond plaats op 2 februari 1395: tijdens het schaatsen botsten twee meisjes op elkaar; daarbij kwam eentje, Liedewij geheten, zó ongelukkig ten val, dat ze een rib brak. Die val was het begin van een ziekbed van ruim 38 jaar. Nomen est omen, want volgens de anonieme, Middelnederlandse levensbeschrijving noemde haar moeder haar Liedewij ‘tot enen teeken dat sij noch wijt soude worden in liden. Dat es, dat sij veel om Gods wille soude lijden’. (Dit bleek een voorteken. Haar naam betekent immers dat zij ter wille van God nog intens zou lijden.)Ga naar voetnoot26 Vooral dankzij een laat-vijftiende-eeuwse houtsnede in een gedrukte Latijnse vita van de welbespraakte franciscaan Johannes Brugman (±1400-1473) is Liedewijs val op het ijs wereldberoemd geworden.Ga naar voetnoot27

Net als Lutgard bijna twee eeuwen daarvoor wilde Liedewij haar leven uitsluitend in Gods dienst stellen: de parallellen tussen de levens van beide vrome dames liggen voor het oprapen. Lutgard vastte drie keer zeven jaar en leefde vaak alleen maar op een geconsacreerde hostie; Liedewijs ziekte belemmerde haar iets anders te nuttigen dan de Heilige Hostie. Beiden probeerden door gebed en versterving niet alleen hun eigen ziel en zaligheid veilig te stellen, maar ook die van anderen. Zowel Lutgard als Liedewij lagen regelmatig met de duivel overhoop, maar de hellevorst moest telkens het onderspit delven. Beiden overdachten met pijn in het hart het Lijden van Christus, beiden waren aan het eind van hun leven lichamelijk blind, maar hadden wel visioenen, want beiden smaakten het genoegen reeds tijdens hun le-

[pagina 133]
[p. 133]
ven

illustratie
Afb. 90. Het zogenoemde Imervard kruis, midden 12de eeuw.




illustratie
Afb. 91. Een houten crucifix. 13de eeuw.


op aarde rechtstreeks contact te hebben met hun Hemelse Bruidegom.

Dat de vitae van Lutgard en Liedewij zoveel overeenkomsten vertonen, hoeft geen verwondering te wekken. De vitae van vrouwelijke heiligen hebben steeds hetzelfde stramien.Ga naar voetnoot28 Uiteraard zijn er verschillen. Zowel Lutgard als Liedewij dromen van een martelaarschap. Voor Lutgard is dat niet weggelegd: bij haar springt slechts een ader in de buurt van het hart. Liedewij is daarentegen daadwerkelijk in de voetsporen van de lijdende Christus en andere martelaren getreden, toen Picardische soldaten haar beschimpten en mishandelden.Ga naar voetnoot29

 

Tussen 1434 en 1436 werd op basis van hetzelfde materiaal, maar onafhankelijk van elkaar zowel een Middelnederlandse, als een Latijnse vita van deze Schiedamse maagd opgetekend.Ga naar voetnoot30 Op het eerste gezicht lijken deze teksten als los zand aan elkaar te

[pagina 134]
[p. 134]

hangen, bij nadere beschouwing kan echter een zesdelige opbouw onderscheiden worden.Ga naar voetnoot31 In het eerste deel worden haar geboorte (18 maart 1380) en jeugd tot en met de val op het ijs (hoofdstukken 1-2) beschreven. Dan volgen haar kwalen (hoofdstukken 3-11); haar geestelijke groei dankzij haar aandacht voor en medelijden met de Passie van Christus (hoofdstukken 12-17); de wonderen waarin haar zorg voor de noodlijdende medemens wordt benadrukt (hoofdstukken 18-24); haar uittredingen en visioenen van hel, vagevuur en hemel (hoofdstukken 25-33); en ten slotte haar laatste ziekte, dood (14 april 1433) en begrafenis (hoofdstukken 34-44).

Parallel hieraan wordt Liedewijs mystieke opgang beschrevenGa naar voetnoot32 en net als bij Lutgard verschijnt Christus haar:

Hiernae op eenen maendach die was des daechs voer Sente Thomaes avont - des avonts tusschen VIII ende IX uren - so quam een groote claerheit in haer camer die sij ghevoèlde met besloten oghen, becommert in haer gheestelike oeffeninghe. Doe sloech si haer oghen op ende sach opten voeten van haren betstede recht als een olyecruys ende daer aen hanghende een levende kint in vleesche ende in bloede met vijf wonden. Te hans begreep si daer toe groote reverencie als tot Onsen Heere Jhesum Christum ende dancten dat Hi Hem aldus openbaerde.
(Op maandag 19 december, de dag vóór Sint-Thomasavond, werd haar kamer tussen acht en negen uur 's avonds hel verlicht. Hoewel zij haar ogen dicht had omwille van haar geestelijke oefeningen, werd zij het toch gewaar. Toen ze haar ogen opsloeg, zag zij aan het voeteneinde van haar bedstede een kruis, waaraan een Kind van vlees en bloed hing met vijf wonden. Terstond vereerde zij Het als Onze Heer Jezus Christus, en ze dankte Hem voor het feit dat Hij Zich op deze manier openbaarde.)Ga naar voetnoot33

De Latijnse Vita prior kende een zeer snelle verspreiding, al in 1440 wordt een uittreksel aangetroffen in Koblenz. Een - al dan niet verkorte - versie van deze vita komt uiteraard niet voor in de (dertiende-eeuwse) Latijnse Legenda aurea, maar ook latere uitbreidingen van het corpus bevatten niet Liedewij's levensverhaal.Ga naar voetnoot34 Wel is in een vijftiende-eeuws handschrift, afkomstig uit een franciscanessenklooster uit de omgeving van Trier, een Nederduitse vertaling van de Vita prior toegevoegd aan het Winterstuk van de Zuidnederlandse vertaling van de Legende aurea, eveneens in een Nederduits dialect.Ga naar voetnoot35 De Middelnederlandse tekst werd eveneens opgenomen in een vijftiende-eeuws handschrift met een groot aantal legenden uit de Zuidnederlandse Legenda aurea-vertaling. De twee andere handschriften met de Middelnederlandse tekst staan los van de Legenda aurea; datzelfde geldt voor de drie incunabelen en de ene post-incunabel van de tekst.Ga naar voetnoot36

De Latijnse Vita prior werd in 1441 bewerkt door niemand minder dan Thomas à Kempis (1379/1380-1471), de auteur van de Imitatio Christi. In 1456 werd Thomas' tekst op haar beurt - zoals reeds werd aangestipt - onder handen genomen door Johannes Brugman. In 1498 werd deze versie in opdracht van de kerkmeesters van de Schiedamse Sint-Jan-de-Doperkerk waar Liedewij begraven lag, gedrukt ten einde Liedewijs canonisatie in Rome te bewerkstelligen.Ga naar voetnoot37 De godsdienstige en politieke omwentelingen in de zestiende eeuw hebben dat toentertijd in de weg gestaan.

Dat Liedewij van meet af aan meer aandacht heeft getrokken dan Lutgard hangt direct samen met hun beider leefomstandigheden: Lutgard sleet haar dagen in de beslotenheid van een klooster, terwijl het huis waarin Liedewij ziek te bed lag, midden in de stad Schiedam stond. Daardoor had Liedewij voortdurend contact met de plaatselijke bevolking en verspreidde haar faam zich door het graafschap Holland en het bisdom Utrecht.Ga naar voetnoot38

In ere hersteld

In 1572 ging de Schiedamse Sint-Jan-de-Doperkerk over in gereformeerde handen. Daarmee kwam in het ‘noorden’ een eind

[pagina 135]
[p. 135]


illustratie
Afb. 92. Navolger van de Meester van Elsloo, een houten crucifix, circa 1540.




illustratie
Afb. 93. Fragment van retabel met kruisafneming van Christus, Atrecht(?), circa 1500?


aan de openbare verering voor Liedewij: graf en grafkapel werden verwoest. Ofschoon de katholieke godsdienst in de Republiek verboden was, raakte Liedewij niet in de vergetelheid, in zogenaamde kloppenboeken duikt haar naam op als navolgenswaardig voorbeeld.Ga naar voetnoot39

In de katholieke, zuidelijke Nederlanden werd de Liedewij-verering van hogerhand bevorderd. In 1615 werden in opdracht van de aartshertog van Oostenrijk, Albert, en zijn echtgenote, de Infante Isabella, de relieken van Liedewij uit de kerk in Schiedam gestolen. De relieken belandden uiteindelijk in de Sint-Goedelekerk te Brussel, in de cisterciënzerinnenabdij te Soleilmont bij Charleroi, en bij de karmelitessen in Brussel; alleen de relieken in het laatste klooster hebben de Franse tijd ‘overleefd’.Ga naar voetnoot40

In het zuiden werd ook op andere wijze aan Liedewijs nage-

[pagina 136]
[p. 136]

dachtenis gewerkt, met name door de jezuïeten. De uit Utrecht afkomstige jezuïet Petrus Rosweydus nam een versie van de Liedewij-legende op in de eerste druk van de Generale legende der heylighen, die in 1619 te Antwerpen het licht zag. In 1657 verscheen eveneens te Antwerpen Den spieghel der maeghden van de jezuïet Ludovicus Jacobi: in dit stichtelijke boekwerk voor vrouwen nam hij een vertaling van Brugmans Vita alme virginis Liidwine op. Ten slotte verzorgde de Bollandist Papebroch de eerste wetenschappelijke studie plus editie van de Vita prior in de Acta sanctorum van april.Ga naar voetnoot41

Nadat in 1853 de katholieke hiërarchie in Nederland was hersteld, begon men zich in te zetten voor de canonisatie van de maagd van Schiedam. Op 14 maart 1890 ondertekende paus Leo XIII het decreet waarmee de verering van Liedewij officieel werd toegestaan.Ga naar voetnoot42 Haar naam en faam raakte over de hele wereld verspreid dankzij de Franse literator Joris-Karl Huysmans: in 1901 publiceerde hij zijn Sainte Lydwine de Schiedam dat in korte tijd vele herdrukken kende.

 

Ook Lutgard dankt haar ‘herstel’ grotendeels aan de jezuïeten. Niet alleen nam Rosweydus een Lutgard-legende op in zijn Generale legende der heylighen, de Bollandisten zorgden in 1701 voor de eerste wetenschappelijke uitgave van Thomas van Cantimprés Vita Lutgardis in de Acta sanctorum van juni.Ga naar voetnoot43 Waarschijnlijk is via dergelijke werken Lutgards naam tot in Praag verspreid: op de beroemde Karelsbrug staat een standbeeld van haar en Christus, in de zogenoemde kruisomarming.Ga naar voetnoot44

In de negentiende eeuw hebben de Vlaminganten haar tot patrones van Vlaanderen ‘gepromoveerd’. Thomas verhaalt immers dat men Lutgard na haar overgang naar het klooster in Aywières een leidinggevende functie wilde opdringen, maar dan moest ze wél Frans spreken. Dankzij de tussenkomst van Maria is Lutgard het Frans nimmer machtig geworden.Ga naar voetnoot45

In 1946 werd Lutgards zevenhonderdste sterfdag in Vlaanderen uitbundig gevierd. Een halve eeuw later lijkt er nauwelijks nog belangstelling voor de patrones van Vlaanderen. Men kan zich dus afvragen of zij nog steeds wordt aangeroepen bij zwangerschappen.Ga naar voetnoot46

 

Leiden, Rijksuniversiteit,
Sint-Marcusdag 1997

[pagina 137]
[p. 137]

Verantwoording van de afbeeldingen

In de late Middeleeuwen stond in de christelijke devotie het lijden en sterven van Christus centraal. De pastoor van Schiedam raadde Liedewij dan ook aan haar aandacht op Christus' lijden te richten om zo haar eigen ongemakken in heilshistorisch verband te zien. Lutgard, op haar beurt, genoot visioenen van de Heer aan het kruis. (afb. 86 en 87)

Afbeeldingen van Christus aan het kruis, de zogenoemde crucifix-afbeeldingen, waren daarom in de late Middeleeuwen zeer populair. Het type ontwikkelde zich echter al veel eerder, met name vanaf de elfde eeuw. Werd Christus in de vroege kerk vaak als de goede herder afgebeeld, met het verloren lam om zijn schouders, of in de vroege Middeleeuwen als Christus Koning, al of niet te paard, in latere perioden werd hij meer en meer uitgebeeld genageld aan het kruis.

In de volle Middeleeuwen gebeurde dit vaak in de vorm van kleine bronzen beeldjes, niet groter dan zo'n vijftien centimeter, met een triomferende Christus die als het ware vóór het kruis staat. Hij hangt niet, maar staat op een voetstukje, Zijn hoofd is niet gebogen, Zijn voeten staan naast elkaar. (afb. 88 en 89) Soms is Hij ook in hout gesneden, levensgroot met open ogen en gekleed in een lang gewaad; zo wordt het beeld opgeroepen van de eerstgeborene der doden uit de Apocalyps (Openb. 1:5 en 17-18). Zulk een crucifix, zoals het hier afgebeelde Imervardkruis, was vaak tegelijk reliekdrager: in het hoofd van Christus zijn liefst 30 relikwieën geborgen. (afb. 90) Er wordt wel vermoed dat deze beelden van een staande, geklede Christus met baard, in later tijd, toen de ‘mode’ was veranderd, niet meer begrepen werden en werden aangezien voor een bebaarde vrouwenfiguur. Daaromheen zou zich dan de legende van Sinte Ontcommer gesponnen hebben, het meisje dat niet wilde trouwen, van God een baard kreeg en door haar woedende vader werd gekruisigd (zie ook afb. 99).

In de loop van de dertiende en veertiende eeuw werd steeds meer nadruk gelegd op het lijden van Christus: steeds meer hangt Hij zichtbaar en lijdend aan Zijn armen aan het kruis en laat Hij Zijn hoofd hangen. Zijn benen zijn gebogen, Zijn voeten over elkaar gekruist en met één nagel vastgenageld: het drie-nagel-type. (afb. 91 en 92)

Aan het eind van de Middeleeuwen wordt ook het dode lichaam aan het kruis, of de kruisafname verbeeld. (afb. 93)

Literatuur

Van de hand van Chr. Beutler verschenen enkele studies, waaronder: Der älteste Kruzifixus. Der entschlafene Christus (Frankfurt am Main, 1991).

Het Schnütgen Museum te Keulen beschikt over een schitterende collectie kleine bronzen crucifixen.

Afb. 86.De Heilige Lutgard biddend voor een kruisbeeld. Houtsnede uit Henricus Adrianus, Legende oft d'Leven ons liefs Heeren Jesu Christi ende van de Maghet Maria ende alle Godts lieve Heilighen (derde druk; Antwerpen, 1609, p. 163v).
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek 3236 C 8.
Afb. 87.De Heilige Liedewij, houtsnede op de titelpagina van het Middelnederlandse Leven van Liedewij (Schiedam, 1505).
Utrecht, Museum Het Catharijneconvent 1259 B 5.
Afb. 88.Een klein bronzen crucifix, h. 16 cm. Tweede helft 11de eeuw. Het kruis is verloren gegaan.
Maagdenburger Museum, Kloster Unser lieben Frauen, inv. nr. Pl. 213.
Afb. 89.Nogmaals zo'n klein bronzen crucifix. 11de-12de eeuw.
Eisenach, Thüringer Museum.
Afb. 90.Het zogenoemde Imervard kruis, 277x266 cm, eikenhout. Midden 12de eeuw.
Braunschweig, voormalige stiftskerk St.-Blasius. Uit: Heinrich der Löwe und seine Zeit (tentoonstellingscatalogus; Braunschweig, 1995) I, D 23.
Afb. 91.Een houten crucifix met restanten van de oude polychromie. 13de eeuw.
Eisenach, Thüringer Museum.
Afb. 92.Een houten crucifix, h. 112 cm, polychromie vernieuwd. Circa 1540. Limburg, navolger van de Meester van Elsloo.
Genk, Provinciaal Openluchtmuseum te Bokrijk. Uit: Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en grensland (tentoonstellingscatalogus; Sint-Truiden, 1990) inv. nr. 132, afb. III, 103.
Afb. 93.Fragment van retabel met kruisafneming van gestorven Christus. Paneel, gepolychromeerd, 53x44,5x13,5 cm, Atrecht(?), circa 1500? Zie ook afb. VII, p. XIX.
Atrecht, Musée des Beaux-Arts. Uit: Laat-gotische beeldhouwkunst in de Bourgondische Nederlanden (tentoonstellingscatalogus; Gent, 1994) cat.nr. 57.

voetnoot1
Zie Lexikon des Mittelalters (München, Zürich, 1977-) VI, 1806-1808; A. Angenendt, Heilige und Reliquien. Die Geschichte ihres Kultes vom frühen Christentum bis zur Gegenwart (Munchen, 1994) 190-206. D.H. Kerler, Die Patronate der Heiligen. Ein alphabetisches Nachschlagbuch für Kirchen-, Kultur- und Kunsthistoriker, sowie für den praktischen Gebrauchen des Geistlichen (Ulm, 1905) geeft de patronaten van de heiligen. Er bestaan vele handige naslagwerken over heiligen. Ik noem slechts twee Nederlandse: J.J.M. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie (Haarlem, 1978, derde druk) 222-304 en L. Goosen, Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten (Nijmegen, 1992).
voetnoot2
‘addens, ut, quaecumque in partu periclitans se invocaret, illaesam prolem emitteret, factaque est de coelo vox, quod in suis se noverit petitionibus exaudita’. Jacobus a Voragine, Legenda aurea vulgo Historia Lombardica dicta, ed. Th. Graesse (Osnabrück, 1969, fotografische herdruk van de derde druk uit 1890) 402. Vgl. R. Benz, Die Legenda aurea des Jacobus de Voragine aus dem Lateinischen übersetzt (Heidelberg, 1979, ongewijzigde herdruk van Jena, 1917) 466 en W.G. Ryan, Jacobus de Voragine, The Golden legend. Readings on the saints (2 dln.; Princeton, N.J., 1993) I, 370.
voetnoot3
Toen ik mijn moeder vroeg waarom ze het gebedspapier bij zich droeg, kon ze me slechts melden dat ze dat eens ergens gelezen had. Daar de eerste drie kinderen als derde doopnaam Ignatius hebben meegekregen, ben ik geneigd dit papier, dat inmiddels volledig verpulverd is, ook te beschouwen als een gebed tot Ignatius om zorg te dragen voor de verstandelijke vermogens van de kinderen.
voetnoot4
De eerste druk verscheen in Antwerpen in 1619 en is in de zeventiende eeuw vaak herdrukt. Ik heb gebruikgemaakt van de zesde druk (Antwerpen, 1686) waarvan een exemplaar aanwezig is in de Universiteitsbibliotheek te Leiden. Voor de drukgeschiedenis van de Generale legende der heylighen zie: C. Sommervogel, Bibliothèque de la Compagnie de Jésus... (Brussel, Parijs, 1890-1932) VII, 190.
voetnoot5
Kerler, Die Patronate der Heiligen, somt onder Entbindung (für glückliche), Entbindung, schwierige (Helfer in solchen), Frauen (schwangere), Schwangerschaft (gegen deren Gefahren) en Wöchnerinnen een groot aantal vrouwelijke én mannelijke heiligen op. Uit het onderzoek van H.-W. Goetz, ‘Heiligenkult und Geschlecht. Geschlechtsspezifisches Wunderwirken in frühmittelalterlichen Mirakelberichten?’, Das Mittelalter. Perspektiven mediävistischer Forschung 1 (1996) 89-112, blijkt dat ons (voor)oordeel niet zonder meer door middeleeuwers wordt gedeeld.
voetnoot6
‘Hoc idem in diversis locis, & in diversis personis efficaciter est probatum’, ed. J. Pinius, in: Acta sanctorum, 16 Junii (Parijs, Rome, 1867) dl. 24, Junii IV, 189-210, citaat op p. 210. In de marge staat de volgende aantekening: ‘parturientes apposito cingulo liberantur.’ Verg. M.H. King, Thomas de Cantimpré, The Life of Lutgard of Aywières (Peregrina Translations Series 9; Toronto, 1989, derde druk) 102 en F. van Veerdeghem, Leven van Sinte Lutgart, tweede en derde boek. Naar een Kopenhaagsch handschrift... (Leiden, 1899) boek 3, 5673-5743. Volgens Kerler, Die Patronate der Heiligen bieden ook Bova (gordel), Juliana van Nicodemia (gordel), Kunigunde (mantel), Maria van Oignies (hemd) en Pirminus (gordel) eveneens hulp bij de bevalling dankzij een kledingstuk. Volgens M.A. Stones, ‘Le ms. Troyes 1905, le recueil et ses enluminures’, in: Wace: La Vie de sainte Marguerite, ed. H.-E. Keller (Beihefte zur Zeitschrift für romanische Philologie 229; Tübingen, 1990) 183-333, hier 208-209, noot 77 zijn er drie vijftiende-eeuwse Margaretha-rollen overgeleverd. Op deze positiegordels staat - ná de openingsminiatuur (Margaretha bevrijdt zich uit de bek van een draak=symbool voor de bevalling) - een vita van de maagd uit Antiochië.
voetnoot7
D. Weinstein en R.M. Bell, Saints and society. The two worlds of Western Christendom, 1000-1700 (Chicago, Londen, 1982) 220-238 tellen 151 vrouwen op een totaal van 864 heiligen, dus 17,5 procent. Van de 151 legendes uit het ‘Normalcorpus’ van de Legenda aurea heeft Jacobus er 26 (17,2 procent) aan vrouwen gewijd.

voetnoot8
Aan deze ‘moeders’ is de laatste jaren veel aandacht besteed: zie M.H. King, ‘Women of the Middle Ages: the desert mothers revisited. The mothers of the diocese of Liège’, Vox Benedictina 5 (1988) 325-354; C. Walker Bynum, Holy feast and holy fast (Berkeley, 1987); en de volgende studies van B.M. Bolton: ‘Mulieres sanctae’, in: S.M. Stuard, ed., Women in medieval society (z.pl., 1976) 141-158 (eerder verschenen in Studies in church history 10 (1973) 77-85); ‘Vitae matrum: a further aspect of the Frauenfrage’, in: D. Baker, Medieval women (Festschrift R.M.T. Hill; Studies in church history, Subsidia 1; Oxford, 1978) 253-273; ‘Some thirteenth century women in the Low Countries. A special case?’, Nederlands archief voor kerkgeschiedenis, n.s. 61 (1981) 7-29 en ‘Daughters of Rome: all one in Christ Jesus!’, in: W.J. Sheils en D. Wood, Women in the church... (Studies in church history 27; Oxford, 1990) 101-115. Zie voorts voor Lutgard Y. Spaans en L. Jongen, Leven van Lutgard. Bloemlezing uit het Kopenhaagse handschrift (Middelnederlandse tekstedities 3; Hilversum, 1996); L. Jongen en Y. Spaans, ‘“En leid ons niet in bekoring.” Over menselijke liefde, Jacobus van Vitry en Lutgard van Tongeren’, Madoc 11 (1997) 3-12 en L. Jongen en Y. Spaans, ‘Tot bloedens toe. Lutgard van Tongeren en het lijden van Christus’, Literatuur 14 (1997) 194-200.
voetnoot9
Zie King, Thomas de Cantimpré, The Life of Lutgard, 43-44; verg. Spaans en Jongen, Leven van Lutgard, boek 2, 3769-4324. Thomas vertelt dit verhaal in een reeks over de kracht van Lutgards gebeden, maar het accentueert tevens - door de parallellen met Lutgards eigen levensloop - de juistheid van Lutgards keuze om naar de cisterciënzerinnen over te stappen.
voetnoot10
Zie de studie van King, ‘Women of the Middle Ages’. Behalve Lutgard zijn dat: Maria van Oignies († 23 juni 1213), Christina Mirabilis († 1224), Ivetta van Hoei (1157-1228), Ida van Nijvel (1197/9-1231), Margaretha van Ieper (1216-1237), Aleidis van Schaerbeek († 11 juni 1250), Juliana van Mont-Cornillon (1193-1258), Ida van Leeuw (1201-1262/73), Beatrijs van Nazareth (1200-±1268), Catharina van Parc-les-Dames (±1210-±1300), Ida van Leuven 1220/30-±1300) en Elisabeth van Spalbeek († ±1300).
voetnoot11
In hoofdstuk II, 38 beschrijft Thomas een gebeurtenis waarin hijzelf de hoofdrol speelt. Die gebeurtenis zou zestien jaar daarvóór hebben plaatsgevonden. Aangenomen dat hij deze mededeling tussen 1246 en 1248 neerschreef, zou het verhaalde op zijn vroegst in 1230 geschied zijn. Zie King, Thomas de Cantimpré, The Life of Lutgard, 66 en Spaans en Jongen, Leven van Lutgard, boek 2, 13411-13638. In deze laatste editie, p. 18 hebben we abusievelijk vermeld dat Thomas ‘zo'n 25 jaar op vertrouwelijke voet met Lutgard [verkeerde].’
voetnoot12
Over Thomas van Cantimpré als hagiograaf van Lutgard zie Spaans en Jongen, Leven van Lutgard, 14-24. Jammer genoeg is de voor 1996 aangekondigde editie van de Latijnse tekst en de Nederlandse vertaling daarvan door Prof. dr. Guido Hendrix (Leuven) nog steeds niet verschenen, zodat de Latijnse tekst alleen beschikbaar is in de Acta sanctorum, waarvan King, Thomas de Cantimpré, The Life of Lutgard een Engelse vertaling verzorgde.
voetnoot13
Voor een uitvoerige analyse van Lutgards mystieke opgang zie A. Deboutte, ‘The Vita Lutgardis of Thomas of Cantimpré’, in: J.A. Nichols en L.Th. Shank, eds., Hidden springs. Cistercian monastic women. Medieval religious woman III (Cistercian studies series 113; Kalamazoo, 1995) 255-281 en M.H. King, ‘The dove at the window: the ascent of the soul in Thomas de Cantimpré's Life of Lutgard of Aywières’, in: Nichols en Shank, eds., Hidden springs, 225-253.
voetnoot14
Zie over deze gemeenschap van vrome vrouwen A. Bussels, ‘Saint Lutgard's mystical spirituality’, in: Nichols en Shank, eds., Hidden springs, 215 en Deboutte, ‘The Vita Lutgardis’, 263.
voetnoot15
Kritische tekst naar D.A. Stracke, ‘Proza-fragment van S. Lutgart's leven’, Ons geestelijk erf 11 (1937) 281-299, citaat op p. 295.
voetnoot16
Zie Jongen en Spaans, ‘Tot bloedens toe’.
voetnoot17
Zie B. Spaapen, ‘Iconographie van de Heilige Lutgardis’, Ons geestelijk erf 20 (1946) 102-137 en 434-444; B. Spaapen en St. Dirne, ‘De vereering van de H. Lutgardis in en buiten de orde van Cîteaux’, Ons geestelijk erf 20 (1946) 324-368 en 434-450. Eind maart 1997 verscheen: G. Hendrix, Ontmoetingen met Lutgart van Tongeren, benedictines en cisterciënzerin (1182-1246-1996). I: Iconografie van Portugal tot Polen (Bibliotheca auctorum traductorum et scriptorum Ordinis Cisterciensis IV; Leuven, 1996). Deze studie bereikte mij eerst toen ik dit artikel had voltooid, zodat ik de resultaten daaruit niet heb kunnen verwerken.
voetnoot18
Zie G. Hendrix, ‘Handschriften van de Vita Lutgardis en van vertalingen ervan in de volkstalen uit binnen- en buitenlands bezit. Een overzicht’, in: A. Deboutte, Sint Lutgart, patrones van Vlaanderen (tentoonstellingscatalogus; Brugge, 1974) II, 5-31, hier: pp. 9-14.
voetnoot19
Zie Spaans en Jongen, Leven van Lutgard, 24-27.
voetnoot20
M. Gysseling, ed., Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Reeks II: Literaire handschriften ('s-Gravenhage, Leiden, 1980-1987) VI, XI-XIX en 3-103.
voetnoot21
Stracke, ‘Prozafragment van S. Lutgart's leven’; Hendrix, ‘Handschriften van de Vita Lutgardis’.
voetnoot22
De overlevering van het Leven van Lutgard in het Middelnederlands valt te vergelijken met de Middelnederlandse versies van de Oudfranse Lancelot en prose: ook die is vóór 1350 zowel in verzen bewerkt, als in verzen en proza vertaald. Maar in dit geval gaat het wel om de kroniekachtig beschrijving van de opkomst en ondergang van de legendarische koning Arthur en de Ridders van de Ronde Tafel. Zie hierover J.D. Janssens, ‘The influence of Chrétien de Troyes on Middle Dutch Arthurian romances: A new approach’, in: N.J. Lacy, D. Kelly en K. Busby, eds., The legacy of Chrétien de Troyes (Amsterdam, 1988) II, 285-306. Overigens stopt de overlevering van Middelnederlandse Arthurromans omstreeks 1400: zie B. Besamusca, Repertorium van de Middelnederlandse Arturepiek. Een beknopte beschrijving van de handschriftelijke overlevering (Utrecht, 1985) 9-12.
voetnoot23
Over het publiek van de jambische bewerking hoopt Erwin Mantingh in zijn proefschrift nadere mededelingen te doen. De dertiende-eeuwse vertaling is vermoedelijk vervaardigd door een broeder Gerard ten behoeve van Latijn-onkundige benedictinessen van het Sint-Catharina-klooster te Sint-Truiden, nota bene het klooster waar Lutgard tot 1206 verbleef. Zie A. de Man, ‘Het Leven van Sinte Lutgard door broeder Geraert: een verwaarloosde bewerking van Thomas Cantimpratensis' Vita Lutgardis’, Ons geestelijk erf 60 (1986) 125-147; L. Jongen, ‘Middle Dutch prose hagiographies. Some remarks on the function of references to sources in vitae from the Northern Netherlands’, Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 34 (1991) 127-141.
voetnoot24
De negen Latijnse handschriften stammen vrijwel allemaal uit een kloostermilieu. Zie Hendrix, ‘Handschriften van de Vita Lutgardis’, 9-14.
voetnoot25
Haar naam komt niet voor in de registers van B. Fleith, Studien zur Überlieferungsgeschichte der lateinischen Legenda aurea (Subsidia Hagiographica 72; Brussel, 1991) en W. Williams-Krapp, Die deutschen und niederländischen Legendare des Mittelalters. Studien zur ihrer Ueberlieferungs-, Text- und Wirkungsgeschichte (Tübingen, 1986).

voetnoot26
L. Jongen en C. Schotel, Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam. De Middelnederlandse tekst naar de bewaarde bronnen uitgegeven, vertaald en van commentaar voorzien; m.m.v.J. Franken (Middelnederlandse tekstedities 2; Hilversum, 1994, fotografische herdruk van de editie Schiedam, 1989) 20-21. Vgl. Hugo, Vita prior, ed. D. Papebroch, in: Acta sanctorum, 14 Aprilis (Parijs, Rome, 1867) dl. 11, Aprilis II, 270-301.
voetnoot27
Vita alme virginis Lijdwine (Schiedam bij Otgier Pietersz. Nachtegael, 1498). Zie M.J. Schretlen, Dutch and Flemish woodcuts of the fifteenth century (Londen, 1925).
voetnoot28
Zie M. Goodich, Vita perfecta. The ideal of sainthood in the thirteenth century (Monographien zur Geschichte des Mittelalters 25; Stuttgart, 1982) 173-185.
voetnoot29
Zie Jongen en Spaans, ‘En leid ons niet in bekoring’; L. Jongen en C. Schotel, ‘Waarheid of fictie? Over de bruikbaarheid van het Middelnederlandse Leven van Liedewij, de maagd van Schiedam als historische bron’, Ons geestelijk erf 65 (1991) 39-51.
voetnoot30
In het Middelnederlands ontbreekt elke verwijzing naar een bron (zie Jongen, ‘Middle Dutch prose hagiographies’), maar naar alle waarschijnlijkheid is Liedewijs biechtvader, Jan Woutersz., de belangrijkste zegsman voor de anonieme auteur geweest. In de proloog van Hugo's Vita prior wordt deze biechtvader expliciet als bron genoemd. Zie over deze kwestie G. de Moor, ‘Is Johannes Woutersz. van Leiden, biechtvader van Sint-Lidwina van Schiedam, identiek met Johannes Woutersz. Dever, kanunnik van de Leidse Sint-Pancras?’, Ons geestelijk erf 62 (1988) 355-361; Jongen en Schotel, Het leven van Liedewij, 109-113. Verg. ook G. de Moor, ‘Het middeleeuwse Goudse geslacht Sonderdanc en Lidwina van Schiedam’, Ons geestelijk erf 68 (1994) 76-105.
voetnoot31
Verg. Jongen en Schotel, Het leven van Liedewij, 114-116.
voetnoot32
Zie L. Jongen en C. Schotel, ‘Niet alleen de lasten, ook de lusten. Liedewijs lijdensweg uit liefde tot God’, Literatuur 7 (1990) 203-211.
voetnoot33
Jongen en Schotel, Het Leven van Liedewij, 48-49.
voetnoot34
De naam Liedewij (of Lidwina) ontbreekt in de registers van Fleith, Überlieferungsgeschichte.
voetnoot35
Zie Williams-Krapp, Die deutschen und niederländischen Legendare, 82. Alleen Titus Brandsma, ‘Middeleeuwsche Duitsche vertalingen van Pater Brugmans's Leven van de H. Liduina’, in: Sancta Liduina (Schiedam, 1931-1933) 87-89 heeft aan deze versie aandacht besteed. In een ongepubliceerde doctoraalscriptie Maagd in kaart. Ontstaan en verspreiding van de geschreven bronnen over Liduina van Schiedam tot 1520 (Universiteit van Amsterdam, 1993) voegt P.J.M. Kuypers tot nu toe onbekend gebleven vertalingen toe.
voetnoot36
De overlevering van de Middelnederlandse tekst is in kaart gebracht door Jongen en Schotel, Het leven van Liedewij, 116-136.
voetnoot37
Zie Jongen en Schotel, Het leven van Liedewij, 117-118.
voetnoot38
Op 21 juli 1421 gaf het stadsbestuur van Schiedam een oorkonde uit waarin Liedewijs kwalen minitieus werden beschreven; op 5 augustus van dat jaar heeft Jan van Beieren dit stuk van een vidimus voorzien. Voor de Middelnederlandse tekst zie Jongen en Schotel, Het Leven van Liedewij, 149-151. Uit het Leven van Liedewij blijkt bovendien dat de maagd van Schiedam tijdens haar leven heel wat wereldlijke en geestelijke hoogwaardigheidsbekleders aan haar ziekbed mocht begroeten.

voetnoot39
Zie M. Monteiro, Geestelijke maagden. Leven tussen klooster en wereld in Noord-Nederland gedurende de zeventiende eeuw (Hilversum, 1996) 184-201.
voetnoot40
Over de diefstal en verdere lotgevallen van deze relieken is verrassend weinig geschreven. Ik baseer me op de summiere gegevens in Sancta Liduina, 146-148 en 176-179. In 1948 werden bij opgravingen in Schiedamse Grote Kerk (zoals de Sint-Jan-de-Doper tegenwoordig heet) op de plaats waar Liedewij begraven zou zijn, niet alleen een grafsteen en graf gevonden, maar ook delen van een scelet. Waarschijnlijk zijn dat de stoffelijke resten van de maagd van Schiedam. Zie A. van der Poest Clement, Het graf van St. Liduina, ‘die maghet van Scyedam’ (Schiedamse miniaturen; Schiedam, 1955); A.-G. de Wilde, ‘Étude de l'identification d'un squelette du XVe siècle’, Bulletin de l'Association des Anatomistes 101 (1959) 789-799.
voetnoot41
Zie noot 26.
voetnoot42
B. Kruitwagen, ‘Het proces der heiligverklaring van Sinte Liduina’, in: Sancta Liduina, 55-58, 71-73, 107-110.
voetnoot43
Zie noot 6; zie ook Spaapen en Dirne, ‘De vereering van de H. Lutgardis’.
voetnoot44
Zie Spaapen, ‘Iconographie van de Heilige Lutgardis’.
voetnoot45
Thomas van Cantimpré, ed. Acta sanctorum, II, 1; verg. King, Thomas de Cantimpré, The Life of Lutgard, 32 en Spaans en Jongen, Leven van Lutgard, boek 2, 197-492.
voetnoot46
Bij dezen dank ik Greet Kettenis en Yolande Spaans voor hun commentaar op een eerdere versie van deze bijdrage.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Leven van Lutgart

  • over Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam


auteurs

  • over Anoniem Lutgart, Leven van

  • over Anoniem Liedewij, Leven van