Dag Coronie, hallo Nickerie!
‘Kan één van jullie lezen wat er op dat bord geschreven staat?’
De chauffeur gaat langzamer rijden.
‘Welkom In Het Distrikt Nickerie.’ roepen ze tegelijk.
Aan de rechterkant van de weg loopt een kanaal waarin trapoens draaien. Op de oever ligt een kaaiman te luieren in de zon.
Achter het kanaal strekt zich een grote watervlakte uit waar honderden watervogels af en aan vliegen. Een sabakoe staat op één poot, diep in gedachten verzonken.
De eerste rijstvelden komen in zicht; zover als je maar kunt kijken, rijst en nogmaals rijst. De goudgele halmen zwaaien hun volle aren in de wind. Op enkele plaatsen staan grote schuren en mooie boerderijen. Het is oogsttijd en reusachtige machines trekken grommend kaarsrechte sporen over de velden, Traktoren slepen lange aanhangwagens waarop zakken padi hoog liggen opgestapeld.
Overal heerst een koortsachtige bedrijvigheid.
De bus rijdt langs het vliegveld, een brug over, dan linksaf en koerst op het stadje Wageningen af.