die over het water scheren.
Glenn die toevallig omkijkt, schrikt. Heeft hij het goed gezien? Daar dook iemand weg in de struiken aan de overkant van de weg. Vreemd, wie zou dat kunnen zijn, hier wonen geen mensen!
Hij staat op en loopt naar de plek toe.
Niets te zien, Misschien heeft hij zich vergist. Hij besluit niets tegen de anderen te zeggen, straks lachen ze hem nog uit. Sonny en Edje komen aanlopen en samen trekken ze verder.
Glenn kijkt nog een paar keer om, maar ziet niets meer.
De weg loopt een beetje van de rivier af. Op sommige plaatsen langs de weg heeft men vroeger zand weggegraven waardoor er grote kuilen zijn ontstaan. Toen de dijk er nog niet was, zijn deze volgelopen met water. Daardoor zit er nu heel wat vis.
Sonny neemt zijn vrienden mee naar zo'n gat. De hengels worden uitgegooid en nu is het maar afwachten.
Wat is het toch prettig om op vakantie te zijn, denkt Glenn. Er is geen juffrouw of meester in de buurt die je allerlei vervelende werkjes laat doen. En je hoeft geen huiswerk te maken.
‘Zullen we gaan eten, mijn maag begint al een heleboel rare knorgeluiden te maken.’ Dat is natuurlijk Edje. Het is voor hem al weer te lang geleden dat hij iets gegeten heeft. Ze maken de zak open en even later happen ze in een lekker broodje.
Jammer genoeg willen de vissen hun voorbeeld niet volgen. Ze weigeren zich te laten vangen.
Na een uurtje staan de jongens op, want zo is het toch niets.
Ze gaan maar weer verder. Ze lopen tot de Nannisluis en keren dan terug naar huis. Het is straks etenstijd en tante Wonny kan toch zo lekker koken.
Op de plaats waar hij eerder de man had zien wegduiken, blijft Glenn een beetje achter. Hij zoekt de omgeving met de ogen af.
En ja, daar in het gras glinstert iets. Het is een fonkelnieuwe sleutel van een sardineblikje. Gek is dat, wie zou hier sardines gegeten hebben?
Glenn kijkt nog eens goed, maar het blik zelf kan hij niet vinden.
Ach, misschien verbeeldt hij zich maar iets.