Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kleine bijenboek (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kleine bijenboek
Afbeelding van Het kleine bijenboekToon afbeelding van titelpagina van Het kleine bijenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kleine bijenboek

(1950)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Hoofdstuk IV.
We verzorgen onze zwermen.

We hebben onze kasten bevolkt en nu zullen die zwermen een goede verzorging moeten hebben willen wij een behoorlijk volk bezitten. Indien er voldoende drachtbronnen zijn en het goed honingweer is, dan hebben we het gemakkelijk. Zo nu en dan controleren we de bouw, doch waar we alles behoorlijk hebben geregeld, zal er niet veel te doen zijn. Hoogstens kunnen we ons verwonderen in welk een korte tijd de bijen hun kunstraten onberispelijk uitbouwen, van broed en honing voorzien en verheugen wij ons al in een ‘zoet’ winstje.

Maar nu moet ik wat theorie geven. Van ei tot werkbij duurt 21 dagen. Gedurende die 21 dagen zal er dus geen nieuwe bij bijkomen, wél zullen we elke dag bijen verliezen, doordat er op het arbeidsveld vele sneuvelen. Ons volk wordt dus kleiner; er gaan bijen af, er komen geen bijen bij. Wél is er veel broed aangezet en dat broed kan soms zo talrijk zijn, dat de bijen alle hens aan dek moeten roepen om het warm te houden. Tegen het einde van de eerste 3 weken merken we dan ook wel degelijk, dat de vlucht minder wordt en dat het volk wat trager schijnt. Het volk staat op het dode punt. Nog erger wordt het, indien de sterfte abnormaal is; het kan dan voorkomen, dat slechts een enkele bij op dracht uitgaat en het zal dan zeker nodig zijn het volk met voedsel te ondersteunen. Dit zullen we ook moeten doen, indien 3 dagen nadat de zwerm in de woning is gekomen er geen dracht is. De meegenomen voorraad is dan totaal uitgeput en de bijen kunnen onmogelijk van de wind leven, laat staan er hun raten mede uitbouwen.

We gaan dus onze zwermen voeren. Hiervoor gebruiken we suiker, doch we mogen het natuurlijk ook wel met honing doen. Suiker is echter voordeliger omdat de imkers deze suiker accijnsvrij kunnen betrekken.

De suiker moet met water worden aangemaakt tot een suikerstroop. We nemen hiervoor 1 deel suiker en 2 delen warm

[pagina 21]
[p. 21]

water. Al roerende gooien we de suiker in het warme water, totdat zij geheel is opgelost.

De suikerstroop moet worden gevoederd in voedertoestellen. Die zijn er te kust en te keur, duur en goedkoop, handig en minder handig.

Het goedkoopste is wel een gewone jampot. In het deksel slaan we met een niet te dikke spijker een 20- tot 30-tal gaatjes. Nadat de pot met suikerstroop geheel gevuld is, schroeven we het deksel erop en plaatsen de pot omgekeerd op de raampjes, boven op de bijen. Plaatsen we de pot waterpas, dan zal geen suikerstroop wegvloeien; houden we de pot scheef, dan loopt alle suikerstroop weg en vindt zijn weg door het vlieggat met kans op roverij door andere bijen!

Zoals gezegd, zijn er echter voedertoestellen te kust en te keur; in een jampot gaat niet veel suikerstroop. Een zeer handig voedertoestel is het houten bakje, dat hieronder is afgebeeld en dat een inhoud heeft van 1 à 2 liter.



illustratie
Doorsnede voederbakje




illustratie
Voederbakje - Een zeer handig voederbakje van hout of metaal voor kasten met bovenbehandeling


[pagina 22]
[p. 22]
Deze voederbakjes worden op een dekkleedje van het volk geplaatst, nadat we er eerst een illustratie vormige insnijding in hebben gemaakt. Het losgesneden gedeelte buigen we om en het bakje komt met de opening op deze sleuf te staan.

De bijen kunnen nu in het bakje komen. Door de glasplaat wat terug te schuiven kan het bakje worden gevuld met suikerstroop zonder dat we last hebben van de bijen. Enkele drijvertjes, b.v. droge raat of een speciaal geconstrueerd drijvertje, zorgen ervoor, dat de bijen niet in de stroop verdrinken.

Het voedsel wordt zo mogelijk in lauwe toestand gegeven en het toestel verder afgedekt met een wollen kleedje, een jute zak, krantenpapier of iets dergelijks. Het voedsel koelt dan niet snel af.

Het voederen zelf geschiedt in niet te grote hoeveelheden ineens. Zou men dit wel doen, dan worden de raten te onregelmatig uitgebouwd; voor een goede ratenbouw is dus voederen met mate gewenst. Om de andere dag een litersbakje vol b.v.

We gaan de bijen verder helpen.

Al heel spoedig zullen de kunstraten worden uitgebouwd en de moêr zal haar eieren in de cellen deponeren terwijl de bijen haar voorraad honing en stuifmeel in de omringende cellen gaan opstapelen. Alles gaat regelmatig in zijn werk, doch wij willen trachten om het volk zo sterk mogelijk te krijgen voordat het zijn winterrust ingaat. We helpen dus een handje.

Zodra we een week of vier verder zijn nemen we een kantraat weg en schuiven het broednest uit elkaar. We zoeken een paar raten op, welke geheel of nagenoeg geheel gevuld zijn met gesloten broed (dat is broed dat met wasdekseltjes is afgesloten) of wat nog beter is, broed dat aan het uitlopen is. We zien de jonge bijen wel uit de cellen kruipen.

Tussen twee van die raten hangen we nu de kantraat, alles wordt weer warm toegedekt en we gaan rustig met voederen door, tenzij er natuurlijke dracht is.

Op deze wijze hebben we een raat meer in het broednest gekregen, welke raat door de koningin spoedig met eieren zal worden belegd.

[pagina 23]
[p. 23]

Dit spelletje kan zo nu en dan, b.v. om de twee weken, herhaald worden en we zullen zien, dat het volk sneller groeit. Overdrijf echter niet, want als men te veel forceert, zullen de bijen het broed niet meer voldoende warm kunnen houden en zal een gedeelte afsterven, of op zijn minst houden we teveel bijen thuis.

Ook zal er op gelet moeten worden, dat de bijen niet tevéél voedsel krijgen. Ze moeten cellen vrij houden voor het broed en geven we teveel voedsel, dan komen ze ten slotte cellen voor het broed tekort.

Heeft een volk voldoende voedsel, b.v. op elke raat langs de bovenkant een strook van 5 cm breed, dan staken we het voederen en zoals reeds is gezegd, men staakt er ook mede, als de bijen van buiten nectar binnenslepen.

We brengen de bijen in winterrust.

Als we zo gelukkig zijn geweest ons volk sterk te krijgen, dan rest ons nog de taak om de bijtjes een zo goed mogelijke winterrust te waarborgen. We hebben het volk nieuw opgezet, dus de raten zijn goed. We hebben veel bijen en vooral ook jonge én een goede moêr, voorwaarden waaraan elk op te zetten volk moet voldoen. We moeten het alleen nog maar voldoende voedsel voor de winter meegeven. We gaan dus wéér aan het voeren, doch nu in grotere porties en in een sterkere concentratie, n.l. 2 delen suiker op 1 deel water. Hiermede beginnen we b.v. 10 September. Het volk mag nu wel 2 liter van die oplossing per dag hebben.

Heeft het volk 10 kg voedsel opgeborgen, dan is het voldoende om een lange winter het hoofd te bieden en kunnen we dus ophouden. Om te bepalen of er voldoende voedsel aanwezig is, behoeven we het volk niet te wegen. De voorraad kan geschat worden als men weet, dat 1 dm2 verzegeld voedsel ± ½ kg weegt (beide kanten van de raat moeten dan verzegeld zijn).

Wellicht zal het eind September al zover zijn, doch in ieder geval moet het voederen 10 October absoluut afgelopen zijn.

Begin November dekken we het volk warm in, doch niet

[pagina 24]
[p. 24]

met een hermetisch afsluitende bedekking, zoals zeiltjes e.d. De dekkleedjes moeten poreus zijn, b.v. oude stukken op maat gesneden vloerkleed, jute zakken e.d.

Verder worden de volken absoluut met rust gelaten en gezorgd, dat ook van buiten die rust niet gestoord kan worden (kippen, muizen, mezen).

Het wordt een lange rust waarin wij weinig van de bijtjes te zien krijgen en ook niet te zien mogen krijgen. Zorg vooral, dat er geen vocht in de woning kan dringen, want dat is een van de ergste bijenvijanden.

En als de bijen in winterrust zijn, bestudeert de imker zijn lectuur om zijn volkjes nóg beter te kunnen behandelen.

Zie voor inwintering ook pagina 25.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken