Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schrijvers binnenste buiten (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schrijvers binnenste buiten
Afbeelding van Schrijvers binnenste buitenToon afbeelding van titelpagina van Schrijvers binnenste buiten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.70 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schrijvers binnenste buiten

(1969)–Huug Kaleis–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

4 Een buitelend satiricus

Raoul Chapkis, van wie de boeken De reizen van pater Key en Ik sta op m'n hoofd zijn verschenen, is een satirisch schrijver; hij is ook de heer H. Brandt Corstius, wiskundige, specialist op het gebied van computers. De combinatie van beide hoedanigheden is minder ongewoon dan men zou denken. Om te beginnen is er natuurlijk Chapkis' favoriet Lewis Carroll, de wiskundige die, behalve Alice in Wonderland, ook talrijke satirische pamfletten schreef. Dat er geen sprake van toeval is, werd me echter pas duidelijk toen ik, na het bewonderen van Chapkis' intelligent gebuitel, verdiept raakte in Ecrivains Satiriques, caractère et tempérament, een studie van dr. W.A. Pannenborg. Chapkis blijkt weinig affiniteit te vertonen met de groep van introverte karakters die deze psycholoog onder het hoofd ‘schizothymes’ behandelt: Butler, Gogol, Grabbe, Ibsen, Strindberg, Pope, enz., die in de tabellen hoge percentages bereiken wat betreft egocentrisme, mensenhaat, ziekelijke argwaan en rancune. Ze zijn te zeer met zichzelf en hun persoonlijke vijanden bezig om het vermogen tot buitenmenselijk denken dat de wiskunde is tot ontwikkeling te brengen.

 

Chapkis vertoont echter wel treffende overeenkomsten met de ‘satiriques sanguins’, die optimistischer zijn, progressiever, meer op de buitenwereld ingesteld en die over het algemeen aanleg voor wiskunde hebben. Twee van hen, Beaumarchais en Rabelais, hebben zelfs technische uitvindingen op hun naam staan. Ook andere eigenschappen blijken op hem van toepassing: interesse voor de praktische politiek (Defoe, Kot-

[pagina 114]
[p. 114]

zebue, Macchiavelli, Voltaire), utilitarisme, een ruim maar oppervlakkig bewustzijn en neiging tot een snel, springerig, speculatief, maar weinig coherent soort van denken. Ze hekelen eerder groepen van mensen, toestanden en stelsels dan personen.

Minder mooi is dat hun een gebrek aan gevoel wordt toegeschreven en dat hun enorme activiteit schijnt te dienen om aan de confrontatie met een ‘vide intérieur’ te ontkomen.

 

De reizen van pater Key, een bundeling van 15 hoofdstukjes die de wonderlijke avonturen van een missionaris verhalen, behoort tot een satirisch genre dat in de engelse en franse letterkunde bekend is maar in de onze ontbreekt. De beoefenaars ervan zijn extreme sceptici, nagenoeg allen ongelovigen, die sterk gekant zijn tegen het bezien van de wereld vanuit één enkele, enge gezichtshoek. Ze bestrijden de daarmee samenhangende onverdraagzaamheid door te goochelen met de vele andere gezichtspunten die ook mogelijk zijn, door de dogmatische optiek te relativeren, door te suggereren dat eigenlijk alle zekerheden op optische illusies berusten. Met dit doel laat Montesquieu de christelijke samenleving door mohammedaanse ogen bezien. Voltaire's Micromégas is een acht mijlen metende, vele eeuwen oude jongeman van de planeet Sirius, die verbaasd constateert dat de opgewonden insecten aan zijn voeten aan het oorlog voeren zijn. Dit relativerende spelen met proporties, een typisch wiskundige bezigheid, vindt men ook bij Carroll, Rabelais en Swift. Bij deze laatste komt waarneming door het verkeerde eind van een verrekijker voor. In Voltaire's Candide worden oorzaak en gevolg omgekeerd.

De vele verschillende gezichtspunten die Raoul Chapkis bedenkt in De reizen van Pater Key kunnen herleid worden tot één enkel: het omgekeerde, wat ook al blijkt uit de titel van zijn andere boek: Ik sta op m'n hoofd.

[pagina 115]
[p. 115]

Zo komt missionaris Key bijvoorbeeld in het drinkwater van de Worstelbormen terecht, wezens die hun tanden glanzend zwart poetsen. Zij verbazen zich over het vieze kereltje in zijn zwarte jas: ‘Dat klontje bovenop met die lange slierten, waar is dat eigenlijk voor?’ ‘Daar denk ik mee’, zei Key verlegen, zijn natte haar weer in orde brengend. Chapkis laat zedelijk verontwaardigde teenagers protesteren tegen de wellust van bejaarde echtparen, met spandoeken waarop staat: ‘Nahuwelijks verkeer is zondig’. Hij laat Key landen op het Eiland Skreta, waar de mensen zich voorzichtig uitdrukken, omdat wat ze zeggen onmiddellijk waarheid wordt, en op een ander eiland, waar men geen abstracties kent en bijvoorbeeld een geëmotioneerd iemand een spoor nalaat van ‘grote druppels radeloosheid, afgewisseld met korreltjes woede’. Key komt ergens waar planten regeren, die hem dadelijk in een mensenkas stoppen; hij spoelt aan bij driekantige wezens die het getal 2 niet kennen, die gedrieën in een kringetje staand geslachtsverkeer hebben, en voor wie de uitspraak van Montesquieu ‘si les triangles faisaient un dieu, ils lui donneraient trois côtés’ ongetwijfeld opgaat. In Hahaland, waar iemands prestige wordt bepaald door zijn belachelijkheid, trouwt een prinses Slapla, die van haar toekomstige positie van Allerbelachelijkste af wil, met een ambtenaar K., die de Hahaers beslist niet zouden slikken; maar Key, die dit alles helpt organiseren, onderschat bepaald hun gevoel voor humor.

In overeenstemming met het satirische genre dat hij beoefent hekelt Chapkis actuele gebeurtenissen en toestanden waarin hij onredelijkheid weerspiegeld ziet, domheid en onverdraagzaamheid. Uiteraard vindt hij deze te over in het politieke leven, in de bekrompen moraal die te onzent beleden wordt en in de dingen die het koningschap betreffen. Als goed Voltairiaan richt hij zich echter vóór alles tegen het onredelijkste dat bestaat: de godsdienst. Als apotheose laat hij zijn goedmoedige, maar slimme pater tenslotte in de hemel belanden,

[pagina 116]
[p. 116]

waar hij God weet te bewegen zijn laatste wonder te doen: verdwijnen. Sindsdien leeft Hij nog slechts mondeling voort als ‘tussenwerpsel’, aldus de atheïstische satiricus Raoul Chapkis.

 

Ik sta op m'n hoofd, het andere boek, verschilt in wezen niet veel van De reizen van pater Key. Er is dezelfde sfeer van satire, science-fiction en geniaal puzzelen. Het ‘mannetje’ Key is hier alleen vervangen door een ander ‘mannetje’, dat zich Raoul noemt en dat ons meesleept en vermaakt met zijn pose van briljant conferencier, van alles opnieuw uitdenkend ‘genie’, onder de motto's ‘Raoul en de mensheid’, ‘Raoul en de cultuur’, ‘Raoul vertelt’, enz. Het blijkt dat Raoul even fantastisch gemakkelijk klaar komt met de talloze problemen en probleempjes die hij zich stelt als zijn gecastreerde pater Key met het bijgeloof, waarop hij stuit in weliswaar vreemde, maar niet bijzonder gevaarlijke werelden.

Ik sta op m'n hoofd is een bundel artikelen, door Chapkis ‘essays’ genoemd. Waarschijnlijk niet ten onrechte, want dit inventieve, hypothetische, incoherente denken benadert dicht wat het essay oorspronkelijk is: een ‘probeersel’. Het is alsof Chapkis steeds uitgaat van een ‘Gesteld dat...’. Bijvoorbeeld: gesteld dat er een ziekte genaamd ‘indifferitus’ uitbrak. Wat zou er dan gebeuren? Of: gesteld dat je geen geld hebt en toch de theaters wilt bezoeken, gesteld dat de atoombom valt, dat wezens van een andere planeet over de aardbol zouden nadenken, enz. Zijn zelf bedachte hypotheses uitwerkend, ze doordenkend tot in de absurdste consequenties, blijkt Raoul altijd verrassend te zijn en dikwijls geestig.

Toch las ik deze essays met minder onverdeeld genoegen dan zijn verhalen over Key (waaraan bovendien een visuele dimensie werd toegevoegd door de speelse en intelligente tekenaar Peter Vos). Bij het volgen van Raouls briljante goocheltoeren moest ik namelijk wel eens denken: kom nu zelf eens

[pagina 117]
[p. 117]

tevoorschijn! Raoul Chapkis interesseert zich voor de meest uiteenlopende dingen: evolutie, moraal, God, longkanker, geld verdienen, systemen bij roulette en zijn plan voor een nationale computer; nog tal van andere onderwerpen laat deze rationele socialist door zijn hersenen buitelen, maar er is er één dat hij angstvailig schijnt te weren: dat is hijzelf... In Ik sta op m'n hoofd (wat óók betekent ‘ik sta erop mijn hersens te gebruiken’; niet mijn hart) zit onmiskenbaar een element van ‘escape’. Natuurlijk, als hij beweert ‘karakter is niet anders dan wat anderen van ons denken’ en ‘ziel’ is een ‘klankcombinatie’, dan zijn dat boutaden. Toch heb ik moeten denken aan de karakteristiek die Pannenborg gaf van de ‘satiriques sanguins’ en aan hun tekort: het ‘vide intérieur’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De reizen van Pater Key (onder ps. Raoul Chapkis)

  • over Ik sta op mijn hoofd (onder ps. Raoul Chapkis)


auteurs

  • over Hugo Brandt Corstius