Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2
Afbeelding van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.25 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2

(1907)–G. Kalff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 380]
[p. 380]

Het ProzaGa naar eind1).

Heiligenlevens en wonderverhalen, zooals wij er vroeger eenige leerden kennen, vinden wij ook in de 15de eeuw. Evenals vroeger zijn ook nu Duitsche en Nederlandsche mystiek in wisselwerking met elkander. Doch tegenover dit overeenkomstige tusschen beide tijdperken staat meer dat verschillend is. Het aantal der prozawerken zelve en dat der afschriften van ieder werk nemen in dezen tijd aanzienlijk toe; een verschijnsel dat verband houdt met den aanwas van leeslust en koopkracht onder een zich ontwikkelende burgerij. Vooral de Broeders des Gemeenen Levens en de Windesheimers hebben zich verdienstelijk gemaakt door het voortbrengen en het afschrijven van prozawerken. Geert de Groote zette de Broeders aan het copiëeren; het was rustig werk, kon binnenshuis geschieden, bij een goede keus van geschriften kwamen zij daardoor in het bezit van nuttige stichtelijke werken; bovendien konden zij, stichtelijke werken afschrijvend voor anderen, op eerlijke wijs de inkomsten hunner gemeenschap vermeerderen. Mooi geschreven en ‘verlucht’ behoefden de boeken der ‘Broeders van de penne’ niet te zijn; als zij maar netjes en duidelijk waren geschreven, stevig gebonden en bovenal - indien de inhoud maar deugdelijk was. Ook de Windesheimers hielden het schrijven in eere, al werkten zij niet voor den verkoop.

Weldra had menig klooster zijn librarius, zijn rubricator die voor de spaarzame versiering zorgde, zijn ligator die de boeken van een band voorzag. Groot is het aantal handschriften, door de Windesheimers en anderen vervaardigd. In de zich

[pagina 381]
[p. 381]

langzamerhand ontwikkelende boekdrukkunst kreeg de schrijfkunst eene mededingster, die haar weldra zou overvleugelen.

 

Menigeen moet alras hebben ingezien, hoeveel machtiger de nieuwe kunst was in het vermenigvuldigen van een of ander geschrift, dan hare oudere zuster. Tal van bestaande geestelijke of didactische en wereldlijke werken, die wij vroeger hebben leeren kennen, ondergingen den persdoop in het laatste kwart der 15de eeuw. Het waren ridderromans als Karel en Elegast en Seghelyn van Jeruzalem; geestelijke werken als het Boec van den Houte, Tondalus, Jonathas en Rosafiere; leerdichten als Wapene Martijn, Melibeüs, Dietsche Catoen, Duytsche Doctrinael, Sidrac; ook het abel spel van Lantsloet en Sandryn werd door de nieuwe kunst voor een wijder kring van lezers toegankelijk gemaakt. Sommige dezer werken werden onveranderd, zij het ook vaak slordig, gedrukt; andere min of meer gemodernizeerdGa naar eind2).

 

Doch behalve deze Dietsche werken van vroegeren tijd vinden wij een aantal andere geestelijke of stichtelijke prozawerken. Bij deze moeten wij wat langer stilstaan. Het zijn werken, die voor een klein deel slechts in handschrift, voor het grootste deel tevens in drukken (incunabelen of post-incunabelen) tot ons zijn gekomen; bijna alle zijn in deze bewerking uit de 15de of den aanvang der 16de eeuw afkomstig; slechts een paar dagteekenen waarschijnlijk nog uit de tweede helft der 14de eeuw. Voor verreweg het grootste deel zijn zij vertaald of bewerkt naar een uitheemsch voorbeeld: de meeste uit het Latijn, een viertal uit het Fransch, een paar uit het Duitsch.

Naast deze geestelijke of stichtelijke werken zien wij een aantal wereldlijke: bewerkingen van ridderromans of novellen. In tegenstelling met de bovengenoemde uitgaven van Karel en Elegast en Seghelyn van Jeruzalem, zijn deze ridderromans

[pagina 382]
[p. 382]

niet onveranderd of eenigszins gemodernizeerd afgedrukt, doch ontstaan op andere wijze; het zijn proza-bewerkingen van Dietsche ridderromans uit vroegeren tijd, die dus in zóóver eenige oorspronkelijkheid vertoonen, of vertalingen van uitheemsche voorbeelden. Indien wij al dit meerendeels vertaald of naar oudere geschriften gevolgd prozawerk voor een oogenblik samenvatten, dan mogen wij het plaatsen tegenover een andere klasse van geschriften, die zich door meerdere oorspronkelijkheid van de werken der eerste soort onderscheidt.

Het zijn de prozageschriften, voortgebracht door de godsdienstige strooming der moderne devotie. Oorspronkelijk mogen wij die geschriften noemen, daar zij geboren zijn uit het persoonlijk godsdienstig gemoedsleven van Geert de Groote en zijne volgelingen, al kan men er op meer dan één plaats den invloed van Ruysbroeck en dien der Duitsche mystieken in opmerken.

Een derde groep wordt gevormd door een aantal andere geschriften, die door hunne oorspronkelijkheid dichter bij de tweede dan bij de eerste groep staan; die misschien voor een deel uit de kringen der ‘moderne devotie’ afkomstig, in allen gevalle aan den geest dier beweging verwant zijn.

 

Deze drie groepen breidden zich over ongeveer dezelfde tijdsruimte uit. De Dietsche bewerkingen van het Vaderboec en der Aurea Legenda die tot de eerste groep behooren, dagteekenen nog uit de tweede helft der 14de eeuw; doch ook het weinige letterkundige werk van Geert de Groote brengt ons naar dien tijd en evenzoo een tot de derde groep behoorend werkje als Dat Lyden ende die Passie ons Heren Jhesu Christi. In alle drie groepen vinden wij anderzijds werken die uit het laatst der 15de eeuw of den aanvang der 16de schijnen te dagteekenen.

[pagina 383]
[p. 383]

Het spreekt vanzelf dat, bij zoo groot gebrek aan gegevens omtrent de herkomst en de vervaardigers vooral van de werken der eerste en der derde groep, het voorloopig ondoenlijk is het goed recht dezer groepeering op alle punten te verdedigen. Het is b.v., zooals wij boven zeiden, zeer wel mogelijk dat sommige werken der eerste en der derde groep, vooral zulke die blijkens hun dialect in het Oosten dezer landen ontstaan kunnen zijn, herkomstig zijn uit de kringen der Broeders des Gemeenen Levens of der Windesheimers; doch het te bewijzen zou moeilijk vallen. Voortgezet onderzoek zal hier, naar wij hopen, veel aanvullen, nader bepalen of wijzigen, of ook wel een betere groepeering in het leven roepen.

eind1)
Sedert Acquoy in 1892 zijne redevoering hield over de stichtelijke proza-literatuur onzer vaderen vóór de Hervorming (Hand. en Meded. van de M.ij der Ned. Letterk. 1891-'92; daarin tevens een overzicht der literatuur over dit onderwerp), is er hard en goed gewerkt om ons middeleeuwsch proza beter te leeren kennen. Het is een der vele verdiensten van Verdam, dat hij zoo menigeen onder zijne leerlingen heeft opgewekt tot het schrijven van, onder zijne leiding bewerkte, monografieën: De Vooys, Hoogstra, Tinbergen, Van der Vet, Ebbinge Wubben; een kweekeling der Utrechtsche Universiteit, Botermans, sluit zich waardiglijk bij hen aan. (Zie hunne werken verderop genoemd).
Voorts dient hier gewezen op de heruitgave van Nederlandsche Volksboeken (E.J. Brill, Leiden) door Boekenoogen op zoo voortreffelijke wijze geleid; op Bergsma's nog onvoltooide uitgave van de Levens van Jezus; Visser's Hendrik Mande en op tal van tijdschrift-artikelen. Ook R. Katholieke geleerden, vooral P. Fr. Bonaventura Kruitwagen, gaan zich ons M.E. stichtelijk proza aantrekken.
Desniettemin blijft er nog zeer veel te doen over; er moeten nog tal van monografieën geschreven worden, eer wij eene eenigszins bevredigende kennis van ons wereldlijk en geestelijk proza der middeleeuwen zullen bezitten.
Wilde ik hier alles zelf onderzoeken, dan zou dit werk zeker onvoltooid blijven, wat ik niet wenschelijk acht. Mijn taak moest hier zijn: een samenvattend overzicht geven van de tot nog toe bereikte uitkomsten en daarbij voegen wat eigen onderzoek mij geleerd en wat eigen lectuur mij heeft doen gevoelen. Door dat overzicht hoop ik op mijne beurt ‘eenige orde in de verwarde massa’ (Acquoy) te brengen en anderen op te wekken tot nader onderzoek.
eind2)
De jaartallen der onderscheiden drukken in Campbell's Annales; vgl. verder de Inleidingen op de uitgaven der hierboven genoemde werken. Over de drukken van den Sidrac zie: Tijdschr. v. N.T. en L. X, 33 (de gedrukte Sidrac is echter eer een omwerking dan een herdruk van het oorspronkelijk werk); over Jonathas en Rosafiere a.w. XIII, 247. Ook twee drukken der Historie van Alexander moeten hier genoemd worden, onderling verschillend; vgl. Hoogstra's Die Historie ... des ... coninc Alexanders, Inleid. CXVI, CXXXVI, CXLVIII.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (7 delen)