Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2
Afbeelding van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.25 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 2

(1907)–G. Kalff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 527]
[p. 527]

Besluit.

Wat zien wij bij een terugblik op de literatuur van dezen tijd?

Een drama, frisch en oorspronkelijk, zoowel waar het vroomheidsuiting der gemeenschap als waar het spiegel van het dagelijksch leven was; dat in de kunst van opbouw, samenstelling en karakteristiek meer knoppen en bloesems dan vruchten toont. Een lyriek, vol afwisseling en leven, in oorspronkelijkheid de mindere, in kunst van karakteristiek de meerdere van het drama, in frischheid en schoonheid zijn gelijke. Een proza, dat, schoolgaand vooral bij het Latijnsche en voorts bij het Fransche en het Duitsche proza, uiting leerde geven aan het innerlijkst van het godsdienstig gemoed.

Die literatuur was het werk van de Dietsch-sprekende onderdanen der Bourgondisch-Oostenrijksche dynastie; nog geen volk, doch een verzameling van kostbare elementen tot het vormen van een volk; nog geen zelfstandig staatkundig geheel uitmakend, doch een toenemende mate van staatkundige vrijheid genietend. In het leven en de ontwikkeling dier Dietsche stammen komt zich in het tweede vierdedeel der 15de eeuw een nieuwe kracht openbaren: de invloed der herleefde Oudheid en die van Italië dat reeds dien invloed had ondergaan. Het voorbeeld van Italiaansche republieken als Venetië en Florence, steden die zich hadden uitgebreid tot staten, en van de republieken der Oudheid kon hier navolging vinden bij volken, onder welke de steden en de stedelijke burgerijen sedert lang een gewichtige rol speelden.

Die literatuur was het werk van burgerijen die over het algemeen de geestelijkheid nog als middelares tot hooger leven erkenden. De invloed der Renaissance komt hier een reeds be-

[pagina 528]
[p. 528]

staande strooming versterken: de aanwassende zelfstandigheid der leeken tegenover de geestelijken. In den aanvang is dat niet zoo duidelijk merkbaar, doordat zich onder de humanisten ook geestelijken bevinden. Erasmus die het klooster den rug toekeert en als onafhankelijk geleerde zijn leven voortzet, toont ons echter den komenden tijd. Ook de bovengenoemde rectoren der Fraterscholen, humanisten in dienst der moderne devotie, wijzen dien overgang aan en tevens de betrekking tusschen het godsdienstig en het wetenschappelijk leven van dien tijd. Langzamerhand zal die betrekking zich wijzigen. Tot dusver waren de geestelijken, zoowel in het geloof als in de wetenschap, leiders der leeken geweest; nu moeten zij de leiding in de wetenschap gaandeweg aan de humanisten overlaten. Dat had reeds in den aanvang der 16de eeuw een rethorycker getroffen, toen hij schreef: ‘dat die leeken thooft syn vanden gheleerden.’ Doch bovendien is deze overgang van gewicht, omdat wij nu voor het eerst in de geschiedenis van ons volk de wegen van geloof en wetenschap uiteen zien gaan.

Die literatuur was het werk van menschen met een sterk gemeenschapsgevoel, onder wie het individualisme nog maar weinig ontwikkeld was. Ook daarin zal de invloed van het Humanisme zich doen gelden. Op het voorbeeld der Ouden gaat men den mensch bestudeeren naar het uiterlijk en naar het innerlijk; anatomie en psychologie komen op; ken u zelven weerklinkt ook hier niet voor doovemans deur. Aanwassende zelfkennis zal leiden tot sterker zelfbesef en scherper omlijning der persoonlijkheid. Vroeger waren die eigenschappen onder de burgerij niet geheel afwezig geweest. Iets daarvan moet aanwezig geweest zijn in dien Rethorijcker die in een tafelspeelken een man en een vrouw deed optreden ‘ghecleet up zijn boersche’ en daardoor toonde het verschil tusschen burgers en boeren te beseffen. Doch van scherpe afscheiding kon hier

[pagina 529]
[p. 529]

toch nog geen sprake zijn. Anders stond het met de humanisten en het overig deel des volks dat buiten den invloed der klassieke Oudheid stond. De humanisten vormden een soort van internationale broederschap, die ten minste zooveel voelden voor hunne medebroeders in den vreemde als voor hunne niet-klassieke landgenooten. Trotsch op hunne kennis van die wereld der Oudheid, spraken en schreven zij liefst Latijn en zagen neer op de volkstaal. Uit de leeken vormt zich langzamerhand eene aristocratie van wetenschap en kunst, die, in gestadige betrekking met een dergelijke aristocratie onder de overige beschaafde volken, den blik telkens over de grenzen van het eigen land laat weiden en door het wereldburgerschap gisting brengt in een tot dusver enghartig nationaliteitsgevoel.

Die literatuur was het werk van kunstenaars wier oogen zich wijd gingen openen voor het leven en voor de natuur; wier schoonheidsdrang zich heerlijk ging openbaren in de muziek en in de beeldende kunst zoowel als in de kunst van het woord. Ook hier zal de invloed van het Humanisme zich doen gevoelen. Tal van levens- en natuurverschijnselen, vroeger vluchtig den geest voorbijglijdend en er geen indruk nalatend zóó sterk dat er een dwingende behoefte tot weergeven ontstond, zullen nu bewust worden waargenomen en dringen tot uiting. De kunstenaar gaat den blik richten op den mensch in zich en buiten zich. Afdalend in de diepten van het hart en van het leven, verliest de zelfbespiegelaar het waas der vroegere naïeveteit; doch dat verlies wordt hem in meerdere levenswijsheid vergoed. De frissche oorspronkelijkheid, vooral onzer latere middeleeuwsche kunst eigen, zal zich niet meer vrij kunnen ontplooien onder de overheersching eener literatuur die in menig opzicht haar meerdere was. Sterker dan ooit te voren komt de literaire kunst onder den drukkenden invloed van het boek; het boek komt te staan tusschen den dichter en het leven, de dichter

[pagina 530]
[p. 530]

lijdt schade in zijne onbevangenheid. Doch de kunst, ook de literaire, trekt voordeel uit de kennismaking met een hooger opvatting van schoonheid, een fijner smaak, een meer ontwikkeld gevoel voor nuance, schakeering en overgang. Het oog gaat zich openen voor de eenheid in veelheid, voor de evenredigheid der deelen, voor die wijze zelfbeheersching in den kunstenaar die leidt tot zelfbeperking. Het middeleeuwsche: ‘mate is goet t'allen spele’, tot dusver slechts in ethischen zin gebezigd, zal ook in esthetischen zin geldigheid verkrijgen.

 

Ten slotte, die literatuur was het werk van het Zuiden en van het Noorden, doch meer van het Zuiden dan van het Noorden. Nog was het Zuiden de meerdere in staatkundige en maatschappelijke beteekenis, in rijkdom, algemeene beschaving en kunst. De teekenen der tijden doen ook hier een overgang voorzien. Vlaanderen heeft zich als Bourgondische provincie niet kunnen handhaven op de vroegere hoogte. Yperen en Brugge gaan in de vijftiende eeuw langzaam dalen. Holland maakt zich gereed Vlaanderen te overvleugelen. De belangrijke beweging der moderne devotie gaat uit van Deventer en verbreidt zich vooral over het Noorden en Oosten dezer landen, al doet zij haar invloed ook elders gelden. Erasmus is een Noordnederlander. Noordnederlanders zijn ook humanisten als Van Dorp, Geldenhauer, Montanus, Agricola, Gansfoort en anderen. Zeker, het Zuiden laat zich niet onbetuigd, de eenige universiteit dezer landen is te Leuven gevestigd, maar hier mag het Noorden zich toch ten minste op denzelfden rang plaatsen als het Zuiden.

Zoo gingen deze volken een toekomst tegen die de worsteling zou brengen van het oude met het nieuwe leven. Hoe die worsteling zich in de literatuur afspiegelt, zal een volgend boek ons doen zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (7 delen)