Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5
Afbeelding van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5

(1910)–G. Kalff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina VII]
[p. VII]

Boek V.
De Literatuur tijdens de Republiek der Vereenigde Nederlanden.

[I. Hooggetij en vallend getij]

[pagina 1]
[p. 1]

Het Proza.

Inleiding (proza en poëzie; het proza der 17de eeuw voortzetting van dat der 16de; beteekenis der geslachten en der gewesten in de proza-kunst).
I. Reisverhalen. Pamfletten (Willem Meerman, Paschier de Fyne). De Staten-bijbel. Predikkunst. Joan de Brune.
II. Reisverhalen, pamfletten, preeken. Geeraerdt Brandt. Jan de Brune de Jonge. Vertalingen en navolgingen van buitenlandsch proza (Batavische Arcadia. Romans en Novellen. Vermakelyke Avanturier en Don Clarazel de Gontarnos).

Inleiding.

‘Behalve dat dicht en ondicht, of vaers en onvaers onderling verschillen, gelijck trompetklanck en bloote stem, en het vaers een stem, door een drieboghtige trompet krachtigh uitgewrongen gelijck is’ - aldus laat Vondel zich in de Opdracht zijner proza-vertaling van Virgilius aan Constantijn Huygens hooren over de verhouding tusschen proza en poëzie. Volgens Vondel is de poëzie dus een veel krachtiger uitdrukkingsmiddel dan het proza. Huygens zelf stelt in een aanteekening bij den aanvang van zijn Daghwerck ‘dicht’ en ‘ondicht’ tegenover elkander op een wijze, die recht geeft tot de onderstelling, dat ook voor hem de poëzie hooger staat dan het proza. In allen gevalle heeft hij in zijn lange letterkundige werkzaamheid altijd aan de poëzie de voorkeur gegeven, al moge ons vrij wat van zijne verzen ‘ondicht in rijm’ schijnen.

De beschouwing van Huygens en Vondel was ook die van de groote meerderheid hunner tijdgenooten; wie zich bewogen,

[pagina 2]
[p. 2]

aangedaan, ontroerd voelde; wie de schoonheid liefhad of ook maar letterkundige neigingen in zich voelde - die koos doorgaans de poëzie als uitingsmiddel.

Vandaar dan ook dat de poëzie van dezen tijd naar omvang en gehalte het proza overtreft; dat het proza ons lang niet zooveel gelegenheid biedt om de achtereenvolgende geslachten van auteurs en het aandeel der onderscheiden provinciën te onderkennen, geestelijke stroomingen aan te wijzen, parallellen te trekken of tegenstellingen te maken, zooals wij dat in ons overzicht der poëzie konden beproeven.

Toch is het mogelijk, enkele algemeene opmerkingen te maken als inleiding tot het proza van dezen tijd.

In menig opzicht toont het zich als een voortzetting van het proza der 16de eeuw. In dat proza zagen wij de groote vraagstukken van den dag en gebeurtenissen waarin het gansche volk belang stelde door naamlooze of bekende auteurs behandeld in vlugschriften of pamfletten; Linschoten en Van der Haghen toonden ons in hunne reisverhalen, hoe het jonge volk zijn vleugels ging uitslaan; in Marnix vonden wij een individueel schrijver die de volkstaal met kunst hanteerde, die op verzoek der Staten van Holland een vertaling van den bijbel uit de oorspronkelijke talen op het touw zette; Coornhert en Van Mander vormden hun proza onder den invloed van het klassieke proza en dat der Romaansche auteurs; den invloed van het proza der zuidelijke volken zagen wij ook in de novellistiek en de vertalingen der werken van eenige voorname Italiaansche en Spaansche auteurs; naast de verzamelingen van novellen, anecdoten en kwinkslagen zagen wij prentenbundels in zwang komen, ten deele voorzien van korte bijschriften in proza, die pit van levenswijsheid, lessen der ervaring of zedelijke stelregels bevatten.

Al deze genres vinden wij ook in de 17de eeuw, maar veel

[pagina 3]
[p. 3]

rijkelijker, vertegenwoordigd; bovendien een paar genres die de 16de eeuw niet of niet zóó kende.

De rijkdom van pamfletten, in de 16de eeuw reeds groot, wordt in de 17de overstelpend; de reisverhalen telt men nu bij dozijnen. Een nieuwe bijbelvertaling komt de behoeften der nieuwe godsdienstige gemeenschap bevredigen; terwijl zij die gemeenschap versterkt, helpt zij de gemeenschappelijke beschaafde taal ontwikkelen en vestigen. De invloed van de proza-kunst der Romaansche volken openbaart zich nu niet alleen, zooals vroeger, in vertalingen, maar ook in min of meer oorspronkelijk-Nederlandsche prozawerken; de prozaroman doet zijn intrede in onze letterkunde. De historie-schrijving en de brief worden vooral door Hooft tot een kunst gemaakt.

Naar het schijnt, mogen wij het meest belangwekkend deel van het proza toeschrijven aan het eerste geslacht, dat ook in de poëzie zulk een voorname plaats inneemt: de aardigste en karakteristiekste reisverhalen en pamfletten; den Staten-bijbel, in 1637 voltooid; het werk van Hooft, Joan de Brune, Paschier de Fyne. Onder het tweede geslacht vinden wij nog goede prozaschrijvers in Poirters en Jan de Brune den Jonge; maar Gerard Brandt die tot het derde geslacht behoort, is ten deele een navolger van Hooft. Den invloed van het uitheemsch proza, die zich ook onder het eerste geslacht doet gelden, zien wij onder de volgende geslachten tot volle kracht komen.

Voorzoover wij kunnen nagaan, hebben ook hier Holland en Zeeland het leeuwendeel: een enkele Brabander, Poirters, staat tegenover twee Zeeuwen, de De Brune's, en tegenover verscheiden Hollanders als Hooft, Heemskerk, Paschier de Fyne, Meerman, Brandt, Heinsius. Het provincialisme kijkt om een hoek in een bundeltje ‘oûbollighe’ anecdoten,

[pagina 4]
[p. 4]

dat omstreeks het midden der 17de eeuw op naam van den bekenden Amsterdamschen acteur Jan Tamboer het licht zag. Streken als Westfalen en Drenthe, steden als Kampen, Zwolle, Arnhem zijn hier het tooneel, waar de meeste dwaasheden voorgevallen, de meeste kwinkslagen ten beste gegeven zijn. In die streken woonden volgens de Amsterdammers blijkbaar meer boersche menschen, wier mindere ontwikkeling en beschaving samenging met zekere frischheid van geest, bij wie zekere onnoozelheid zich paarde aan neiging tot boert en scherts. Voor den oprechten Amsterdammer waren Drenthe, Overijsel, de Achterhoek met Westfalen één pot nat; daar kwamen al die hannekemaaiers, groene Moffen, Poepen en Knoeten vandaan. Lag daar ergens ook niet het vaderland van Tijl Uilenspiegel?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (7 delen)