Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5
Afbeelding van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5

(1910)–G. Kalff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Het Derde Geslacht. Het nieuw-klassiek drama: Jan Six, Michaëlius, Van den Bergh, Heemskerk, Oudaen, Anslo, Dullaert, B. Vollenhove, Van Bos, Van Paffenrode.

Het Senecaansch en het humanistisch drama blijven ook onder dit geslacht invloed oefenen. In Seneca's trant dichtte Jan Six zijn Medea (1648); opmerkelijk is hier het bewust streven naar eigen werk: in de Voorreden lezen wij o.a.: ‘om geen verwarmde spijze op te disschen, zijn hier de gedachten van anderen met voordacht gemijd; behalve eenige van Seneca, in 't begin van 't twede Bedrijf alleen, die niet en konden ontgaan werden.’ Een staaltje zijner zelfstandigheid van opvatting gaf Six hierin, dat hij, afwijkend van de overlevering, ‘d'ontrouheit hatelijk’ en ‘Medea lijdende’ maakte. Een navolging van een Latijnsch schooldrama van Muretus vinden wij in Michaëlius' Julius Caesar (1645), dat door den bewerker echter niet bestemd was ter vertooning.

Middellijken invloed van het klassiek drama door navolging van Hooft en Vondel zien wij in verscheidene drama's: in B. van Bergh's Ajax en Ulysses, ten deele ontleend aan Ovidius' Metamorphosen, waarin wel reien worden gevonden,

[pagina 112]
[p. 112]

doch bij wijze van lyrische intermezzo's en niet aan het eind der bedrijven. In verzen als:

 
Den hemel heeft zich eens erbarremt op het lest
 
Dan over deze stat en langbestreden vest

en in andere zien wij, dat Vondel's Gysbreght den samensteller van dit stuk in het oor was blijven hangen. Aan een der Apocriefe Boeken van het O.T., het boek Judith, was W. Heemskerk's Hebreeusche Heldinne (1647) ontleend; naar Vondel's voorbeeld zijn de reien hier verdeeld in Zang, Tegen-zangh en Toe-zangh; in Oudaen's Het verworpen Huis van Eli (1671) is hier en daar navolging van Vondel zichtbaar. Aan de staatkundige geschiedenis van het buitenland (den Bartholomeüs-nacht) ontleende Reyer Anslo de stof voor zijn treurspel Parijsche Bruiloft (1649); J. Dullaert zijn Karel Stuart of Rampzalige Majesteit (opdracht van 1649; eerste druk van 1652), dat hier en daar woordelijk herinnert aan Palamedes en Jaergetyde van wylen Heer Joan van Oldenbarnevelt; B. Vollenhove, broeder van den predikant-dichter, zijn Broedermoort te Tranziane (1661). In dat laatste stuk is niet alleen Vondel, maar ook Hooft, soms letterlijk, nagevolgd: Vondel's Gebroeders (vs. 1495 vlgg.) vinden wij terug in den Rei achter Bedrijf I, Michol's weeklacht uit dat stuk (vs. 1457 vlgg.) in het lyrisch intermezzo uit het vijfde Bedrijf; Salomon (vs. 1719, 1740, 1865 vlgg.) in het 3de Tooneel van het vierde Bedrijf; in den aanvang van Vollenhove's derde Bedrijf volgt hij Hooft's Geeraerdt van Velzen na en verwerkt er het bekende sonnet op den Tijd: Geswinde grijsart die op wackre wiecken staech.

Aan de geschiedenis van de bewoners dezer landen eindelijk ontleende Lambert van Bos zijn treurspel Wilhem of Gequetste Vryheyt (1661), waarin eveneens herinneringen aan Vondel

[pagina 113]
[p. 113]

en Hooft zijn en Van Paffenrode zijn Onder-gang van Jonkheer Willem van Arkel (1662).

Sommige dezer stukken zijn uit dichterlijk en dramatisch oogpunt onbeteekenend; ik heb het oog op Ajax en Ulysses, Karel Stuart, Julius Caesar en Wilhem of Gequetste Vryheyt. Een der auteurs besefte dat ook zelf; in een gedicht aan zijn vriend Joannes le Blon erkent Dullaert, dat hij zich gewaagd heeft aan een te zware taak en vervolgt:

 
Dan ydle waan en eige liefde,
 
Dit was het dat my bracht ten val;
 
Die gloryzucht mijn hart doorgriefde,
 
Nu staak ik 't Rijm en dichten al

Doch hij hield die belofte niet, want in 1660 gaf hij zijn drama Jan van Leiden uit, dat niet tot het klassieke treurspel kan worden gerekend en bewerkte later voor het tooneel nog menige vertaling. Een ander, Michaëlius heeft eveneens een lagen dunk van zijn werk; doch ook de gansche dramatische kunst stelt hij niet hoog: ‘alsoo ik mijn werck niet en make van sulke mindere oeffeningen, ende alleen voor soo veel als se strekken tot een veraessemen van ernstachtiger studiën.’ In de stukken van Oudaen, Heemskerk, Six, Vollenhove en Van Paffenrode vindt men, vooral in de lyrische partijen, soms goede of mooie verzen of coupletten; in zijn geheel is geen dezer drama's een kunstwerk van beteekenis te noemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (7 delen)