Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 6 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 6
Afbeelding van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.83 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 6

(1910)–G. Kalff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 491]
[p. 491]

Het Blijspel.

Niet alleen het ernstig, ook het komisch drama der Franschen bleef hier door vertalingen en navolgingen invloed oefenen. Behalve het werk van vergeten of weinig bekende auteurs als Brueys, Mimaut, Roger, Picard, Patrat, vertaalt men ook dat van bekende blijspeldichters als Sedaine, Destouches, Marivaux en Beaumarchais (De Barbier van Seville 1781, Het huwelijk van Figaro 1786). Een goed teeken was, dat de sympathie voor Molière, na een tijdlang gesluimerd te hebben, in het begin der 19de eeuw weer ontwaakt. De beroemde tooneelspeler Corver had in 1777 nog een vrij goede vertaling van Tartuffe uitgegeven; hij had die reeds een jaar of vijf, zes vroeger gemaakt, doch laten liggen uit vrees voor ‘zulken die den schyn van vroomheid als een groote noodzakelijkheid onder de saamenleeving aanmerken’. Daarna hooren wij van Molière in de tooneelliteratuur weinig: Nomsz gaf in 1789 een vertaling van Tartuffe, een enkele vroegere vertaling wordt herdrukt, maar de levendige belangstelling van voorheen is geweken; voor de Patriotten was Molière dood; gelukkig voor hem!

Maar zoodra de zaken eenigszins hun gewonen loop hadden herkregen, wendt men het oog weer naar den grooten meester: Van Esveldt Holtrop, Fokke Simonsz en Ogelwight Jr. geven vertalingen van L'Avare (1806), L'Ecole des Femmes (1806), Le Misantrope (1805), Les Précieuses Ridicules (1806).

Van de dramatische parodie, door Kinker met zoo goed gevolg beoefend, vinden wij een staaltje, dat aan zijne stukken voorafgaat, in Almenorade. Belagchelyk Treurspel (1774), gevolgd naar het Fransch van Carmontel; de souffleur mengt zich hier telkens in het stuk en komt ten laatste op het tooneel, waar hij door een sultan doorstoken wordt.

In het laatst der 18de en den aanvang der 19de eeuw werden

[pagina 492]
[p. 492]

eenige stukjes uit het Fransch vertaald, die zangspel, tooneelspel met zang of blyspel met zang genoemd worden: Felix of de Vondeling 1790, Alexis en Justine 1796, Paulus en Virginia 1797, Alexandrine en Linval 1797, Adolph en Clara 1802, Het Bankroet van den Schoenlapper 1804.

Een afzonderlijke vermelding verdienen eenige stukken van Fransche herkomst, die echter min of meer oorspronkelijk mogen heeten: zoo werd Favart's Cocq de Village genationalizeerd, zij het ook met gering talent tot het ‘kluchtspel’ Het Haantje van 't Dorp (1774); H. v. den Broeke ontleende de stof voor zijn ‘blyspel’ De Gelukzoekers (1792) aan den Gil Blas; A.L. Barbaz gaf in het ‘blyspel’ De Abderiten of de Drift tot het Schouwtooneel een ‘vrije naarvolging’ van een Fransch stuk met denzelfden titel.

 

Een gemengden Fransch-Duitschen invloed zien wij in het ‘blyspel’ De Geleerde Vrouw (1797), dat de vertaling eener Hoogduitsche bewerking van Les Femmes Savantes bevat. Overigens vinden wij vrij wat vertalingen van, nu weinig bekende, auteurs als Schröder, Weisze, Rautenstrauch, Bretzner, Miersch. Enkele dezer stukken leveren ons, reeds door de stof die zij behandelen, een bijdrage tot de kennis van den geest des tijds; zoo zien wij in Hagemann's De Losbol met een braaf hart (1796) de neiging om zedelijk-laagstaande menschen, wegens het goede in hen, in een gunstig licht te stellen.

Van de meer bekende auteurs noemen wij Lessing, wiens Die Juden in 1774 vertaald werd; die vertaling (De Jooden) al is zij hier en daar wat stijf, zal sommige tooneelschrijvers toch duidelijk hebben gemaakt, op welke wijze men de beschaafde omgangstaal in het blijspel moet gebruiken. Nog beter konden zij dat van Kotzebue leeren, al waren niet allen in staat natedoen wat hij hun voordeed: Witsen Geysbeek's vertaling

[pagina 493]
[p. 493]

van Der Wildfang (De Verwarde Schaking 1798) is stijf en gebrekkig; beter slaagde Van Esveldt Holtrop, toen hij Kotzebue's Der verbannte Amor overzette in De Gebannen Amor (1810).

 

Geringer, maar toch niet onbeteekenend, was de invloed van het Engelsche blijspel.

Gezwegen over het werk van minder bekende schrijvers als Chambers, Garrick en Cumberland, verdient het opmerking, dat Sheridan's School for scandal in 1793 verscheen in een vertaling onder den titel De neeven op de proef. Van Shakespeare's blijspelen werden tusschen 1778 en 1782 vertaald: Comedy of Errors, Much ado about nothing, The Taming of the Shrew, The Merry Wives of Windsor.

 

Wanneer wij ons van dit uitheemsche tot het nationale wenden, dan zien wij, dat de oude klucht met haar vaste motieven en personages gaat verdwijnen. Hier en daar bemerken wij nog iets van haar, zij het ook min of meer gewijzigd naar de veranderde tijds-omstandigheden. Dikwijls voorkomende motieven van vroegeren tijd vinden wij o.a. in Schynvoet's De Kistkruiper of bedrooge vryer (1776); De Bedriegster Gestraft (1785), waarin een moffin, huishoudster geworden bij een Amsterdamsch koopman, aan de kaak wordt gesteld; Sint Nicolaas of het gestrafte bygeloof (1785) door C. Lorié en H. Kup's De Sint Nicolaas avond (1809), waarin een minnaar voor Sinterklaas speelt ten huize van zijn vrijster; Het Huiskrakeel (1798) waarin een smid van zijn drankzucht bekeerd wordt. De vaste komische personages (Arlequin, Pierrot, Panthalon, Mezetin, Scaramouche) traden nog eens op in Dichtkunst en Schouburg (ao 1772), een voorspel eener vertooning bij de verjaring van Willem V, het werk van het kunstgenootschap ‘Ars superat fortunam’; de

[pagina 494]
[p. 494]

Krispijn-figuur zien wij nog in Krispyn Smit en Baron (1775) onder de gewone omstandigheden (een bewaakt meisje, een verkleedpartij enz.); een slimmen knecht, die een huwelijk weet te bewerken tusschen een paar gelieven, waar de vader en een ander minnaar tusschen staan, in Hanegraaff's De Horoscoop-trekker of de Speculant in Effecten (1805).

De plaats der oude klucht wordt ingenomen door het vroolijk of ten minste luchtig nastukje, terwijl het ‘blyspel met zang’ de ‘zingende klucht’ van vroeger vervangt. De niet talrijke stukjes van dien aard (De Gevryde Zuster 1774, De voorbaarige Kraamvrouw 1778, L. Stoppendaal's De Kermisvreugd e.d.) hebben weinig beteekenis. De eenige, die in dit genre iets goeds leverde, was de tooneelspeler Marten Westerman: zijn Getrouw tot in den Dood 1798), dat hij ‘blyspel’ noemt, doch dat geschreven werd ‘om het gebrek aan goede nastukjes te helpen verminderen’ en De herstelde Misslag (1800) hebben werkelijk verdienste door hun luchtige luim en lossen natuurlijken dialoog. Een derde stukje van Westerman: Het Huishouden van Jan Steen (1805), dat dezelfde verdiensten heeft, was een ‘blyspel met zang’. Tot dat genre behooren ook Abuzar of het Verliefde Huishouden (1809), een niet onverdienstelijke, schoon wat grove, dramatische parodie; Desiderius Erasmus te Bazel (1809) en Willem van Focquenbroch (1810).

Onder de overige met ‘blijspel’ bestempelde komische stukken is slechts weinig, dat verdient meer dan genoemd te worden. De Heer Ambrosius Heiblok of de Wadderveensche familie te Saint Amand (1809) vermelden wij hier alleen, omdat het ons een voorbeeld geeft van een komisch tooneelstuk, getrokken uit een vaderlandschen roman (De Wacker van Zon's Twee-en-Dertig Woorden). In Zacharias of de ontaarde Vader (1781), een blijspel in proza en drie bedrijven, deed J.N. Esgers een poging tot iets hoogers en tot ‘virtus comica’; doch het onbe-

[pagina 495]
[p. 495]

duidende, taaie stuk brengt het niet verder dan pogen. Ook A. van der Willigen streefde in De Recommandatie-brieven (1800) naar het hoogere blijspel; zijn stuk ‘voornamentlijk ontworpen om daar in Trotschheid en Gierigheid.... als belagchelyk en verachtelyk ten toon te stellen’ gaf eer schimmen dan menschen, doch in den dialoog de bewijzen, dat de auteur zijn voordeel had gedaan met hetgeen vooral Kotzebue ons had geleerd.

De reeds vroeger genoemde Amsterdamsche tooneelschrijver Barbaz besefte wel, dat het ons ontbrak aan het ‘hooge blyspel’; doch wat hij zelf gaf o.a. De lichtzinnige of de gevaren der onbedachtzaamheid (1807), al heeft het eenige verdienste, kon toch niet in dat gebrek voorzien. Zoo staan wij in ons oordeel dan niet ver van een criticus in Spectatoriale Schouwburg van het jaar 1798, waar hij schrijft: ‘Byna alle de Blyspelen en Klugten, die men in ons vaderland ziet ten tooneele voeren, zyn ellendig, lomp, plat, zouteloos en veeläl zodanig, dat in stede van een welgetroffen schets der dwaasheden onzer eeuw en der algemeen heerschende gebreken.... dezelve door een verfoeielyke bordeeltaal onze zeden of wel door laffe aartigheden onzen smaak bederven’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (7 delen)