Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagboek eener reize ter walvisch- en robbenvangst, gedaan in de jaren 1777 en 1778 door den kommandeur Hidde Dirks Kat, met eene kaart van Groenland (1818)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagboek eener reize ter walvisch- en robbenvangst, gedaan in de jaren 1777 en 1778 door den kommandeur Hidde Dirks Kat, met eene kaart van Groenland
Afbeelding van Dagboek eener reize ter walvisch- en robbenvangst, gedaan in de jaren 1777 en 1778 door den kommandeur Hidde Dirks Kat, met eene kaart van GroenlandToon afbeelding van titelpagina van Dagboek eener reize ter walvisch- en robbenvangst, gedaan in de jaren 1777 en 1778 door den kommandeur Hidde Dirks Kat, met eene kaart van Groenland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagboek eener reize ter walvisch- en robbenvangst, gedaan in de jaren 1777 en 1778 door den kommandeur Hidde Dirks Kat, met eene kaart van Groenland

(1818)–Hidde Dirks Kat–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

Vervolg mijner reize. 1778.

Toen ik mij op Frederiks Hoop bevond, ging de boot, die mij daar gebragt had, met leeftogt terug naar de Kolonie Juliaans Hoop (No. 29.). Ik gaf met dezelve eenen brief aan den Koopman ANDRIES OELZEN mede, waarin ik hem voor alle zijne aan ons bewezene liefde bedankte; hem tevens verzoekende, om, zoodra mogelijk, mijne dáár geblevene manschap met de genen, die nog verder op in leven mogten zijn, naar mij toe te zenden, hetwelk hij, in het vervolg van tijd, volbragt heeft.

Hier op Frederiks Hoop (No 33.) verzocht ik den Koopman KAREL BRUIN om, benevens mijn volk, met dit schip naar ons vaderland te mogen vertrekken. Ik ontving hierop een gunstig toestemmend antwoord. Doordien het ijs tegen den wal aan lag, moesten wij hier blijven tot op het einde van de maand Julij. In dien tusschentijd kwam het achtergebleven volk bij mij, bestaande in tweeëntwintig man; gedurende dezen tijd

[pagina 61]
[p. 61]

kregen wij rantsoen, waarbij wij het leven konden houden.

[10 Augustus 1778]

Omstreeks den 10 Augustus (No 33.) waren wij gereed en zagen wij kans, om met het schip zee te kregen. Wij ontvingen tot ons onderhoud voor acht weken proviant mede en maakten te zamen een gezelschap uit van tweeëntwintig passagiers, buiten de scheeps-equipage. Wij gingen toen op reis. In zee komende bevonden wij het ijs twee mijlen van het land, digt aan een gesloten. Om hier door te komen laveerden wij langs het ijs om de Noord tusschen het groot ijsgebergte door. Met zeer veel gevaar kwamen wij 15 mijlen in de acht dagen tijds om de Noord en wel tegen den Noorden-wind in. Ons schip was goed en wel bezeild. Eindelijk kwamen wij voor de Kolonie Gorthoop genaamd (No 35.). Hier deden wij twee schoten, waarop twee Wilden bij ons aan boord kwamen. Wij schreven eenen brief aan den Koopman van die Kolonie, dat, bijaldien wij niet door het ijs konden komen, wij voornemens waren daar binnen te loopen, in welk geval wij zijnen bijstand verzochten.

[18 en 19 Augustus en 9 September 1778]

Op den 18 Augustus (No 36.) hadden wij des namiddags mooi weêr, kregen eenen zuidelijken wind en zetten toen onzen koers nog

[pagina 62]
[p. 62]

8 mijlen om de Noord. Die afgelegd hebbende, kwamen wij den 19 Augustus (no 37.) tusschen het ijs en het land door behouden in zee, op vrij water. Nu konden wij onze reis doorzetten. Des namiddags zagen wij een Galjas-schip ten westen van ons. Wij zeilden er heen en ontvingen het berigt, dat hetzelve met levensmiddelen naar de Noord-Kolonien bestemd was. Wij gingen met onze sloep bij hem aan boord en kochten eenen kleinen voorraad van suiker, thee en koffij en eenige proviant tot onze verkwikking, waarna wij ons afscheid namen. Vervolgens bleven wij kruisen tegen den zuiden-wind. Na verloop van eenige dagen kregen wij eenen goeden wind, en zetten toen onze reis door. Na drie weken zeilens zagen wij de Orkadische eilanden. Toen hadden wij harden wind uit het Zuidwesten tot den 9 September (No 38.).

[10 September 1778]

Den 10 September (No 39.) stevenden wij Hitland voorbij met zwaar weêr uit het Westen en West-zuid-westen. Na verloop van drie of vier dagen passeerden wij op den 13 September (No 40.) Schagen in het Kattegat, en kwamen na verloop van eenige dagen den 18 September op de plaats van onze bestemming, te weten Kopenhagen, alwaar ik met mijn volk aan den wal stapte en in

[pagina 63]
[p. 63]

eene herberg ging. Ik vond daar Kommandeur HANS JOHANNES, die weleer drie jaren lang als stuurman met mij van Hamburg gevaren had. Deze bragt mij bij de Groenlandsche Directeuren. Ik gaf dezen mijne rekening over van de schuld, die ik voor mij en mijn volk in de Straat Davids en in de Kolonien gemaakt had. Dezelve ontsloegen mij daarvan ten volle, en nadat ik aan deze Heeren alles, wat mij wedervaren was, verhaald had, nam ik afscheid; betalende mijne schuld, met hun mijnen dank te betuigen. Voorts ging ik met Kommandeur HANS JOHANNES naar deszelfs huis. Ik verhaalde denzelven ook mijne lotgevallen en werd met liefde onthaald.

[20 en 22 September 1778]

Na verloop van twee dagen vertrok ik op den 20 September van daar met een schip naar Lubeck, alwaar ik den 22 September met mijn gezelschap aan den wal stapte.

[23 September 1778]

Den 23 September kwam ik bij mijnen patroon, den Heer D.H. REWOEL te Hamburg; en vervolgens aldaar bij mijnen zwager, den Kommandeur C.J. NEY komende, vernam ik, tot mijne overgroote blijdschap, dat mijne vrouw met één kind nog in leven en gezond was, zijnde een van mijne kinderen in mijne afwezigheid gestorven.

[27 September 1778]

Daarna kwam ik den 27 September met

[pagina 64]
[p. 64]

een vaartuig op het eiland Ameland en ontmoette vrouw en kind in goede gezondheid. Het is mij onmogelijk deze zielroerende blijdschap te beschrijven. De menschen op straat hieven een vreugdegejuich aan en riepen elkander mijne terugkomst toe.

God zij hartgrondig gedankt voor alle onverdiende genade, aan mij HIDDE DIRKS KAT bewezen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Groenland

  • IJsland


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 10 augustus 1778

  • 18 augustus 1778

  • 19 augustus 1778

  • 9 september 1778

  • 10 september 1778

  • 20 september 1778

  • 22 september 1778

  • 23 september 1778

  • 27 september 1778