Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wij zullen elkander wederzien (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wij zullen elkander wederzien
Afbeelding van Wij zullen elkander wederzienToon afbeelding van titelpagina van Wij zullen elkander wederzien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.69 MB)

Scans (6.30 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
lezing / voordracht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wij zullen elkander wederzien

(1887)–J.J.L. ten Kate–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Woorden des levens bij den dood onzer dierbaren


Vorige Volgende

Onsterfelijkheid.

De dood! Hij is toch verschrikkelijk; de worm zelfs kromt zich voor hem, want hij ontneemt ons alles. Als men nu ziet hoe onze Heer Jezus te Naïn een doode opwekt, dien men ten grave droeg, en te Bethanië een anderen, die reeds vier dagen in het graf gelegen had; wanneer men Hem verder van woningen des vredes hoort spreken, waar wij onzen Anselmo zullen wederzien, en waar de goede en vrome menschen van alle tijden en volken vergaderd zullen worden; als men Hem dan zeggen hoort, dat wie in Hem gelooft, niet sterven zal, al ware hij ook gestorven; - verheugt het u dan niet, Andries? en zoudt gij niet van harte in Hem gelooven?......................

 

Wat gewoonlijk te zien is en wat iedereen zien kan, is, dat wij in ons binnenste uit twee krachten bestaan, die het niet ééns zijn en elkander bestrijden - de ééne is van hooger natuur, die van Onsterfelijkheid en het Oneindige, van een hoogste volmaaktheid, wijsheid, goedheid, rechtvaardigheid, begrip en gevoel heeft,

[pagina 88]
[p. 88]

en lust om naar dien regel te wandelen; die naar boven streeft, waarheid zoekt en alles wil uitvorschen - maar onder den invloed is van een andere, die haar overal hindert, haar overal in den weg staat, die haar licht en lust verduistert en kleurt, die driftig en ongetemd is, naar geen raad luistert, en in het stof kruipen en er zich meê voeden wil. De rook wordt door de asch voortgedreven. De Maan staat in de schaduw der aarde!..

Zie, als er nooit deugdzame menschen waren geweest, zou ik verloren zijn en gewanhoopt hebben bij die overgroote macht van de schaduw der aarde in onze harten. Maar die groote menschen hebben mij geleerd, dat de menschelijke ziel onsterflijk is, en onoverwinlijk, wanneer zij zelve dat wil en slechts den moed heeft op leven en dood zich te verdedigen. En deze hare onsterfelijkheid vertoont zich nu overal aan ons, en aan alle hoeken, waar wij de slippen maar even oplichten en aanraken.

Zij heeft een innerlijken drang, een aangeboren verlangen om onsterfelijk te zijn. Dit verlangen openbaart zich, wel is waar, zelden in een reinen vorm, en de onsterfelijkheid waar wij menschen naar streven, is dikwerf zeer sterfelijk. Maar dit is slechts een dwaling in de toepassing: het verlangen blijft desniettemin bestaan.

Overal, waar wij een ingeschapen drang aantreffen, die voortjaagt naar het een of ander doel, vinden wij ook een daaraan beandwoordenden aanleg en een overeenstemming tusschen beide, zoodat de drang kan worden bevredigd of een vereeniging mogelijk is. Hoe zou ook de natuur zóó kunnen dwalen, dat zij neigingen zou instorten tot onmogelijke en tegenstrijdige dingen? De vereeniging echter kan niet alleen plaats hebben, maar zij moet ook, uit den aart der zaak, plaats hebben, en zou ook waarlijk volgen als haar niets in den weg stond; en de drang is inderdaad

[pagina 89]
[p. 89]

niets anders dan het besef van die betrekking, bij de dingen die besef hebben, en de betrekking-zelve bij de dingen die het niet hebben. In het middenpunt der aarde, b.v., hebben de lichamen geen zwaarte: wanneer ik nu een kogel aan een draad hang en op de hand of iets anders laat rusten, dan drukt hij in een rechte lijn naar het middenpunt der aarde, want hij wordt verhinderd het te bereiken. Een boom, een plant, die onder den blooten hemel staat, groeit en staat rechtop; plaats ik ze nu in een kamer, zoodat de invloed van zon en lucht belemmerd wordt om naar behooren van boven op haar te werken, dan buigt zij zich naar het venster. Als een visch in het water is, verlangt hij niet naar het water, maar is er vrolijk en tevreden; en werpt men hem op het drooge, dan gevoelt hij zich niet op zijn plaats en springt en spartelt.

Als wij menschen dus een ingeschapen verlangen naar onsterfelijkheid bezitten, is het duidelijk dat wij in onzen tegenwoordigen toestand niet zijn waar wij behooren. Wij spartelen op het drooge en er moet ergens een oceaan voor ons zijn....

Gevoelen wij menschen aldus onze onsterfelijkheid, dan-alleen als wij Ware Menschen, d.i. Christenen zijn, bezitten wij haar reeds. Indien het waar is, dat de tijd niets anders is dan de opvolging en afwisseling van allerlei dingen, dan zijn de ware Christenen reeds daarom minder tijdelijk, omdat ze tevreden en rustig zijn, daar zij hunne vastigheid hebben gevonden in den onveranderlijken God.

Er moet wel iets wezendlijks, iets in zijn aard eeuwigs en onsterfelijks in hen zijn, want de kracht die in andere menschen zoo geweldig en onweêrstaanbaar heerscht en zoo veel kwaad en jammer sticht, is in hen onderdrukt en geketend. En wat anders toch dan het Eeuwige en Onsterfelijke kan het Tijdelijke onder-

[pagina 90]
[p. 90]

drukken en bedwingen? En hoe zou een Christen ook kunnen sterven, en waardoor? Deze waereld en het hare heeft geen macht over hem, is voor hem alsof zij niet bestond; en zij zou hem kunnen vernietigen? Neen, neen, integendeel. Hij heeft haar overmocht en zet haar zijn voet op den nek als een overwinnaar, en heft zijn blikken vrij naar dien hemel, die - niet zoo ver van hem af is.

De Wandsbecker Bode.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken