Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ravijnen (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ravijnen
Afbeelding van RavijnenToon afbeelding van titelpagina van Ravijnen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.45 MB)

Scans (3.14 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ravijnen

(1922)–Mathias Kemp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Het koren

 
I
 
 
 
Geweldig lente wordt het op de wereld!
 
Blauw, blauw en niets dan blauw, dan peilloos blauw
 
omhoog de lucht, die met haar blauwen gloed
 
het koele groen der open landen kleurt.
 
Blauw zijn de heuvels; blauw de ruige kloven;
 
blauw sijn de kimmen, en de verre torens
 
der verre stad zijn blauw als lucht en land,
 
In dit groot wonder van vergroenend blauw
 
en blauwend groen liggen de korenvelden.
 
Nog zijn ze frisch en gaaf en koel en goed
 
de jonge halmen, breed en ongebogen;
 
ze deinen zwijgend in den vochten wind,
 
die als een lauwe donder door de landen
 
gevaren komt in losse, korte vlagen.
 
Verloren in het wijde der landouwen
 
liggen de velden, die in heeter tijd
 
gaan schenken 't graan, dat ons het brood zal bieden.
 
Zoo ligt een akker op een stillen heuvel,
 
en een ligt tusschen lichte abeelenweiden,
 
een andere achter kiezelige helling;
 
daar zijn er honderden in 't blauwe land.
 
Van welken akker brengt men mij het brood,
 
wanneer de winter me in de steden sluit?
 
Ik weet het niet; waarom er over denken?
 
Het is zoo goed het denken te vergeten,
 
nu algeweldig blauwe lente blauwt
 
in rijken dag en nog véél rijker nacht, -
 
nu 't groote blauw verwonnen heeft de lucht,
 
het dal, de heuvels en het schoon verschiet
 
en al de vele, vochte korenvelden.
[pagina 85]
[p. 85]
 
II
 
 
 
Door witte dagen kwam de jonge zomer,
 
gehuld in fijn geweven, gelen mantel.
 
Hij doolde rond en ademde in het blauw
 
der koele korenvelden en er viel
 
een gele schemer over aar en stengel.
 
Bij nacht, bij morgen, noen en avondstond
 
liep hij geduldig door het lauwe land
 
en met de dagen steeg zijn lichte vreugd,
 
want als zijn mantel kregen berg en dal
 
de edele tint der teeder gele zijde.
 
Zoo was het goed te leven in de wereld
 
en daarom lei hij zich in zoel gedroom
 
te zingen onder 't wiegewagend ruizlen
 
der warme halmen van de warme velden.
 
Bij nacht en dag doorruischt een vaag gezang
 
nu alle landen, zonder dat men kan
 
zeggen of al dat verre, vage zingen
 
uit vreugde of weedom is om 't brooze leven.
 
Alleen gelieven, die de stille wegen
 
betreden, weten iets ervan te raden.
 
Het is heel wonder wat zij daar vernemen:
 
er is een ijl en wijd geluk te vinden,
 
er wacht een onvermoede zaligheid.
 
Zij zullen dronken zijn van liefde en sterk
 
van liefdesdronkenschap de zware dingen
 
van 't leven dragen en het niet bemerken.
 
De menschen uit voorbij gevlogen tijden,
 
zij hebben niet als zij gekend de liefde!
 
- Hoor, liefke, 't zingen in de korenvelden!
 
- Hoor, lieve, 't zuchten door het schoone land!
 
- 't Is zingen, liefke, om 't overschoone leven!
 
- 't Is zuchten, lieve, om al te groot geluk!
 
- Kom, rusten wij, de lucht is wonder zoet.
 
- De wind is zwoel van vreemde, lauwe vuren.
[pagina 86]
[p. 86]
 
- Wat wordt het wonder; 'k huiver....
 
- Mij bedwelmt
 
een bange weelde; 'k weet niet wat ons wacht!
 
De jonge zomer in zijn gelen mantel
 
ligt droomerig in 't ruizlend korenveld
 
en zingt een wijze, die verlangen wekt
 
naar ver geluk in zorgelooze rust
 
van lichten schemer zonder zon of maan.
 
De jonge zomer ligt in 't gele land,
 
het gele land, waar heinde en veer gerucht
 
en huivering van zingen en van zuchten
 
gaat door de vele, gele korenvelden.
 
 
 
III
 
 
 
Over de steden komt in drogen nacht
 
een warme geur gevaren van de velden,
 
alsof daar ergens op het zwarte land
 
heel kostlijk brood in oven wordt gebakken,
 
Maar bij het gloren van de roode zon
 
ziet men de verten rood van korenvelden.
 
In alle tinten van vertederd rood
 
ziet men die akkers, waarvan 's nachts de aroom
 
gaat waren door de holle, stille straten
 
der heete steden aan een koelen stroom.
 
Men ziet er rozig, goud en bronzend rood
 
in vilten zachtheid uitgestrekt in dal,
 
boven ravijn of tegen heuvelhelling.
 
Het graan is ros van rijpheid en verwacht
 
in zware siddering den wreeden uchtend,
 
waarop bij 't rijzen van een roode zon
 
de poorten van de hoeven openslaan
 
en trage maaiers met de zeisen komen.
 
Dàn gaat het lustig worden in de dalen:
 
ras staan de rijen schooven in de diepten,
 
of gaan over de rondingen der heuvelkoppen
[pagina 87]
[p. 87]
 
of troepen saâm in wijde, ondiepe kuilen.
 
Dan is 't of ommegangen 't prachtig land
 
doorkruisen en of vreemde heiligen
 
in breed-uitslaande goudgewaden staan
 
in strenge rangen over 't land te bidden.
 
En over al die drukte in 't roode goud
 
der roode velden, staat de roode zon.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken