Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het wondere lied (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het wondere lied
Afbeelding van Het wondere liedToon afbeelding van titelpagina van Het wondere lied

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.31 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het wondere lied

(1920)–Pierre Kemp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Het wondere lied

[pagina 11]
[p. 11]

Het wondere lied.

 
Het was er - van waar
 
Wist niemand - dat klaar
 
En lijze wijdklinkende lied,
 
Dat klonk over d'aard
 
Als een zwanenvaart
 
Over meer van muziek langs zingend riet.
 
 
 
Men hoorde overal
 
Den reinen schal,
 
En sommigen meenden, van achter
 
De sterre' is 't gedaald
 
En waar toovrend straalt
 
De bleekgouden sterrenwachter.
 
 
[pagina 12]
[p. 12]
 
't Kwam neergezegen
 
Als fijne regen,
 
En meerderen meenden, dat
 
Het was gekomen
 
Als de avonddoomen
 
Uit weiden rondom de stad;
 
 
 
Dat het kwam van de zee
 
En de wind het mee-
 
Gevoerd had over het land;
 
Of van de Sirenen,
 
Die lokkend weenen;
 
Van de Loreley langs den rotsenwand;
 
 
 
Dat het kwam uit een oord,
 
Dat geen mensch behoort,
 
Doch alleen de zielen toeganklijk is,
 
Waar een eeuwige vrede
 
Zingt om een stede
 
Van glans, de zaalgen tot lafenis.
 
 
[pagina 13]
[p. 13]
 
En aldoor klonk klaar
 
Dat wonderbaar
 
Geluid, dat de luchten vulde;
 
Door denkers bepeinsd,
 
Niet door spotters ontveinsd
 
Om 't geheimvolle, dat het omhulde.
 
 
 
Op de aarde werd 't stil
 
En het schelle gegil
 
En fluiten van treinen en booten klonk
 
Niet meer en verstomd
 
Was, wat raasde en bromd'
 
Als motoren en 't daavrend machinengebonk.
 
 
 
De straten waren
 
Vol bonte scharen
 
Van menschen van allerlei stand en rang;
 
De wagens stonden
 
Stil in het ronde
 
Bij de menigt' die luisterde naar het gezang.
 
 
[pagina 14]
[p. 14]
 
Dat werd staag sterker;
 
Aan raam en erker
 
Staken bewoners de hoofden uit,
 
Hielden vragen gericht
 
Naar het gouden licht
 
Hun oogen, getogen naar 't wondre geluid.
 
 
 
Van die werken wilden
 
De armen verstilden,
 
Alsof een geheime macht ze bond
 
En zij moesten hooren
 
De wondere koren,
 
Die jubelden in de ruimten rond.
 
 
 
Steeds luider klonk 't lied
 
Als een zee - die ziedt -
 
Van golven muziek, die breken op 't strand
 
Van ruischende rotsen;
 
Als zingende schotsen
 
IJs, brijz'lend op kust van een wonder land.
 
 
[pagina 15]
[p. 15]
 
En machtiger zwol er
 
Het ruischen tot voller
 
Gebruis en gedreun, als een orgelen-woud,
 
Waar uit pijpen-boomen
 
De tonen stroomen
 
En stollen tot blaadren van klankengoud;
 
 
 
Tot duizend koren
 
In elkander verloren
 
Doch immer in vleklooze harmonie;
 
Tot een ommegank....
 
Tot een veldslag van klank,
 
Door kanonnen gedonderde melodie.
 
 
 
De aarde dreunde.
 
De huizen kreunden,
 
En ieder meende, dat de aarde ging
 
Vergaan in dat wonder
 
Geluidgedonder
 
Ontploffend muziek, dat in 't luchtruim hing.
 
 
[pagina 16]
[p. 16]
 
Nog een aanval, als van
 
Violen, en dan
 
Nog een al-overweldigend bazuingeschal -
 
Dan klonk minder sterk
 
Als gezang in een kerk -
 
Staag zwakker het lied. En de klankenval
 
 
 
Werd, als in herfst een woud,
 
Waar de bladeren - goud -
 
Bij duizenden wanklen ter aard; -
 
Als een bloesemregen
 
Op perken en wegen
 
Van een lentetuin, als er de wind door vaart;
 
 
 
Als een ruischen van halmen
 
Koren, in kalmen
 
Avond, wen er de wind door zucht;
 
Als het zweven van zaden
 
Of herrefstdraden
 
Bij bleekgouden zonschijn in weekblauwe lucht;
 
 
[pagina 17]
[p. 17]
 
Als in schaduw van loover
 
De zonnetoover,
 
Die er goudene ringen in weeft;
 
Als 't verbleeken der sterren,
 
Wen de daagraad reeds verre
 
Het luchtdomein heroverd heeft.
 
 
 
Zóó het stervende lied
 
Verdween in 't verschiet,
 
Als de sikkel der maan in een zilvren doom;
 
Als een lief gezicht -
 
In verten van licht
 
Versmeltend, na zaligen liefdedroom.
 
 
 
Nog even ruischte er
 
Een laatste gefluister,
 
Als ging in de lucht iets voorbij,
 
Dat in 's menschen wezen
 
Tot 't diepste kon lezen
 
Zijn vreugde, zijn smart, zonden-slavernij.
 
 
[pagina 18]
[p. 18]
 
En aller oogen
 
Staarden bewogen
 
Waar 't laatste geruisch uit de lucht verdween;
 
Die de liefde haten
 
Nog meer verlaten
 
Dan - voor de komst van het lied - voorheen;
 
 
 
Doch ook zij, wier leven
 
Steeds rein gebleven
 
Was, voelden een smart om het henengaan
 
Bij een hoop, mettertijd
 
In eeuwigheid,
 
Als een klank in dat wondere Lied te slaan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken