Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De taalgebruiker in de mens (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De taalgebruiker in de mens
Afbeelding van De taalgebruiker in de mensToon afbeelding van titelpagina van De taalgebruiker in de mens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (4.99 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie
taalkunde/taalverwerving-psycholinguistiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De taalgebruiker in de mens

(1976)–Gerard Kempen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Nawoord

De taalpsychologie rust op twee pijlers: de studie van primair en van secundair taalgedrag. Onder primair taalgedrag vallen de welbekende vier vaardigheden van spreken, verstaan, schrijven en lezen. Anders gezegd: het waarnemen en produceren van hoorbare en zichtbare taaluitingen. Secundair taalgedrag bestaat uit taalintuïties. Iemand die de primaire taalvaardigheden in meerdere of mindere mate beheerst, is gewoonlijk in staat oordelen te geven over allerlei aspekten van taaluitingen. Bijv. of een zin al dan niet ‘goed Nederlands’ is, of twee zinnen al dan niet hetzelfde betekenen, hoe een gegeven zin op de meest natuurlijke wijze in stukken gedeeld kan worden. Omdat de beoordelaar zelf lang niet altijd zijn oordeel kan staven heten ze gemakshalve intuïties.

De theorievorming in de taalpsychologie heeft steeds nauw kontakt gehouden met de taalkundige theorievorming, de laatste twee decennia vooral met de transformationele taalkunde. Deze stroming in de linguïstiek stelde zich onder meer ten doel taalintuïties (a) te beschrijven en (b) te verklaren. (Ze deelt deze doelstelling dus met de taalpsychologie.)

De beschrijvingen namen de vorm aan van een transformationeel-generatieve grammatica (zie Encyclopedisch Deel) of varianten hierop. Tot het verklaren van taalintuïties hebben eigenlijk steeds twee mogelijkheden opengestaan. De transformationele taalkunde koos voor de opvatting dat taaloordelen een afspiegeling vormen van een intern systeem van taalregels. Deze ‘mentale grammatica’ (competence), die direkt verantwoordelijk wordt geacht voor de geobserveerde taaloordelen, dient door de taalkunde blootgelegd te worden. D.w.z. uit de taaloordelen moet een grammatica afgeleid worden die zoveel mogelijk lijkt op de mentale grammatica van iemand die de taal-in-kwestie beheerst. Als de assumptie van een mentale grammatica eenmaal gemaakt is, ligt de volgende stap voor de hand: te veronderstellen dat de mentale grammatica tevens een centrale taak vervult bij primair taalgedrag (performance). De mechanismen die primair taalgedrag tot stand brengen zouden de mentale grammatica raadplegen bij het samenstellen van grammaticale taaluitingen tijdens spreken en schrijven en bij het vaststellen van

[pagina 76]
[p. 76]

de grammatische struktuur van gehoorde of gelezen taaluitingen. Deze eerste opvatting kort samengevat: het idee van een mentale (interne) grammatica is in eerste instantie bedoeld ter verklaring van secundair taalgedrag, maar in tweede instantie wordt er een centrale rol binnen primair taalgedrag aan toegekend.

De tweede mogelijkheid tot verklaring van taalintuïties komt pas binnen het gezichtsveld als de blik van meet af aan op primair taalgedrag is gericht. Het systeem dat de mens in staat stelt tot primair taalgedrag zal ik het taalgebruikssysteem of de taalgebruiker noemen. Dit systeem moet onder meer welgevormde zinnen kunnen bouwen en de grammatische struktuur van beluisterde of gelezen zinnen vaststellen. De taalgebruiker moet hiertoe een grote hoeveelheid grammatische informatie belichamen. Als een persoon gevraagd wordt een taaloordeel te geven over een uiting die hij voorgelegd krijgt, zal zijn taalgebruikssysteem deze uiting in bewerking nemen. Bijv. het zal proberen een betekenis af te leiden of zelf uitingen produceren die identiek of verwant zijn met de uiting-in-kwestie. De eindprodukten van zulke bewerkingen (afgeleide betekenissen, overeenkomsten en verschillen tussen de zelfgeproduceerde en de te beoordelen uitingen) - en waarschijnlijk nog verdere aspekten van de bewerkingen - dringen door tot het bewustzijn van de oordelende persoon. De reflekties waartoe deze bewustzijnsinhouden aanleiding geven, zijn taalintuïties. Het zijn, zo bezien, indirekte manifestaties van de werking van het taalgebruikssysteem; hetgeen trouwens besloten lijkt te liggen in de term ‘secundair’ taalgedrag.

 

Hiermee hebben we één contrast met de eerste opvatting naar voren gehaald. Want volgens deze zijn taalintuïties direkte manifestaties van de mentale grammatica. (Dit laatste punt is terecht bestreden door Levelt, 1972.) Maar het belangrijkste van de tweede opvatting is wel, dat zij het idee van een interne, mentale grammatica overbodig maakt. Daarstraks stelden we dat het taalgebruikssysteem allerlei ‘grammatische informatie belichaamt’, niet dat het ‘een grammatica bevat’. Het kritische verschil tussen deze zinsneden laat zich misschien goed illustreren aan de hand van een analogie uit de rekenkunde. Rekenvaardigheid kan worden ten toon gespreid door heel verschillende rekensystemen. Een hoofdrekenaar, een rekenaar die een zakrekenmachientje of een abacus gebruikt, of een adekwaat geprogrammeerde computer. Elk van deze rekensystemen ‘belichaamt’ stukken van de wiskundige theorie der getallen; maar geen mens zou willen beweren dat de wiskundige getaltheorie noodzakelijk een onderdeel van een rekensysteem moet zijn, wil het met

[pagina 77]
[p. 77]

succes rekensommen kunnen oplossen. Het volgende lijstje somt de correspondenties op tussen reken- en taalvaardigheid:

rekenvaardigheid taalvaardigheid
getallen _____ taaluitingen
rekensysteem _____ taalgebruikssysteem
getaltheorie _____ grammatica
getalbegrip _____ taalintuïties

Precies zoals de theorie der getallen een creatie van wiskundigen is, zo zijn grammatica's creaties van taalkundigen. Het zijn zo nauwkeurig en volledig mogelijke karakteriseringen van getallen en getalbegrip, resp. van taaluitingen en taalintuïties. Niets noopt tot de assumptie dat getaltheorieën of grammatica's colli zijn in eenieders mentale bagage. Wat wél tot de mentale uitrusting behoort van elke persoon die kan werken met getallen of een taal spreekt, zijn een rekensysteem en een taalgebruikssysteem. In de voorafgaande delen hebben we gezien dat de grammatische informatie in het taalgebruikssysteem van de mens (1) de vorm heeft van programma's die veel handiger zijn dan de regels van een grammatica, (2) veel minder systematisch in elkaar zit dan een grammatica doet vermoeden, en (3) op bijna onontwarbare wijze verstrengeld is met programma's voor geheel andere doeleinden, bijv. voor het aftasten van een binnenkomende woordenreeks, of voor het deponeren van gegevens in de diverse geheugens.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken