Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De knuppel in het doksenhok (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van De knuppel in het doksenhok
Afbeelding van De knuppel in het doksenhokToon afbeelding van titelpagina van De knuppel in het doksenhok

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.32 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
100 artikelen/suriname


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De knuppel in het doksenhok

(1987)–Michiel van Kempen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kunst en angst van de criticus.

De kunst van de criticus is niet om een boek de grond in te boren. Het is zeker niet onmogelijk om voortreffelijke boeken als Leo Ferriers Atman, Márques' De herfst van de patriarch of Multatuli's Max Havelaar aan het publiek te presenteren als prulboeken. De kunst is om uit een boek ook datgene te halen wat onvervreemd baar eigen is voor die dichter of schrijver. Bij prulboeken kan dat niet: die hebben geen eigenheid, of het moest zijn die van de dot'ipi, de stank van de vuilnishoop.

Voorzover ik weet heb ik nooit een stuk geschreven waar ik niet als een berg tegen opzag, stukken over de moeilijkste auteurs natuurlijk het meest: Trefossa, Cairo, Ferrier, Guda, Bhai, Narain, Gajadin. Natuurlijk was er altijd de twijfel van elke lezer: zit ik wel goed met mijn interpretatie, en ook de twijfel van elke recensent: draag ik het wel helder over? Maar daarnaast vroeg ik me altijd af, zowel als recensent als als docent literatuurwetenschap aan de Academie: is er een speciale norm voor Surinaamse literatuur? En enkel al de vermelding dat ik gepoogd heb aan de westerse literatuurwetenschap waar mogelijk een Surinaamse draai te geven, klinkt me vreselijk pretentieus in de oren.

In het binnenkort te verschijnen boek De Surinaamse literatuur 1970 - 1985; een documentatie probeer ik de zaken te ordenen: wie iemands bijdrage tot de Surinaamse

[pagina 34]
[p. 34]

literatuur wil bepalen, kan een andere norm aanleggen dan wie de ‘absolute’ waarde van een werk (in wereldverband) wil vaststellen. Daar komt het in het kort op neer, hoe je dat dan precies moet doen, dat zal ik hier maar niet gaan oplepelen. Natuurlijk is mij wel verweten te hoge normen aan te leggen, maar argumenten werden daar helaas nooit bij geleverd. Als ik een Surinaamse auteur was, zou ik me beledigd voelen als men zei: ja, voor Surinaamse schrijvers moeten we een lagere norm aanhouden, en ik weet dat schrijvers als Orlando Emanuels en Shrinivāsi er precies zo over denken, en zij niet alleen.

In deze opvatting die wij delen ligt ook de grond van het uitstekende contact dat ik gehad heb met verschillende schrijvers van werk dat ik bekritiseerd heb: ze weten dat altijd een serieuze poging is gedaan om ook het unieke van hun schrijverschap te laten zien. Ze stellen zich open voor kritiek en wat nog belangrijker is: ze zijn zelfkritisch.

‘De Hollander is even rad van tong als onbeholpen van ledematen en de Surinamer even stuntelig met het onder woorden brengen van zijn gedachten als lichtvoetig in zijn bewegingen.’

Dit schreef Rodney Russel in ‘De kracht van positief stinken’ in het tijdschrift Kolibri (nr. 2) en wie dit soort zelfrelativering aandurft, weet dat hij niemand naar de ogen hoeft te kijken: zijn zelfkritiek vrijwaart hem voor kritiek van buitenaf.

Dikwijls heb ik met Shrinivāsi zitten discussiëren over gedichten waarvoor ik niet zoveel waardering kon opbrengen. Orlando's bundel Onze misdaad van zwijgen heb ik met nogal wat reserve besproken, urenlang hebben we daarna gedichten tegen de lamp gehouden. S. Sombra vind ik soms teveel beïnvloed door Dobru en ik schreef dat ook; minutieus hebben we later samen gedichten besproken. Hoe vaak ben ik niet bij Ruud Mungroo geweest, hoewel

[pagina 35]
[p. 35]

hij weet dat ik zijn bekendste boekje Het raam niet zijn beste vind. Over Paul Marlees Proefkonijn schreef ik een analyse in het tijdschrift SWI Forum onder de titel ‘De mislukking van een geslaagde roman’; hoewel een schrijver het goed recht heeft om zich buiten discussies over zijn werk te houden, heeft Marlee de moed gehad deel te nemen aan een openbaar debat over zijn boek (SWI, 8 februari 1987). Ik ben het niet met Marlee eens dat zijn roman beter is dan Ferriers Atman, maar dat het de beste in Suriname geproduceerde roman tot nu toe is, dat is zeker. Ik vond het daarom vervelend dat Roy Westzaan bij dat debat op schampere toon opmerkte ‘Ach, het is wel een aardig boekje, maar...’ En ik vond het ook niet juist dat hij, waar er zoveel materiaal voorhanden was, bij een latere gelegenheid juist een verhaal uit Het tweede gezicht kritiseerde dat in het geheel niet representatief is voor de bundel van de m.i. getalenteerde jonge schrijver Mani Sapotille. Dat vind ik negativisme.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken