Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 8 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 8
Afbeelding van Volledige werken. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 8

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

II.

Eene onrechtvaardigheid, mevrouw, waarover zich de geldzielen met reden mogen beklagen, is dat het heil den menschen niet uitsluitend wil toelachen in de rijke paleizen, in de prachtige zalen, waar mollige tapijten den grond bedekken, waar de wanden met spiegels, goud en zijden behangen zijn, waar de weelde haren troon heeft opgeslagen en open hof houdt, waar alle rampen door de tegenzwaarte van het goud verlicht worden, - en dat het geluk er soms een grillig vermaak in vindt ook eenige zijner stralen, en nog wel de zuiverste, in eene nederige woning, tusschen vier gekalkte muren en onder een bouwvallig dak, te laten doordringen en er met genoegen eenigen tijd wil verblijven. Daar laat het dan ook zijnen vreugdebeker rondgaan en juicht, bij het zacht genieten dat zich op de wezens afschildert van die het heilzaam vocht binnenzwelgen, zonder zich daarbij tot de overdaad te laten vervoeren. - Doch, hier zoowel als daar, in de schamele woning, zoowel als in het rijke paleis, is het heil onbestendig; overal wordt den vreugdebeker na weinigen tijd uitgeput; overal moet de stalen wet worden uitgevoerd, die wil, dat de smart op de vreugde volge...

Jan Reim had dit geluk gesmaakt; hij smaakte het op dit oogenblik: doch wat hadden die stonden zich zelden in zijn leven opgedaan; en dan telkens was de smart met meer hevigheid dan te voren er op gevolgd, en dan kon hij, zooals de rijke lieden, geen gouden tegenwicht, bij het overhellen der smart, in de schaal leggen. En, zooals alle slavende lieden, moest hij dubbel lijden.

Wanneer een zoon van rijken huize zich aan ongebondenheid overgeeft, zich in de overdaad stort en zijne dierlijke driften den vollen toom geeft, dan tast hij diep in de geldkast zijner ouders; - wanneer hij aan bedriegerijen zich plichtig maakt, dan koopt men de misdaad, door geld, bij de bedrogenen af; - wanneer hij valsche wisselbrieven trekt, dan worden die wissels betaald en het valsch handteeken wordt vernietigd; - wanneer hij eene misdaad pleegt, is er geld gereed om die misdaad af te koopen, en is zulks onmogelijk, dan toch wordt zijne vlucht door het geld beveiligd en doet hem op vreemden bodem nog voor een eerlijk man doorgaan.

Het is zoo niet met den zoon van den armen burger, van den werk-

[pagina 10]
[p. 10]

man, gelegen. Geeft die zich aan ongebondenheid over, stort die zich in de overdaad, dan doet zich de honger als noodzakelijk gevolg op; - bedriegt hij, dan is er niets, dat zich tusschen hem en de wet kan komen stellen en het menschelijk recht mag zijnen loop hebben; - maakt hij valsche handteekens, de gevangenis wacht hem; - begaat hij eene misdaad, het schavot wordt voor hem opgetimmerd, en geen geld om te vluchten, geen geld om het schelmstuk er onder te bedekken; geen geld om de schande van hem en van het hoofd zijner ouders af te weren... - O, gelukkig wie maar geld heeft; wie maar bij geval eenigen kleinen schat heeft liggen. Het leven van eenen mensch hangt soms van zoo weinig metaal af!... - De oude Reim moest dit ondervinden, en daarbij de onmacht erkennen, welke alle armoede na zich sleept. Had hij niet eenige guldens op zij gehad, die hij kon opofferen, welk een ongeluk ware er niet geschied...

Jan had nog twee broeders. Een was als matroos te Antwerpen uitgevaren, in Amerika gedeserteerd en durfde derhalve in zijn vaderland niet meer terugkeeren, waar hem eene strenge gevangenis wachtte. Misschien ook was hij reeds lang dood; want men had sedert zijne verwijdering niets meer van hem vernomen. De andere broeder, Frits geheeten, had zich op de zeevaart niet willen toeleggen en eenen stiel aangeleerd. Slechte omgang en eene natuurlijke kwade neiging hadden hem tot ongebondenheid gedreven, hem in uitspattingen doen leven en sedert lang hem van onder het vaderlijke dak verdreven, nadat hij eerst het bestaan zijner brave ouders, door zijn woest leven, had vergald. Zijn naam werd in den huiselijken kring zelden of nooit uitgesproken en wanneer de oude Reim, buiten zijne woning, dien naam in het oor voelde ruischen, klom hem telkens een hooge schaamteblos op de wangen.

De warme toegenegenheid van hunnen oudsten zoon Jan en van Trees, hunne aangenomen dochter, kon alleen voor de brave ouders het leven draaglijk maken, toen zij nog dagelijks ooggetuigen van het wangedrag van Frits moesten wezen. Doch toen deze de stad verlaten had en zijne afwezendheid reeds eenige jaren dagteekende, hadden zij allengs die droeve gewaarwordingen voelen verminderen en, daar niets meer de levende gedachte aan den losbandige hernieuwde, werd het hun als een voorbijzijnde onheil, waarvan enkel een zwakke indruk bestendig bijbleef, en die niet belette, dat er zich eene soort van genoeglijke rust in den kleinen huiskring had

[pagina 11]
[p. 11]

neêrgezet, en zich des te gemakkelijker had neêrgezet, daar men zich verder over niets te beklagen had.

Eenige dagen na de terugkomst van Jan, zat de grijze Reim, de zoete rust in alle hare volheid smakend, des avonds zijn pijpje aan den haard te rooken. Jan vervaardigde kleine netten, die zijn vader bezigde om, op zekere tijdstippen des jaars, steurkrabben in de Schelde te visschen, en Trees hield zich met het verzorgen van kousen en hemden bezig. De oude moeder bracht den tijd door met pekkoorden te plukken, welke voor het kalfaten van de toekomende nieuwe boot bestemd was, en allen hadden zich aan eene dier huishoudelijke samenspraken overgegeven, die het harte soms zoo zacht kunnen roeren. - Men handelde namelijk over het aanstaande huwelijk der twee kinderen. - Men was juist aan het beslissen waar men het feest zou gegeven hebben; want in het vernepen huisje kon zulks geene plaats grijpen, toen op eens de bovendeur werd geopend en eene stem riep: ‘vijf en twintig centen!’ terwijl men Jan eenen brief toestak.

‘Een brief,’ mompelde Jan, bij het meisje stappende, ‘zie eens, Trees, of het ons adres is.’

Trees, die eenen zekeren graad van geleerdheid bezat, las het opschrift en overtuigde zich, dat de brief wel degelijk aan hem gericht was.

Men overhandigde den briefdrager de geëischte som.

‘Wat mag dat beteekenen?’ zegde de oude Reim, ‘een brief aan ons... Dat kan slechts van dien deugniet wezen, van Frits...’

‘Ik weet niet,’ zegde de oude moeder; ‘doch ik beef er van. Dat kan niets goeds beteekenen.’

‘Laten wij zien,’ zegde Jan; ‘Trees breek den brief open en lees eens voor.’

Bevend gehoorzaamde het meisje en las:

 

‘Zeer beminde ouders,

‘Ik laat ulieden weten den staat mijner gezondheid en hope van u hetzelfde. Ik bevind mij in een geval, en laat ulieden weten, zeer beminde ouders, dat ik mij bevind in het prison van Namur...’

‘In de gevangenis!’ riepen allen te gelijk, ‘in de gevangenis!’

‘Hij zal ons allen van schaamte doen sterven!’ snikte de vader. ‘Ga voort, Trees, ga voort...’

‘Men beticht mij; maar ik ben onnoozel, zeer beminde ouders.

[pagina 12]
[p. 12]

God, die in den hemel is en die zijn bitter bloed voor ons gestort heeft, die aan den galgenboom des kruises gestorven is, met de heilige maagd en moeder Gods Maria zullen mij helpen en verlossen...’

‘Die schijnheilige!’ onderbrak Jan.

‘Tot hen neem ik mijne toevlucht,’ vervolgde Trees, ‘zij zullen de barmhartigheid Gods voor mij afsmeeken en mij in genade ontfermen.’

‘Ik betrouw al die christelijkheid niet,’ onderbrak Jan weêr.

‘Zwijg, kind,’ zegde de moeder, ‘Frits is toch altijd nog al godsdienstig geweest...’

‘Schoone godsdienstigheid, moeder...’

‘Zwijg, vrouw, zwijg, Jan,’ onderbrak de oude Reim op zijne beurt, ‘zwijg en laat Trees voortgaan.’

En het meisje las weêr:

‘Men beticht mij eenen mensch te hebben vermoord...’

‘Eene moord! o, waartoe moest hij komen!’ gilde de oude moeder, en een vloed van tranen ontsprong aan hare oogen.

‘Bedaar, moeder,’ zegde Jan nu, ‘laat Trees voortgaan, misschien is het waarheid, dat hij niet plichtig is.’

En Trees vervolgde bevend:

‘Doch het is niet waar, zeer beminde ouders, ik zweer het bij den Allerheiligsten God, die voor ons zooveel geleden heeft en die ons allen wil zalig maken. Ik ben een zondaar, zeer beminde ouders, en ik klop op mijne borst. Ik heb u veel misdaan, zeer beminde ouders. Ik laat u nog weten, dat ik hier in het prison van alles ontbloot ben. Ik ben sedert lang niet meer in het geheim en nu mag ik spreken met die mij komen bezoeken. Binnen twee of drie dagen zal de tribunaal beginnen. Daarom, zeer beminde ouders, ik bid u, dat vader mij toch eens zou komen bezoeken en mij eenig geld medebrengen. Ik vraag u nogmaals over mijn gedrag vergiffenis, zeer beminde ouders, en werp mij voor de voeten van den barmhartigen God en smeek hem bij het bitter lijden van zijnen Zoon, onzen Zaligmaker, en ik smeek hem bij zijnen bitteren dood, dat hij mij zou helpen en bijstaan. - De complimenten aan moeder en aan Trees en, vader, kom bezoek mij toch en vergeet het geld niet.

Uw zeer geliefde zoon

frits reim.’

[pagina 13]
[p. 13]

Zoo men ooit een frisch landschap, met eenen lachenden oogst bedeeld, door eene donderbui heeft zien verwoesten, kan men zich een denkbeeld vormen van wat er in de harten der huisgenooten Reim geschied was. De doodelijke verwoesting was in het gezin op het over eenige stonden nog kalm en zielstreelend vreugdegevoel gevolgd. Gebroken, verpletterd lagen de harten der brave lieden, en de doodsche sprakeloosheid der mannen werd slechts door de tranen en snikken der twee vrouwen onderbroken. Jan was de eerste, welke het gebogen hoofd oprichtte en de akelige sprakeloosheid deed eindigen.

‘Weent,’ zegde hij, in eene soort van akelige geestvervoering; ‘weent gerust en luidop; want hij kan niet dan plichtig wezen...’

‘Oordeel toch niet, Jan!’ onderbrak de moeder tusschen het overvloedige tranenstorten.

‘Het is mijne overtuiging,’ zegde Jan, ‘geve God dat ik leugen spreke!’

‘O, dat moesten mijne grijze haren dan nog beleven!’ zuchtte de oude vader wanhopig. ‘Mijn zoon zal ik op het schavot zien sterven! Dat is het einde, dat hem te wachten staat en de oneer, die ons zal dooden!...’

De droefheid vergrootte nog, bij die akelige voorspelling, en de jammerkreten verdubbelden.

Jan echter hergreep nu zijnen moed, en hij wist woorden te vinden, welke de oude lieden, zooniet konden vertroosten, ten minste het hevige hunner droefheid wisten te verminderen, en hen met eenige gelatenheid het hoofd deden bukken voor de schrikkelijke beproeving, welke God hun overzond.

‘Ik zal morgen naar Namen gaan,’ eindigde Jan, ‘en zien te vernemen tot hoeverre wij mogen hopen of moeten vreezen.’

‘Ik zal u vergezellen,’ sprak de vader; ‘ik wil mij met u van onze ramp ten volle overtuigen of daar zijn om, zoo de goede God het wil, onverwijld eenige hoop te kunnen opvatten.’

Jan bestreed eenigen tijd het voornemen zijns vaders; doch werd eindelijk gedwongen toe te geven en men besliste samen te vertrekken.

De nacht ging voor allen in eenen akeligen droom door.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken