Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 8 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 8
Afbeelding van Volledige werken. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.13 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 8

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 106]
[p. 106]

XI.
Waar de klaarzichtigheid van Melanie bijzonder uitschijnt.

‘Het is eene echte dwaasheid,’ had Melanie gezegd, ‘van tegen de oudelui, van tegen zijne ouders rechtuit te klappen of hen te laten veronderstellen, welken weg men volgt en welke daden men verricht. Het is het middel om immer in oneenigheid te leven en elkander kwaad bloed te maken. Wie voorzichtig handelen wil, bedekt zijnen handel en wandel, verzwijgt de kleine zwakheden, waardoor hij zich laat overheerschen en bewaart daarover het geheim zooals de biechtvader doet. Elkaars gebreken aanwijzen en doen kennen, kan slechts de maatschappij in rep en roer brengen, en indien alles moest gezegd worden, indien elks gebreken moesten worden blootgelegd, zouden misschien de menschen zoodanigen afschrik van elkaar krijgen, dat zij zich onderling zouden vluchten en de maatschappij in barbaarschheid zou terugkeeren en alle menschen opnieuw wild worden.’

‘Daarom,’ had Melanie nog gezegd, ‘is het beter zooveel mogelijk een dekkleed op elkaars feilen en zwakheden te werpen, en dus ook op zijne eigene gebreken. Wat kon Trees er nu toch bij winnen met haren vader te doen kennen, dat zij hem ongehoorzaam was? Niet dan onrust, verdriet en, den eenen of den anderen dag misschien, eenen ongelukkigen slag, die haar het leven zou kunnen kosten. Integendeel, met den braven man te doen gelooven, dat zij voor goed van de kennis met hare oude vriendin had afgezien, dat zij zich als eene heilige gedroeg, dat zij van de wereldsche vermaken eenen afkeer had gekregen en op niets dacht, dat eenigszins naar liefde mocht zweven, zou zij Gaspar hebben gelukkig gemaakt; zij zou zijne ziel bevredigd hebben en hem die rust hebben teruggeschonken, welke hem, in zijnen moeilijken maatschappelijken toestand, zoo onontbeerlijk was.’

‘Maar,’ had Trees, in hare oprechte eenvoudigheid, daarop geantwoord, ‘dat is huichelarij.’

‘Huichelarij!’ had Melanie hernomen, ‘wel, wie is er dan toch die niet huichelt; wie is er die aan iedereen zijne gedachten, al zijne gedachten, al zijne verlangens zou durven blootleggen? Waar is de

[pagina 107]
[p. 107]

rechtveerdige, die zonder huichelarij rechtveerdig zou kunnen blijven schijnen?... Vooroordeel van de menschen! anders niets,’ had Melanie uitgeroepen. ‘Men wil van ieder eene zaak eischen, die men zelve niet doen wil of niet in staat is te doen. Huichelarij wil in de wereld hetzelfde zeggen als zedigheid, en van honderd zoogenaamde zedige menschen zijn er negen en negentig schijnheiligen en huichelaars.’

Trees was wel niet overtuigd van de waarheid der gezegden harer vriendin. Hare natuurlijke oprechtheid en haar onbedorven gevoel verzetteden er zich tegen om die bedenkingen als echt aan te nemen; doch, langs eenen anderen kant, sprak de stem der driften luid aan haar hart en, om het een en het ander samen te doen gaan, om met haren vader in vrede te leven en van hare verkleefdheid aan haren minnaar niet te moeten afzien, liet zij zich door Melanie medeslepen, en zij werd huichelend, schijnheilig, of, zooals hare vriendin het heette: zedig en voorzichtig in de maatschappelijke zaken.

De kinderen der aarde, zegt het Evangelie, zijn wijzer dan de kinderen Gods, en zulks bleek eenigerwijze in het huishouden van Gaspar.

Trees, het stelsel van verbloeming en bedriegen eens aangenomen, deed alras vorderingen daarin. Zij werd gulhartig, vroolijk als vroeger; zij deed haren vader nu en dan kleine geschenken of wist hem zekere kleine diensten te bewijzen, had zekere voorzorgen voor hem, waarvoor iedereen gevoelig is, en die den braven werkman het grootste vermaak verschaffen. Zij was keuriger en zuiniger in het huishouden; de kleinen werden reiner onderhouden en beter gekleed, en zij deed haren vader gelooven, dat zij innige vriendschap met Mietje uit de buurt had aangeknoopt en zij beiden gezellig verkeerden. En inderdaad, nu en dan ging zij bij het goede meisje en meer dan eens reeds had Gaspar, des avonds van zijn werk terugkeerende, Mietje ten zijnent gevonden. Dit verkeer juist gaf aan Trees de mogelijkheid om meermaals van de woning afwezig te zijn, en wanneer het haar gebeurde des avonds na Gaspar te huis te komen, had zij natuurlijkerwijze bij Mietje blijven klappen of met haar eene boodschap gaan doen; en de brave man geloofde alles. Mietje zelve werd er in bedrogen, en het was haar opgelegd geworden, wanneer Gaspar haar eenige ondervragingen zou gedaan hebben, maar immer te zeggen dat Trees met haar geweest was. Het goede kind had daar wel iets tegen; doch Trees had haar doen gelooven, dat Gaspar te zeer mistrouwend was, en voor de onnoozelste reden dikwijls in gramschap opvloog en voor eenen niet ongelukken zou gedaan hebben.

[pagina 108]
[p. 108]

Met dit alles was de waakzaamheid van Gaspar, om zoo te zeggen, in slaap gewiegd en, daar hij zich volkomen gelukkig waande, dacht hij er niet meer aan zich nog aan achterdenken over te geven. Trees maakte van dien toestand gebruik om, zooveel het haar lustte, met Charles en Melanie den tijd door te brengen, en dag aan dag werd het blanke kleedsel harer onnoozelheid meer en meer afgerukt.

Dan, de onstrafbaarheid deed ook allengs de waakzaamheid en de voorzichtigheid bij Trees verflauwen, terwijl hare drift integendeel van dag tot dag meer aangroeide en haar met eene zekere soort van blindheid geslagen hield. Wat het meisje zelve niet meer gewaar werd, dacht zij dat door anderen ook niet meer werd opgemerkt en zij werd allengs stouter. Mietje begon de zaak te begrijpen en deed er opmerkingen aan hare vriendin over; doch Trees wist alles zoo licht te schikken, zoo te verbloemen, overtuigde Mietje zoodanig van de reinheid en zuiverheid van haren minnenhandel, van de goede inzichten van Charles, dat Mietje niet wist wat daar al tegen in te brengen en in alle geval te veel medelijden met haar had, om er iets van aan Gaspar kenbaar te maken, niet kunnende voorzien, welke gevolgen daaruit zouden kunnen voortspruiten.

Maar, alles toch komt uit, zegt het spreekwoord, al moesten het de raven uitbrengen, en ook het geheim van Trees moest openbaar worden, ten minste aan de ooren van Gaspar komen. Eene oude vrouw uit de buurt was door de Voorzienigheid bestemd geworden om de rust, om de zaligheid van Gaspar te komen storen. Zij had den ganschen handel en wandel van het meisje onderschept en wenschte reeds zoo lang om eene goede gelegenheid te vinden en alles eens ronduit aan dien armen sukkelaar van Gaspar te verklaren, die zich, als een echte domkop, door die lichtvink van Trees met den neus liet leiden. Die gelegenheid had zich eindelijk opgedaan, en het oude vrouwken had den vollen toom aan hare tong gegeven en de zaken daarbij, zooveel mogelijk, vergiftigd.

Gaspar meende, bij het vernemen van wat hij hoorde, in den grond te zinken. Hij zag al zijn geluk weêr op eens den bodem ingeslagen en als het kaf voor den wind wegstuiven. Hij kon het echter niet gelooven en wilde zelf de proef onder de oogen hebben. Om tot zijn doel te komen, hij gevoelde het, was het noodig zijne inzichten te bedekken, iets wat Melanie met den naam van huichelen zou bestempeld hebben. Hij deed zichzelven geweld aan en gebaarde niets aan Trees van wat

[pagina 109]
[p. 109]

er op zijne ziel woog. Dan, sedert zijne dochter volop de lessen harer vriendin Melanie volgde, had haar oog aan scherpzichtigheid veel gewonnen en Gaspar kon zijn spel zoo goed niet bedekken, of Trees hield zich alras verzekerd, dat hij eene rol speelde. Zulks was genoeg om haar te overtuigen, dat zij zich op hare hoede moest houden. Ook maakte zij van het eerste goed oogenblik gebruik, om haar verdenken aan Melanie te kennen te geven en haren raad in te roepen.

‘Ik kan u niets raden,’ zegde Melanie; ‘doch ik weet wel wat er mij, in uw geval, zou te doen staan.’

‘En, zeg, wat zoudt gij dan doen?’ vroeg Trees.

‘Gij hebt handen aan het lijf, niet waar?’

‘En dan?’

‘Gij kunt uw brood verdienen, met in de modes te werken?’

‘Ja, dat kan ik.’

‘Welnu, dan weet ik niet waarom gij niet al lang den bras van alles gegeven hebt en den ganschen boel hebt laten zitten.’

‘Mijnen vader, mijne kleine broêrs verlaten?’

‘Het is wat lekkers, zoo een vader, die u immer als een zwaard boven het hoofd hangt; die alle oogenblikken als een tempeest kan losbreken en u armen en beenen aan stukken slaan.’

‘O, dat zou ik nooit kunnen, Melanie! neen! hem verlaten...’

‘Hoor, luister, de gelegenheid is goed om het u te zeggen,’ hernam Melanie, ‘en Charles heeft er mij mede gelast. Binnen eenige weken gaat hij en Eduard zich met der woon te Brussel vestigen.’

‘Hij heeft er mij nog geen woord van gezegd...’ onderbrak Trees.

‘Hij heeft zulks nog niet durven doen, uit vrees van u te bedroeven; doch de zaak is onveranderlijk beslist. Charles en Eduard hebben ook vaders, die al zoo aardig zijn, ik zeg niet als de mijne, want ik heb er, God dank! geenen, maar als de uwe. Zij mochten niet langer ledig blijven loopen en moeten de eene of andere zaak ter hand trekken. Charles zal te Brussel een handelshuis oprichten en Eduard zal zijn medegenoot worden. Ik heb vast besloten Eduard te volgen en, zoo gij een greintje gezond verstand bezit, zult gij mijn voorbeeld volgen.’

‘Melanie! Melanie! gij doet mij beven!...’

‘Er is daar niet voor te beven. Integendeel, luister: Hier in de stad zijn wij allen te goed gekend, en hoezeer beiden ons ook er de verzekering van geven, kunt gij er zoowel als ik staat op

[pagina 110]
[p. 110]

maken, dat zij ons nooit hier zullen trouwen. Te Brussel, integendeel, zijn wij onbekend, en wanneer wij eenen prachtigen hoed en kostelijke kleederen zullen dragen, zal ons niemand dan met achting groeten.’

‘Maar gij spreekt van prachtige kleederen, waar zouden wij die halen, Melanie? Ingeval wij met onze handen den kost kunnen winnen en daarbij eenvoudig gekleed gaan, dat is al wat wij zouden kunnen verhopen.’

‘Ah bah! en dan de geschenken, die Eduard en Charles ons doen zullen, mits zij dan meer geld zullen hebben?... En toch, tusschen gelieven moet alles gemeen zijn. Zoo versta ik het.’

‘Ik weet niet,’ zegde Trees, ‘wat ik zal genoodzaakt wezen te doen.’

‘Te vertrekken,...’ onderbrak Melanie. ‘Ik zeg u dat gij zult vertrekken.’

‘En waarom? Er is nog niets gebeurd, Melanie; ik ben nog tot geen uiterste gebracht...’

‘Hoor, Trees, gij zijt een onnoozel schepsel; en geloof mij als ik u zeg, dat gij binnen eene maand, indien gij het nu niet doet, zult verplicht zijn mijnen raad te volgen.’

‘Ik begrijp u niet, Melanie?’

‘Maar... zeg, Trees... denkt gij dan niet... ondervindt gij niet, dat gij sedert eenigen tijd dezelfde niet meer zijt?... Gij hebt mij reeds zoo dikwijls geklaagd, dat u het eten walgt...’

‘Ik ben inderdaad een weinig ongesteld...’ merkte Trees op; ‘doch...’

‘Onnoozele! zijt gij niet reeds sedert eenige dagen verplicht uwe corset minder toe te rijgen... Voelt gij niet meer die benauwdheid, die draaiingen aan het hart... en weet gij niet wat dit alles zeggen wil... wat zulks beteekent?’

‘o Mijn God!’ snikte Trees, in tranen losberstende, ‘ik begrijp u! o Mij ongelukkige! Gij rukt eenen schrikkelijken blinddoek van mijn gezicht!... o Mijn God, die nacht van Carnaval!... Laat mij heengaan, Melanie, laat mij heengaan! Ik ga mijnen vader alles bekennen en hem vragen, dat hij mij moorde, dat hij mij onder zijne voeten verplettere!...’

‘Waar wilt gij met die razernij naar toe!’ riep Melanie, hare vriendin met hare beide armen omvattende, om haar te beletten het vertrek te verlaten. ‘Zijt gij dan zinneloos geworden, en zult gij uw

[pagina 111]
[p. 111]

eigen dan zoo maar in het verderf storten... en met u eenen onnoozele, eenen onschuldige dooden! Trees! gij zijt uw eigen niet meer meester, gij moet leven: leven voor uw kind, hoort gij? Gij zult geene moordenares worden; gij zult uw eigen bloed niet moorden!...’

Trees zakte bezwijmd uit de armen van Melanie op den grond neder en scheen levenloos.

Op dit oogenblik juist ging de deur der kamer open en Charles trad binnen. Zijne zorgen en die van Melanie deden de bezwijmde eindelijk tot het leven terugkomen, en toen zij het bewustzijn ten volle herkregen had, bad Charles haar op de kniëen toch met haar, met hem en met wat hun beiden behoorde, medelijden te hebben en den raad van Melanie te volgen, en op die wijze de woede haars vaders te ontvluchten. De duurste eed werd te meer daarbij gezworen, dat, eens te Brussel zijnde, Charles hare eer door het huwelijk zou hersteld hebben.

Trees liet zich eindelijk overhalen; de dag daarna werd voor het vertrek of liever voor hare vlucht vastgesteld, en na nog eenige stonden uitgerust te hebben, trok zij, het hoofd verward en, als het ware, half zinneloos naar heure woon terug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken