Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken. Deel 11 (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken. Deel 11
Afbeelding van Volledige werken. Deel 11Toon afbeelding van titelpagina van Volledige werken. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken. Deel 11

(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Ja, zeker!

‘Er was eens een zeker dorp,’ zoo sprak mijn oud grootvader: al zijne verhalen begonnen met: er was eens, en zulks sproot voort uit eene voorliefde tot den onvolmaakt voorleden tijd. ‘Er was eens een zeker dorp, en in dat dorp woonde een zeker huishouden.’

‘Maar,’ onderbrak ik, ‘wat wil dat woordeken zeker bedieden?’

‘Manier van spreken, om het verhaal meer kracht, om het iets

[pagina 12]
[p. 12]

geheimzinnigs bij te zetten,’ zegde mijn grootvader met eenige misnoegdheid.

Ik nam die soort van uitleg aan en liet den braven man voortgaan:

‘Het huishouden bestond uit eenen vader, uit eene moeder en eene zekere dochter...’

‘Manier van spreken, niet waar, groot?’ vroeg ik, ‘of wilt gij iets geheimzinnigs beteekenen met het woord zekere dochter?’

‘Dat kon ook gebeuren,’ sprak de ouderling.

‘Wat kon nu ook gebeuren?’ vroeg ik.

‘Dat het eene dwaasheid is twee vragen te gelijk te doen!’ was het antwoord. ‘Luister, melkbaard,’ ging hij voort, mij duchtig bij het oor trekkende, ‘gij zijt al te nieuwsgierig met uwe ondervragingen: dat staat uwen ouderdom niet fraai. In mijnen jongen tijd waren de kinderen geheel anders, meer bedaard, meer naluisterend, minder ondervragend en veel eenvoudiger...’

‘Ja,’ zegde ik, mijne ooren losrukkende, ‘dat was de tijd van eene zekere eenvoudigheid.’

‘Wilt gij al of niet stilzwijgen, kwade jongen? Gij hebt bijna al het belang van mijn verhaal weggenomen.. En, drommels! ik vrees dat gij niet zult goed zijn dan om schoolmeester te worden.’

‘Zekere schoolmeesters zijn zoo slecht niet, grootvader.’

‘Nog niet tot stilzwijgen!... Welnu, wij zullen eenen advokaat van u maken.’

Dat laatste ging in mijn hart en ik zweeg. Mijn grootvader hernam zijn verhaal:

‘Die zekere dochter, van wie ik daareven sprak, had een' vrijer, en daar zij op zekeren zondag te zamen eene lekkere kan bier zaten te ledigen, zegde Pieter, de minnaar:

‘Katelijne, ik zou willen, dat er haast een einde aan kwam.’

‘Waarom, Pieter?’

‘Waarom? Omdat het nu reeds lang genoeg duurt. En ik geloof, dat onze ouders zouden tevreden zijn Denkt gij niet?...’

‘Ja, zeker!’

‘En al zijn wij van de rijksten niet, wij zullen daarom toch wel aan den kost geraken?...’

‘Ja, zeker!’

‘Wat mij betreft, ik krijg voor mijn deel eene koe, twee schapen,

[pagina 13]
[p. 13]

een goed pluimen bed en eene tafel mede; uwe oukens zullen u toch ook wel wat medegeven?’

‘Ja, zeker!’

‘Wat zoudt gij,’ vroeg mij mijn grootvader, ‘in het geval van Pieter gedaan hebben?’

‘Ik had mijne minnares eens deftig met de ooren getrokken voor dien gedurigen: ja zeker, die zooveel wilde zeggen als: gij verdriet mij.’

‘Pieter deed zulks niet,’ hernam mijn grootvader; ‘hij stond recht, schudde de assche eens van zijne pijp en vertrok, zijne geliefde latende zitten, zonder haar nog een woord te zeggen en alsof zij hem gansch vreemd ware. Het meisje liep woedend naar heure woning en vond haren vader over de onderdeur leunend. Zij verhaalde hem het schandelijk gedrag van Pieter en zegde:

‘Ik wil hem nooit meer zien!’

‘Wel, zeker!’ antwoordde de vader, ‘ik ken die soort van gramschap. Binnen eenige dagen zijt ge weêr van elkaar niet te slaan.’

‘Wel, zeker!... Wat denkt ge dan wel? Dat ik mij op zulk eene wijze zal laten bedriegen? Ik kan er genoeg krijgen en betere vrijers dan dien dommen Pieter! Heeft het mij Kasper gisteren nog niet gevraagd?’

‘Ja, zeker!’

‘En de zoon uit het Maantje, kan ik hem niet krijgen?’

‘Ja, zeker!’

‘En de knecht van den baron?’

‘Ja, zeker! Die kunt ge allen krijgen om u laten voor den zot te houden, zooniet erger!’

‘Wel, zeker!...’

Eene week later was het kermis op het dorp. Katelijne bevond zich in de herberg en zij zag er buitengewoon treurig uit. Men deed zulks aan Pieter opmerken, zeggende:

‘Pieter, ga haar troosten en verzoek ze ten dans.’

‘Wel, zeker!’ sprak Pieter.

‘Het meisje zal er iets van krijgen.’

‘Ja, zeker!’ zegde Pieter.

‘Ze zal er van uitteeren!’

‘Wel, zeker!’

[pagina 14]
[p. 14]

Een hupsch heertje, uit de stad, ging Katelijne ten dans uitnoodigen:

‘Mijn lief kind,’ zegde hij, terwijl zij aan den dans stonden, ‘gij zijt het liefste meisje uit het dorp.’

‘Wel, zeker, mijnheer.’

‘Ik wilde wel, dat ik altijd hier kon blijven; dat wij elkander dagelijks konden zien!’

‘Wel, zeker!’ deed Katelijne.

‘Mijn woord van eer!’

‘Zeker!’ riep het meisje.

Het heertje sprak niet meer, bracht Katelijne van den dans terug naar heure plaats en bezag ze verder niet.

De kermisdag liep voor de beide gelieven treurig af. Pieter kon van den ganschen nacht geen oog toedoen en Katelijne droomde van alle soorten van verschrikkelijke dingen. Pieter kon dat niet blijven uitstaan. Des morgens ging hij eenen ouden vriend raadplegen en gelastte dien met de afvraging bij Katelijnes vader te doen. - Kobe, zoo heette die vriend, was een oud soldaat, die aan zijne menigvuldige veldtochten te danken had van thans op eene kruk te moeten springen: hij was als de voorzienigheid van gansch het dorp. Hij ging de boodschap van Pieter doen en riep bij het intreden der deur van Katelijne:

‘Mag ik binnen komen?’

‘Ja, zeker, gerust, Kobe.’

‘Hoe gaat het hier? Alles wel?’

‘Ja, zeker, vriend, en met u?’

‘Zooals ge ziet!’

Nu legde Kobe, na lange woordenwisseling, zijne boodschap af en vroeg eindelijk:

‘Zijt gij dan tevreden, baas, dat de jonge lieden zoohaast mogelijk trouwen?’

‘Ja, zeker!’

‘Maar zal Katelijne ook tevreden wezen?’

‘Wel, zeker!... Ge weet hoe de meisjes en bijzonder hoe de verliefde meisjes zijn.’

‘O zeker!’

‘Welnu dan... daar is juist Katelijne!... Kind, kom hier en luister: Pieter wil op zijn spoedigste trouwen... Zijt gij tevreden?’

[pagina 15]
[p. 15]

‘Wel zeker, als gij en moeder tevreden zijt?’

‘Zeker, kind, zeker, ik ben tevreden en uwe moeder ook: die wil slechts wat ik wil.’

‘Nu, dan is het zeker?’ vroeg Kobe.

‘Zeker, vriend, alsof het reeds gedaan ware... Gij zijt op de bruiloft, niet waar?’

‘Zeker, baas, zeker!’ riep Kobe, en hij stapte de woning uit om Pieter van de goede wending der zaken te gaan onderrichten.

‘Wat hebt gij gezegd?’ vroeg Pieter.

‘o Vriend, ik heb van alles gezegd, doch het is eindelijk hierop uitgekomen, of zij tevreden waren het huwelijk op zijn spoedigste te voltrekken.’

‘En wat heeft zij geantwoord?’

‘Ja, zeker!’

‘Vervloekt woord van zeker! dat zegt niets; ik heb het ondervonden!’

‘Dat woord wilde: ja zeggen, sprak Kobe; ik heb het aan den toon van uitspreken gehoord.’

‘Zijt ge er zeker van?’

‘Zoo zeker alsof...’

‘Nu dan is het goed, en duizendmaal dank!’

‘Dat was voorwaar een zeker dorp, een zeker huisgezin en eene zekere dochter!’ zegde ik.

‘En leer daaruit, kleine jongen,’ zegde mijn grootvader, ‘dat een woord slechts beteekenis krijgt door den toon, waarop het wordt uitgesproken, door het gevoel, dat het doet uitspreken.’

‘Wel, zeker!’ antwoordde ik, met eenen glimlach die van ongeloof getuigde.

‘Het is besloten, onwederroepelijk besloten,’ zegde mijn grootvader: ‘Gij zult niets dan een advokaat kunnen worden; gij wilt de woorden uit het hoofd doen komen en niet uit het hart.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken