Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mozes de indiaan. Een verhaal uit Suriname (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mozes de indiaan. Een verhaal uit Suriname
Afbeelding van Mozes de indiaan. Een verhaal uit SurinameToon afbeelding van titelpagina van Mozes de indiaan. Een verhaal uit Suriname

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.82 MB)

Scans (210.34 MB)

ebook (3.27 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mozes de indiaan. Een verhaal uit Suriname

(1976)–Jan Keuning–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

Zesde hoofdstuk

Waarheen gingen zij? Eerst naar de plaats, waar zij hun goederen en hun mondvoorraad hadden achtergelaten. Peter was erg gewillig en wilde op hun wenken wel vliegen. Ook Christiaan hield zich goed. Hij zag in, dat hem niets anders overschoot, dan zich naar de omstandigheden te schikken, maar zijn gelaat toonde toch, dat het hem veel kostte, zich in deze gevangenschap te schikken. Zeker dacht hij: ‘tijd gewonnen, is veel gewonnen,’ en het was wel duidelijk, dat hij hoopte, een gunstige gelegenheid te vinden, om zijn vrijheid te hernemen. Zijn geleiders vermoedden wel, wat in hem omging en waren dus steeds op hun hoede.

Zo marcheerden zij voort en kwamen na een lange tocht op de bekende plek aan. Daar werden de negers aan een boom gebonden en de drie Indianen begonnen spoedig hun honger te stillen. Toen zij gegeten hadden, gaven ze ook een voldoende hoeveelheid spijs en drank aan Christiaan en Peter, die zeer verwonderd waren, dat zij zo goed behandeld werden.

Na al het gebeurde was hun vermoeidheid zo groot, dat ze besloten, hier de nacht door te brengen. Het drietal strekte zich dan ook op de grond uit en kortte zich de tijd met gesprek.

Stof tot spreken was er in overvloed. Van beide zijden had men veel te vertellen, maar Mozes toch het meest. Hij moest in het kort zijn gehele levensgeschiedenis mededelen. Hij deed dit graag en sprak met warme liefde over de goede zendeling, die hem had opgevoed. Ook kreeg hij daarbij ongezocht aanleiding, om zijn vader en broeder te

[pagina 155]
[p. 155]

spreken van de enige God en van de nietigheid der afgoden. Zijn hoorders waren geheel verbazing, toen zij alles vernomen hadden en uit hun gebaren en woorden was het merkbaar, dat zij eerbied gevoelden voor de God, die dit alles alzo had bestuurd. Dit was Mozes zeer aangenaam en hij ging met blijdschap voort, het werk te doen van een zendeling, terwijl hij in zijn hart bad, dat de Heere zijn woorden mocht zegenen.

Eindelijk gingen ze slapen, doch niet dan nadat ze eerst een groot vuur aangelegd hadden, om de wilde dieren op een afstand te houden.

De volgende morgen braken ze op, want ze wilden naar Codjo. Hoe zij de geliefde vrouw zouden kunnen bevrijden, wisten ze niet, maar Mozes hoopte en vertrouwde, dat de Heere hun wel door de omstandigheden zou aanwijzen, hoe zij te handelen hadden. In de omstandigheid, dat de beide negers hun gevangenen waren, zag hij nu reeds de aanwijzing, dat ze naar Codjo's kamp moesten trekken. Meer hadden ze terstond niet nodig te weten. Het andere zou wel ter geschikter tijd duidelijk worden. Zo richtte deze jeugdige Indiaan van stap tot stap zijn weg naar de leiding des Heeren, en hij kon er gemakkelijk in berusten, dat niet terstond alles hem duidelijk was. Zijn vader en zijn broer hadden reeds zoveel eerbied voor de Oneindige, zoals Mozes de Heere genoemd had, dat zij in de hoop van de jongen deelden.

Christiaan en Peter kregen nu bevel, de goederen voor hen te dragen en hun de weg te wijzen naar de nederzetting van Codjo en zijn Marronnegers. Peter was terstond bereid, hen te gehoorzamen, maar Christiaan stribbelde tegen. Hij wilde hen wel naar Codjo brengen, maar de last was veel te zwaar voor hem, omdat hij oud was. Mozes gevoelde dit ook, en ofschoon zijn vader van geen toegeven wilde weten, wist hij toch Kwakoe over te halen om met hem een gedeelte van Christiaans last over te nemen. Dit gebeurde, zodat de oude neger geen reden tot klagen meer had, en nu ging het voorwaarts.

[pagina 156]
[p. 156]

Het was een lange tocht. Christiaan zei, dat ze enige dagen nodig zouden hebben om er te komen. En het was een moeilijke weg ook. Op vele plaatsen liet het dicht geboomte hen bijna niet toe, er door te dringen. Dan moesten ze bij elke stap met hun messen de takken en twijgen, die de weg versperden, afsnijden.

Het was dus goed, dat ze een goede voorraad levensmiddelen bij zich hadden. Telkens rustten zij een poos, nadat ze enige tijd voortgetrokken waren, en deze afwisseling van rust en inspanning bewaarde hen voor al te grote vermoeidheid. De nachten brachten ze door rondom een groot vuur. Op elke rustplaats hervatte Mozes zijn Zendingswerk, en hij sprak met zoveel vuur en zoveel zekerheid van de enige Heiland, dat zijn hoorders onwillekeurig moesten luisteren. Allen deden dit dan ook, maar toch nam Christiaan steeds een houding aan, alsof die zaak hem onverschillig was. Het was duidelijk, dat hij in zijn binnenste een grote vijandschap gevoelde jegens de Zaligmaker. Eindelijk hadden ze reeds zoveel onderricht ontvangen, dat Mozes het durfde wagen, in aller tegenwoordigheid met luider stem tot de Heere te bidden. Christiaan herinnerde zich zeker daarbij, hoe hij eens het gebed van de zendeling had bijgewoond.

De tocht duurde zo lang, dat Mozes' vader eindelijk begon te vrezen, dat Christiaan hen misleidde en naar een heel andere plaats bracht dan Codjo's kamp. Maar Peter, die zij beter vertrouwden, gaf de verzekering, dat Christiaan hen ditmaal niet bedroog.

Het kamp lag Zuidwaarts, zeide hij, en de oude Indiaan kon zich gemakkelijk overtuigen, dat ze werkelijk in een Zuidelijke richting gingen. Eindelijk kwam er toch een eind aan deze tocht. Er drongen meer lichtstralen door het geboomte en dit was een bewijs, dat een savanne of vlakte naderde, waar geen geboomte stond.

‘Op de andere kant van die vlakte is het kamp van Codjo,’ zei Christiaan. Allen haastten zich nu, om bij die vlakte te komen. Nog enige schreden en daar lag ze voor

[pagina 157]
[p. 157]

hen. Onwillekeurig bleven allen staan, niet wetende, wat nu te doen.

Welk een prachtig toneel vertoonde zich nu aan hun ogen! Op de voorgrond, in hun onmiddellijke nabijheid, zagen ze welige koren- en rijstvelden, waartussen zich groene paden slingerden.

‘Wie behoren die velden?’ vroeg Mozes.

‘Ze behoren bij Codjo's kamp,’ antwoordde Christiaan. ‘Zijn lieden bebouwen deze grond, om de bevolking van zijn dorp van het nodige te voorzien.’

Tussen de akkers stonden hier en daar kokos- of koningspalmen. De felle zonnestralen glansden over de kruinen dezer slanke bomen, terwijl ze de gele korenaren als met een goudglans overgoten.

Achter deze bebouwde velden lag een groot groen veld en daarachter zag men een borstwering van puntige palen. Paal stond daar naast paal, meer dan een manshoogte boven de grond en de boveneinden waren van punten voorzien.

‘Ligt het dorp achter dat paalwerk?’ vroeg Mozes.

‘Ja, die palen zijn de borstweringen,’ zei Christiaan, terwijl hij de Indianen aankeek met een blik, die scheen te willen vragen: ‘Welnu, wat zeg je er van? Heb je geen trek, om eens over die palen te klimmen en Codjo in zijn hut te bezoeken?’

Allen konden gemakkelijk zien, dat de hutten der negers tamelijk veilig waren achter deze palissade.

‘Wat betekent dat groene veld, daar voor de borstwering?’ vroeg Mozes weer.

‘Dat groene veld is het bedriegelijkste, wat je ooit in de wereld vindt. Het is een peilloze modderpoel, die aan de oppervlakte met planten begroeid is. Die groene zode bedriegt het oog. Wie zijn voet er op zet, zinkt weg en is verloren,’ antwoordde de oude neger met een zeker welbehagen.

Nu wisten ze vooreerst genoeg van het kamp van Codjo. Duidelijk zagen ze, dat het moeilijk zou gaan de geliefde

[pagina 158]
[p. 158]

vrouw daaruit te verlossen. Juist stonden ze op het punt zich tussen het geboomte terug te trekken, toen vanuit het kamp enige geweerschoten klonken, en het volgende ogenblik hoorden zij de kogels voorbij snorren. Gelukkig werd niemand getroffen.

‘Ze hebben ons in het kamp reeds opgemerkt,’ zei Peter,‘laten we ons haastig tussen het geboomte verbergen, want er zullen wel enige mannen komen, om onderzoek naar ons te doen.’

Allen moesten toestemmen, dat deze raad goed was. Ze haastten zich dan ook terstond voort, maar nauwelijks hadden ze een klein eindje gelopen en waren ze pas op een plaats gekomen, waar het geboomte hen onzichtbaar maakte, of Christiaan liet een eigenaardig geluid horen. Doch ook zodra dit gehoord was, wierp Peter zich op hem, smakte hem op de grond en hield hem de hand stijf voor de mond.

‘Wat doe je Peter?’ vroeg Mozes verwonderd.

‘Help mij toch!’ riep Peter, ‘anders zal hij het nog weer doen.’

‘Wat zal hij nog weer doen?’

‘Nog weer zulk een geluid maken.’

‘En wat zou dat?’

‘Dat is een teken voor Codjo's mannen. Ik ken Christiaan wel, hij is vals. Ik ben meermalen hier met hem geweest, en toen heb ik opgemerkt, dat hij telkens dat geluid het horen en dat hij, zodra het daar binnen gehoord werd, door een paar mannen afgehaald en naar het kamp geleid werd. Nu wil hij hen weer roepen, en als zij hier kwamen en ons vonden, zou het er niet best voor ons uitzien.’

Allen begrepen terstond, dat ze Christiaan het schreeuwen moesten beletten, en dat Peter te rechter tijd de man de mond gesloten had. Slechts eenmaal had hij zijn signaal kunnen doen horen en dit was zo zwak geweest, dat het in het kamp niet had kunnen gehoord worden, naar men hoopte. Terwijl Mozes en zijn vader de sluwe neger vasthielden en over zijn mond waakten, scheurde Peter een

[pagina 159]
[p. 159]

ferm stuk van zijn kort gewaad, rolde dit tot een bal ineen en begon Christiaan die in de mond te duwen. Hierbij had hij echter hulp nodig. Nu, er waren handen genoeg gereed en het duurde niet lang, of de oude booswicht was de mond zo goed gestopt, dat hij niet het minste geluid kon voortbrengen. Natuurlijk werden hem de handen ook gebonden; anders zou hij zichzelf spoedig van de lastige bal bevrijd hebben.

Nu haastten ze zich weer voort. Gelukkig voor hen, dat de mannen uit het kamp niet kwamen, om onderzoek te doen; anders zouden ze hen licht overvallen hebben, terwijl ze zich met Christiaan bezig hielden.

Toen ze naar hun mening ver genoeg waren, om veilig te zijn, zochten ze zich een goede rustplaats tussen het geboomte. Die was spoedig gevonden. Christiaan werd aan een boom gebonden, maar Peter niet. De drie Indianen hadden nu duidelijk genoeg gezien, dat zij hem konden vertrouwen. Nu de man niet meer onder de overheersing van Christiaan stond, scheen hij een geheel ander mens te zijn.

‘Peter, wij binden je niet meer; wij vertrouwen, dat je bij ons zult blijven,’ zei Mozes.

‘Dat zal ik doen,’ antwoordde Peter met een dankbare blik, ‘ik wil je helpen, zoveel ik kan, want ik weet, dat Christiaan en ik veel kwaad gedaan hebben. Maar 't was alles zijn schuld. Als ik bij hem alleen ben, heb ik geen macht over mijzelf. En als je ons samen liet heengaan, zou ik weer alles doen, wat hij zegt.’

Uit die woorden bleek duidelijk de zwakheid van zijn karakter. Dit gebrek is trouwens aan vele negers eigen. Wie er slag van heeft, invloed op hen uit te oefenen, kan ze gebruiken tot al wat hij wil.

Christiaan, die alles hoorde, maar er niets tegen kon zeggen, keek Peter met een woedende blik aan. Het was, alsof zijn ogen vuur schoten, maar het was een machteloze woede, waarvoor Peter niet te vrezen had. Niemand gaf dan ook veel acht op zijn toornig gelaat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken