Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een dozijn Hollandsche jongens (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een dozijn Hollandsche jongens
Afbeelding van Een dozijn Hollandsche jongensToon afbeelding van titelpagina van Een dozijn Hollandsche jongens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

Scans (29.25 MB)

ebook (4.66 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Hoynck van Papendrecht



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een dozijn Hollandsche jongens

(1919)–C.J. Kieviet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 180]
[p. 180]

Besluit.

Met de beide sloepen van het verwoeste schip op sleeptouw, zette de ‘Quo vadis’ koers naar Nieuwediep. Zij hadden tegenwind en er stond een sterke bries, dus zouden zij niet voor laat in den avond daar kunnen aankomen. Maar de gasten vonden dat geen bezwaar; hoe later, hoe liever. Er heerschte groote vreugde onder hen, omdat hun het geluk te beurt gevallen was, hun vriend, den Pil, van een anders wissen dood te mogen redden, en zij waren trotsch op hem, omdat hij zich als een held had gedragen en de eer van zijn vaderland hoog gehouden had. Zij verkeerden, tengevolge van het geweldige drama, dat zij hadden zien afspelen, in een opgewonden stemming, en raakten er niet over uitgepraat.

De Pil trok meer en meer bij, en hij voelde zich gelukkig, thans te midden van zijn oude vrienden te zijn, die hem troostten over het verlies van zijn schip, en hem lof toezwaaiden over zijn betoonden moed. Evenals de Zeeroover in een costuum van den Commandant gestoken, zat hij in een gemakkelijken stoel tusschen hen in, en praatte met hen over hetgeen gebeurd was en over het wondere toeval, dat hem op zoo eigenaardige wijze in hun midden had gebracht.

Om zes uur riep de hofmeester hen aan tafel voor het diner, waar de Pil de eereplaats kreeg naast den Commandant, terwijl aan zijn andere zijde de Zeeroover ge-

[pagina 181]
[p. 181]

zeten was. En weer spraken zij over Baby, die zijn leven opgeofferd had, om dat van zijn vriend te redden, en nogmaals brachten zij een eeresaluut aan zijn nagedachtenis.

Toen de glazen gevuld waren, stond de Commandant op, en heette den Pil, die op zoo merkwaardige wijze aan boord van de ‘Quo vadis’ gekomen was, hartelijk welkom. En de Pil gaf uiting aan zijn groote blijdschap over hun wederzien en aan zijn gevoel van onuitsprekelijken dank jegens den Zeeroover, die niet geschroomd had zich in de zee te werpen, ten einde hem te redden van een anders wissen dood.

O, 't werd een gezellige, feestelijke maaltijd, waarbij de toespraken en toasten niet van de lucht waren, en er heerschte groote vreugde onder hen allen.

De avond vloog voorbij. 't Was voor allen een groote teleurstelling, toen een van de matrozen kwam zeggen, dat de reede bereikt was en zij weldra de haven zouden binnenloopen.

‘Nu al? Nu al?’ werd er van verschillende kanten geroepen. ‘O, - maar dat is jammer!’

Ja, jammer was het, maar er was niets aan te veranderen.

De Commandant stond op, en liet zijn blik ronddwalen over zijn vrienden, die zijn gasten geweest waren. Zijn gelaat nam een ernstige uitdrukking aan, toen hij sprak:

‘Beste vrienden, evenals ongeveer een kwart-eeuw geleden, is voor ons thans weer het uur van scheiden gekomen, en evenals toen, valt thans weer aan mij de eer te beurt, een woord van afscheid te mogen spreken.

Vrienden, toen, een vijf en twintig jaar geleden, gingen we een ons onbekend leven tegemoet, het zeemansleven,

[pagina 182]
[p. 182]

dat we alleen kenden uit de boeken, die we gelezen hadden, en uit de verhalen van hen, die van verre reizen waren teruggekeerd. Hoe verschillend van inborst en karakter wij toen ook mochten zijn, één ding hadden wij allen gemeen, en dat was onze liefde voor de groote, wijde zee, die de werelddeelen verbindt en die in vervlogen eeuwen aan ons vaderland bracht vrijheid en geestkracht en welvaart en glorie. Ja, wij gloeiden van liefde voor de zee en voor het zeemansleven, en hunkerden naar het oogenblik, dat wij het scheepsdek onder de voeten zouden hebben. Wat dachten wij toen aan gevaren, die ons zouden bedreigen? Wij voelden ons Hollandsche jongens, en kenden geen vrees. Wij gingen uiteen met een Leve de Zee!’

‘En dat roep ik nóg. Commandant!’ viel de Zeeroover met nadruk in. ‘Leve de Zee!’ Nog roep ik van ganscher harte:

 
‘Het water is ons element,
 
De zee bruist onze glorie!

En daarom, leve de Zee!’

‘Leve de Zee!’ juichten de anderen, en allen stonden op en hieven de glazen omhoog en riepen:

‘Leve de zee!’

‘Juist,’ hernam de Commandant. ‘Dàt wilde ik weten, Vrienden. Toen gingen we het ons onbekende leven tegemoet en zagen geen gevaar. Maar thans, na vijf en twintig jaar de zeeën te hebben doorkruist, na stormen te hebben hooren loeien door het want....’

‘Woeste stormvlagen zijn in mijn ooren als een wonderbaar schoone muziek!’ viel de Zeeroover in.

‘.... Nu vraag ik u allen, zeg mij, heeft de zee, de

[pagina 183]
[p. 183]

groote heerlijke zee, zoowel als zij zich in alle kalmte baadt in het gouden zonnelicht en een verrukking is voor het oog, als wanneer zij zich vertoont in haar majestueuze kracht, als de stormen door de touwen gieren en de met schuim bedekte golven op je schip aanrollen, - zeg mij met de hand op je hart:

‘Heeft thans nóg de zee je liefde?’

‘Leve de zee!’ bulderde de Zeeroover. ‘Wat een vraag, Commandant!’

‘Leve de Zee!’ herhaalden de anderen, en men hoorde de stem van den Pil boven allen uit.

‘En als je wéér moest kiezen, vrienden, - als je wéér voor de keuze werd gesteld, - wat dan?’

‘Dan kozen wij de zee! Leve het zeemansleven!’ werd er gejuicht.

‘Dat zou ook ik doen!’ sprak de Commandant met diepen ernst. ‘De zee heb ik lief, en ik blijf haar trouw, zoolang ik varen kan. Mijneheeren, wij zijn in de haven aangekomen, en de loopplank wordt uitgeworpen. Straks gaan we uiteen, om elkander in wie weet hoe lang niet weder te zien. Laten we scheiden met hetzelfde lied, waarmede we voor een vijf en twintig jaren afscheid van elkander en van onze vereeniging “Quo vadis” namen.’

 

En uit volle borst zongen allen:

 
‘Hoû zee,
 
Hoû moedig zee!
 
Gij leus van onze Vádren,
 
Stort weer ons kracht in de ádren: -
 
Het loope tegen, 't loope meê,
 
Hoû zee!
[pagina 184]
[p. 184]
 
Hoû zee,
 
In krijg en vreê!
 
Kamp wakker met de golven,
 
Wel worstlend - nooit bedolven: -
 
Het loope tegen, 't loope meê,
 
Hoû zee!
 
 
 
Hoû zee,
 
Hoû krachtig zee!
 
Wat stormen u omgeven,
 
Tot God de ziel geheven: -
 
Het loope tegen, 't loope meê,
 
Hoû zee!
 
 
 
Hoû zee,
 
Hoû juichend zee!
 
Wie dan zijn Vlag moog strijken,
 
Ons Neêrland zal niet wijken....
 
Het loope ons tegen, 't loope ons meê,
 
't Houdt zee!

‘En nu, mijn Vrienden, vaart wel, vaart allen wel, en tot wederziens!’ sprak de Commandant.

‘Vaarwel, Commandant, tot wederziens!’ klonk het rondom. ‘We hebben een paar onvergetelijke dagen bij je door gebracht. Hartelijk dank! En tot wederziens!’


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken