Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jonge musicus (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jonge musicus
Afbeelding van De jonge musicusToon afbeelding van titelpagina van De jonge musicus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.96 MB)

Scans (25.65 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.G. Kesler



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jonge musicus

(1927)–C.J. Kieviet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 151]
[p. 151]

IX.
Besluit.

Ernst ging vooruit, om Karels ouders voor te bereiden op het groote geluk, dat hen wachtte.

Lize en Karel volgden langzaam, doch spoedig sloegen zij een stillen achterweg in, waar zij thans wel niemand zouden tegenkomen. Er werd geen woord door hen gesproken, doch bij het heldere maanlicht zagen zij elkander telkens aan met een blik vol onbeschrijfelijke liefde. En het trof Lize te zien, hoe afgemat en vermagerd haar broer er uitzag. Zij sloeg teeder haar arm om zijn schouder en trok hem zacht tegen zich aan. O, wat deed dat Karel goed; neen, méér verlangde hij niet. Tranen druppelden hem langs de bleeke wangen.

Zoo naderden zij het tuinhek... De voordeur stond open en het licht van de ganglantaren verlichtte de steentjes van het kiezelpad. Daar stond iemand - een vrouw, met de armen uitgebreid... Karel behoefde niet te vragen, wie dat was. Zijn hart zei hem immers, dat het

[pagina 152]
[p. 152]

zijn moeder, zijn lieve moeder was! Hij maakte zich uit den arm zijner zuster los en struikelend haastte hij zich vooruit en vloog haar in de armen.

‘Mama, lieve mama!’ fluisterde hij met een van aandoening verstikte stem. En nog zachter klonk het: ‘Vergeef mij!’

‘Mijn jongen! Mijn lieve, beste jongen!’ klonk het antwoord, terwijl zijn gelaat met kussen werd overdekt.

Daar kwam ook zijn vader naar buiten.

‘Karel! Karel!’ barstte het van diens lippen.

En Karel richtte zich op en liep zijn vader tegemoet.

Doch hij bereikte hem niet meer; bewusteloos zonk hij voor de voeten van zijn vader op den grond neer.

‘O God, hij sterft!’ riep de verschrikte man, terwijl hij zijn weergevonden zoon optilde en met behulp van Ernst naar binnen droeg. ‘Hebben wij ons kind alleen teruggekregen, om hem dadelijk weer voor altijd te moeten verliezen?’

‘Stil, man, stil!’ zei Karels moeder. ‘Zoo erg zal het misschien niet zijn. Zijn gevoel heeft den armen jongen, denk ik, overmeesterd en daardoor is hij bewusteloos geworden.

Laten we hem dadelijk naar zijn eigen slaapkamer brengen en den dokter halen. Alles is voor zijn terugkomst gereed, al - sedert jaren...’

[pagina 153]
[p. 153]

‘Ik weet het, lieve,’ sprak de notaris, terwijl hij met zijn hand langs de wangen van zijn kind streek en zacht de zwarte lokken verwijderde, die over het voorhoofd gevallen waren. ‘Maar - wat ziet hij bleek... O, als we hem eens moesten verliezen...’

Karel werd naar zijn slaapkamer gebracht en op zijn eigen bed gelegd. Zijn ouders en zijn zuster hielden vol spanning den blik op zijn bleek gelaat gevestigd. Karel lag als levenloos terneer. Alleen zijn ademhaling bewees, dat hij nog leefde. Ernst was om den dokter gegaan en kwam spoedig met dezen terug.

De dokter was een oud vriend van den notaris en hij verheugde zich zeer over Karels terugkomst. Hartelijk drukte hij hun de hand.

‘Onze Karel is terug! Maar wij vreezen, dat ons geluk maar van korten duur zal zijn,’ zei de notaris.

De dokter boog zich over Karel heen en stelde een nauwkeurig onderzoek in. Eindelijk zei hij:

‘Ik kan nog niet recht beoordeelen, hoe het met hem gesteld is, maar de pols geeft wel moed. Ik denk, dat de vreugde van het weerzien hem te sterk is geweest. Toch geloof ik, dat dit niet het eenige is; hij ziet er zwak en uitgeput uit. Ik zal beproeven, hem tot bewustzijn te brengen.’

Na enkele vergeefsche pogingen slaagde de geneesheer er eindelijk in, den bewustelooze weer

[pagina 154]
[p. 154]

bij kennis te krijgen.

Verwonderd keek Karel een oogenblik rond ... Daar herkende hij de kamer, waarin hij lag, en allen, die om zijn bed stonden, en - een glimlach vloog over zijn bleeke wangen.

‘Vader... mama... Lize... Ernst!’ fluisterde hij.

Doch de dokter deed de gordijnen van het ledikant dicht

‘Ziezoo, nu eerst slapen,’ zei hij. ‘Houdt allen maar goeden moed. Morgen vroeg kom ik terug, om te zien, hoe het gaat. Weest vooral voorzichtig en laat hem slapen, tot hij van zelf wakker wordt.’

De dokter vertrok, na allen een goeden nacht gewenscht te hebben. Doch van slapen was geen sprake. Niemand dacht er aan, om naar bed te gaan; de vreugde zou hen toch uit den slaap gehouden hebben.

Karel evenwel sliep tot den morgen rustig door; maar toen hij wilde opstaan, bleek hem dat onmogelijk. En de dokter, die spoedig kwam, vond zijn toestand ongunstiger, dan hij gedacht had. Karel werd zwaar ziek, en weken lang lag hij te bed; doch de lieve en zorgvolle verpleging van moeder en zuster, de innige liefde van zijn gelukkigen vader en de hartelijkheid van zijn trouwen vriend verrichtten wonderen. Karel kwam de ziekte te boven en begon langzamerhand te herstellen. Wat waren allen gelukkig!

[pagina 155]
[p. 155]

Eindelijk had hij zijn krachten teruggekregen; hij was weer geheel de oude Karel geworden. Zijn heldere lach klonk weer door het oude huis, dat hem zoo dierbaar was, en met zijn moeder musiceerde hij weer als van ouds aan de piano. Wat er verder met hem gebeuren zou, daar werd nog met geen enkel woord over gesproken. Zijn terugkomst scheen allen voldoende te zijn.

Doch eindelijk begon zijn vader er over.

‘Karel,’ zeide hij, ‘mama en ik hebben er al dikwijls over nagedacht, wat ons nu verder te doen staat...’

Karel sloeg de oogen neer. Dit onderhoud was zoo pijnlijk.

‘Alles is goed, vader, alles,’ zei hij zacht.

‘Ik weet het, mijn jongen,’ klonk het antwoord. ‘Ik weet, dat je doen zult, wat wij van je verlangen. Luister, dan zal ik het je zeggen. Wij wenschen, dat je voor enkele jaren naar het conservatorium te Dresden zult gaan, om daar de lessen op de viool te volgen, en dan hopen we...’

‘Vader! mama!’ riep Karel blij verrast uit, terwijl hij hun de hand drukte.

‘En dan hopen we, dat onze Karel nog eens een man zal worden, die zijn ouders en zijn vaderland tot eer zal zijn.’

Een blos van vreugde trok over Karels gelaat.

‘Ik zal er mijn best voor doen! Ik zal er mijn best voor doen!’ riep hij opgetogen uit.

[pagina 156]
[p. 156]

En hij hield woord. Met ijver en lust legde hij zich op de studie toe, zoodat zijn onderwijzers al spoedig groote verwachtigen van hem kregen. Toen zijn studiën voltooid waren, maakte hij een kunstreis door Europa, waarop hij veel lof inoogstte. Zijn naam werd in alle bladen met eere genoemd en spoedig was hij op weg om een beroemd man te worden.

Eindelijk gaf hij zijn eerste concert in Amsterdam. Een uitgelezen publiek was opgekomen, om den jongen kunstenaar, van wien zooveel goeds gezegd werd, te hooren. Ook zijn ouders en Lize en Ernst waren naar Amsterdam gereisd om getuigen te zijn van zijn eerste optreden in Nederland.

Karel speelde prachtig. Zijn spel sleepte iedereen mee en de toehoorders juichten hem toe. Zijn naam als musicus was voor goed gevestigd.

Wat waren zijn ouders en Lize trotsch op hun Karel!

Al het leed was nu voorbij, alle droefheid vergeten.

Doch Karel herinnerde zich het gebeurde zijn leven lang. De portretten van zijn ouders, die hij overal heen meenam, tooide hij met de bloemen, die hij op zijn concerten ontving; en gedurende hun laatste levensjaren was hij het zonnetje op hun pad.

Toen de notaris korten tijd daarna zijn ambt neerlegde, werd hun geluk voltooid door de be-

[pagina 157]
[p. 157]

noeming van Ernst tot zijn opvolger, en weldra vierde deze zijn bruiloft, waarbij Lize de bruid was en Karel zijn mooiste stukken ten beste gaf.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken