Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pim en Kim (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pim en Kim
Afbeelding van Pim en KimToon afbeelding van titelpagina van Pim en Kim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.47 MB)

Scans (30.50 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.F. Heskes



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pim en Kim

(1927)–C.J. Kieviet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

Tiende hoofdstuk.
Van kikkers en een varkentje.

Zij werden al dadelijk uit den tuin teruggeroepen, want Kim moest haar warm, rood manteltje, en Pim zijn dikke jasje aantrekken. 't Was te koud, om in zomertenue te blijven.

Toen holde Pim alle paden van den tuin door. Kim probeerde hem met het kruiwagentje bij te houden, maar dat ging niet; de hoepel was veel gemakkelijker te hanteeren dan de kruiwagen. Ha, wat rinkelden die bellen vroolijk: tingting-tingelingetingting klonk het overal, waar Pim liep. Kim vond het zoo mooi, dat zij den kruiwagen in den steek liet, om bij Pim te komen, en toen renden zij samen den tuin door, om de beurt den hoepel vasthoudende, tot zij geheel buiten adem waren en haast niet meer konden.

Daarom gingen zij samen een poosje in den zandbak spelen. Hu, wat was dat zand koud. Hun handjes werden er eerst rood en vervolgens paars van, en hun vingertjes werden eindelijk zoo stijf, dat zij de vormpjes, om poffertjes te bakken, bijna niet meer vast konden houden. Telkens staken zij hun vingers in hun mondje, om ze weer warm te blazen, maar veel hielp dat niet. Zij werden dadelijk weer koud. Kim zat ten slotte met haar handjes in de zakken van haar manteltje, en Pim stak de zijne diep in zijn jaszakken.

Eindelijk stapte Kim den zandbak uit, en Pim volgde haar op den voet. Samen kwamen zij in de aardbeibedden, die nog dik in de roodachtig groene bladeren zaten.

Opeens voelde Kim iets tegen haar been opspringen.

Wat was dat? - Ha!

[pagina 77]
[p. 77]

‘Kijk, - kijk, daag spgingt een kikkeg!’ riep zij Pim toe.

‘Waar?’ vroeg Pim.

‘Dáág! - Dáág spgingt-ie!’ riep Kim.

Ha, daar zag Pim hem, en dadelijk begon hij den springersbaas te achtervolgen, om hem te grijpen. Ja, 't was een geweldige springersbaas. Met één sprong wipte hij haast over een aardbeienbed heen, en 't bleek een moeilijk werkje, om hem te vangen. 't Was een groote, hoor, en hij zag er welgedaan uit. Hij blonk van welgedaanheid.

‘Pak hem, Pim, pak hem!’ riep Kim hem toe.

En Pim deed zijn uiterste best. Hij sprong even hard tusschen de aard- beiplanten rond als de kikvorsch, en kon hem nog niet krijgen, want het beest was veel vlugger dan hij. Maar toen kwam Kim hem te hulp, en lenig als zij was, kreeg zij hem spoedig te pakken. Ha, wat was het een groote; Kim kon hem haast niet vasthouden, zoo deed hij zijn best om te ontsnappen. Kim vond hem mooi; 't was een gele met zwarte vlekken op zijn rug.

‘Geef hier,’ zei Pim, ‘'t is mijn kikvorsch.’

‘Dáág,’zei Kim, terwijl zij he maan Pim gaf. ‘Daag hebjij mooien kikkeg.’

Pim stopte hem in zijn jaszak, maar nauwelijks had hij zijn hand teruggetrokken, of de kikvorsch richtte zich op en keek boven den rand van zijn zak uit.

‘Pas op, pas op, de kikkeg kguipt eg uit,’ riep Kim, die het zag.

Pim duwde hem vlug naar beneden, maar 't hielp niet; op 't volgende oogenblik werd de kop van het dier weer zichtbaar.

‘Ga weg! Ga weg!’ riep Pim, en hij duwde hem weer terug, tot opeens de kikvorsch zich met kracht ophief en bijna ontsnapte. Kim greep hem nog juist bijtijds bij zijn achterpoot.

‘Hieg heb je mijn zakdoek,’ zei ze, terwijl ze er een uit haar zak te voorschijn haalde. ‘Gol hem daagin, dan kan hij niet meeg weg.’

Kim had gewoonlijk wel twee of drie zakdoekjes bij zich, soms wel vier, want in eiken mantelzak had zij er een, en ook de beide zakjes van haar schortje waren er meestentijds van voorzien. Zij had een bepaald zwak voor zakdoekjes, en haar moeder vond het een onschuldig vermaak, dus ging zij er haar niet in tegen.

Pim rolde den grooten, glimmenden kikvorsch in den zakdoek en borg hem op.

[pagina 78]
[p. 78]

‘Zie zoo, die kan niet meer weg,’ zei hij. ‘Dat is mijn kikker.’

Even later zagen zij er weer een tusschen de aardbeiplanten springen, en zij maakten er dadelijk jacht op.

‘Die is voog Kim, die is voog Kim!’ riep Kimmy. Ha, wat was het ook een groote, en wat kon hij geweldig springen. Zij konden hem haast niet krijgen. Maar eindelijk werd hij toch gevangen. Kim rolde hem ook in een zakdoekje en borg hem in haar mantelzak, waarin zij bovendien haar hand nog stak, om hem het wegvluchten te beletten, zoo hij pogingen daartoe in het werk mocht stellen.

Even later zagen zij Betje, het dienstmeisje, met een paar emmers naar de schuur gaan, om ze vol water te pompen. Dadelijk voegden zij zich bij haar, om haar bij dien arbeid behulpzaam te zijn.

‘Kimmy wil ook ggaag pompen,’ riep Kim Betje toe.

‘Pim ook. Pim is sterk,’ zei Pim.

‘Goed,’ zei Betje, ‘Pim eerst dan, omdat hij jarig is.’

Pim pompte, wat hij kon, maar Betje moest hem een beetje helpen, want de slinger ging zwaar. Het water stroomde met een dikken straal in den emmer.

‘Pompen! Pompen! Pompen!’ zong Kim, en toen de emmer vol was, zei ze:

‘Nu Kim, Betje, nu mag Kim pompen.’

‘Ja,’ zei Betje.

Zij zette den gevulden emmer een weinigje op zij, en plaatste den andere onder de tuit van de pomp. Kimmy greep den slinger met beide handen vast en werkte, wat zij maar kon.

‘Pom - pen, - pom-pen, - pom - pen!’ zong zij.

En Pim had ondertusschen wat leuks bedacht. Hij had den zakdoek uit zijn zak gehaald, den kikker van zijn windselen ontdaan en hem daarna in den emmer geworpen, om hem te laten zwemmen. De kikker scheen het verrukkelijk te vinden, veel prettiger dan in den zakdoek opgerold onbeweeglijk in Pims zak te moeten zitten. Hij dook tot op den bodem, kwam weer naar boven, strekte de lange achterpooten, probeerde tegen den kant van den emmer op te kruipen, maakte sprongetjes, om over den rand te wippen, kortom, hij was geen oogenblik in rust, zeer tot vermaak van Pim, die al zijn bewegingen met de grootste aandacht volgde.

[pagina 79]
[p. 79]

‘Pom - pen! - Pom - pen! - Pom - pen!’ zong Kimmy. Telkens als zij den slinger omhoog haalde, zong zij ‘pom’, en bij bij het neerduwen ‘pen’, tot de emmer geheel vol was.

‘De emmeg is vol, Betje!’ riep Kim.

‘Ja, ze zijn alle twee vol, en ik dank jullie wel voor je hulp.’

Zij nam den pasgevulden emmer bij het hengsel, keerde zich een halven slag om, greep met haar andere hand het hengsel van den tweeden emmer, en wilde juist met haar vrachtje wegloopen, toen zij een aller-akeligsten kreet slaakte en de beide emmers op den grond liet vallen.

Wat was er gebeurd?

Zij had plotseling Pims kikvorsch gezien, die zich geweldig inspande om uit den emmer te komen, en Betje was nergens zoo bang voor als voor muizen en kikkers, maar voor kikkers nog het allermeest. Toen zij dan ook plotseling Pims grooten, gelen kikker ontwaarde vlak onder haar hand, was haar een doodschrik om het hart geslagen, en had zij onder een luiden gil de beide emmers laten vallen. Het water stroomde over den steenen vloer en de kikker hupte met groote sprongen rond, niet wetende, waarheen zich te wenden.

Betje stond daar doodsbleek van den schrik als vastgenageld op den vloer, en staarde met groote oogen den angstwekkenden kikker aan. Opeens kwam het dier met een grooten sprong in haar onmiddellijke nabijheid, wat haar het angstzweet deed uitbreken. Zij slaakte een nieuwen gil en bukte zich, om haar rokken stijf om haar beenen te wikkelen.

O wee, de kikker maakte weer een sprong en kwam op haar voet terecht. Toen nam ook Betje een sprong, want zij was ten einde raad, - en toen nog een, en nog een....

Kim en Pim konden haast niet blijven staan van het lachen. Eerst meenden zij, dat Betje een grapje maakte en hun ten pleiziere voor kikker speelde, wat zij heel grappig vonden, maar toen het hun langzamerhand duidelijk werd, dat Betje doodsbang van het dier was, kende hun vreugde geen grenzen, en zij lachten, lachten, dat het schuurtje er van trilde. 't Was ook te mal! Wie was er nu bang voor een kikvorsch! Pim niet, en Kim evenmin.

‘Maak de deur open, maak de deur open!’ gilde Betje de kinderen toe van uit den hoek van de schuur, waar zij zich bevond. ‘- O, o, daar komt dat verschrikkelijke beest weer aan, - maak

[pagina 80]
[p. 80]

de deur open, Pim, - toe Kim, doe jij het maar. - Ga weg, beest, ga weg!’

De kikker leek het toevallig wel juist in het bijzonder op Betje verzien te hebben, want telkens bewoog hij zich in de richting, waar zij zich bevond.

Pim had intusschen niet veel lust, om aan den wensch van Betje te voldoen, want dan zou de kikker waarschijnlijk naar buiten springen en de vlucht nemen. Neen, dat moest niet. Pim wilde hem nog niet graag kwijt. Hij liep dus op den kikvorsch toe en wist hem, met behulp van

illustratie

Kim, in een hoekje van de schuur te grijpen. Hij rolde hem weer in Kims zakdoekje en borg hem in zijn jaszak. De ondervinding had hem geleerd, dat hij daar veilig zat.

Betje dweilde den vloer op en pompte de beide emmers ten tweeden male vol. Pim en Kim mochten haar daarbij niet meer helpen, integendeel, zij stuurde hen den tuin in uit vrees, dat anders misschien de verschrikkelijke kikker weer ontsnappen en haar opnieuw een doodschrik op het lijf jagen zou. Die kans wilde zij niet meer loopen.

Pim en Kim kwamen weer in hun zandbak terecht en spitten de beide kruiwagentjes vol. Juist wilden zij er mede wegrijden, toen Mina, het dienstmeisje van Kims Moeder, daar verscheen met een pakje in haar hand.

[pagina 81]
[p. 81]

‘Dag Pim,’ zei ze, ‘wel gevisiteerd met je verjaardag, en hier heb ik een persentje voor je. Kijk eens, wat een mooi varkentje van sukkela. Ziet er dat niet lekker uit?’

‘Ja,’ zei Pim, ‘erg lekker.’ Zonder verder boe of ba te zeggen, nam hij het aardige geschenk van haar aan.

‘En wat zeg je nou?’ vroeg Mina, die wel graag wat meer pleizier van haar milddadigheid wilde hebben. ‘Wat zeg je nou, Pim?’

‘Niks,’ zei Pim, en hij beet het varken een oor af.

‘Zeg je nu niet: dank je wel, Mina?’

‘Ja,’ zei Pim, en vergastte zich aan het tweede oor.

‘'t Is geen vagken,’ beweerde Kim, die met aandacht de werkzaamheden van Pim volgde en ook wel graag een stukje zou lusten.

‘Wèl, - 't is wèl een varken,’ zei Pim, en hij beet hem een voorpootje af.

‘Niet, 't is niet vagken,’ hield Kim vol. ‘Ik zie niet de wogsten, en vagkens moeten wogsten hebben. - Smaakt het lekkeg, Pim?’

‘Ja,’ zei Pim. ‘Proef maar.’

Hij beet een achterpoot los, nam hem uit zijn mondje, en gaf hem aan Kim, die er heerlijk aan smulde.

‘Lekkeg, lekkeg,’ zei Kim. ‘Maag het is niet een vagken, want ik zie de wogsten niet.’

Mina liep lachend naar haar keuken terug, en even later klonk de stem van Betje, die de kinderen riep om binnen te komen.

‘Pim en Kim, binnen komen,’ riep zij. ‘Er is visite! Je moet dadelijk komen!’

't Was toen al een paar uur na de koffie. -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken