Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pim en Kim (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pim en Kim
Afbeelding van Pim en KimToon afbeelding van titelpagina van Pim en Kim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.47 MB)

Scans (30.50 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.F. Heskes



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pim en Kim

(1927)–C.J. Kieviet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 146]
[p. 146]

Achttiende hoofdstuk.
Besluit.

Enkele dagen later mocht Kimmy met Oma en Opa mede naar haar huis, om het kleine broertje te zien. Mammie lag nog wel te bed, maar zij was toch alweer zooveel beter geworden, dat zij wel een kort bezoek kon ontvangen. En zij verlangde onuitsprekelijk naar haar dochtertje, dat zij nu al in geen vijf dagen had gezien.

Ook voor Kimmy was het een feestdag. Vroolijk trippelde zij tusschen Oma en Opa de dorpsstraat door, maar haar grootouders hielden haar elk zorgvuldig aan een handje vast, want Kim was en bleef nog altijd een zeer beweeglijk en druk kind, dat geen oogenblik zonder toezicht kon blijven.

't Was een heerlijke dag. De menschen zagen er vroolijk en opgewekt uit, want het zonnetje zette alles in een gouden gloed, de vogeltjes kwinkeleerden lustig in de boomen en op de daken der huizen, de bloemen in de tuinen langs de straat pronkten in schitterende kleuren, de bijtjes gonsden onder hun onvermoeiden arbeid, en prachtige vlinders vlogen van bloem tot bloem, of verhieven zich al spelend hoog in de lucht.

Kim liep tusschen Oma en Opa te neuriën van blijdschap, dat zij thuis een bezoek ging brengen en haar broertje mocht zien. En nauwelijks was zij binnen, of zij ijlde de trap op, duwde de deur der slaapkamer open, en was met een sprong op Mammie's bed. Zij sloeg haar armen om Mammie's hals, en drukte zich tegen haar aan, en kuste haar wel honderd maal. En Mammie omstrengelde haar lieve Kim en kreeg tranen in haar oogen, zoo blij was ze, dat Kimmy weer bij haar was.

Kimmy had niet eens gezien, dat er zich een vreemde dame in de

[pagina 147]
[p. 147]

slaapkamer bevond, die thans lachend naar haar stond te kijken. Toen de eerste vreugde van het wederzien voorbij was, merkte Kimmy haar op, en zij keek haar met groote oogen verwonderd aan.

‘Dat is de Zuster, Kimmy,’ zei Mama, ‘die komt op het kindje passen, omdat ik nog een beetje ziek ben en nog niet mag opstaan. - Is de kleine vent wakker, Zuster?’

‘Ja, Mevrouw. Hij wordt juist wakker.’

‘Och, geef hem dan even hier, wil u? Dan mag Kimmy hem zien.’

Toen bracht de Zuster den kleinen Tonny bij Mama op bed, enkreeg Kimmy gelegenheid om kennis met haar broertje te maken. En zij was dadelijk verrukt over hem.

‘O, wat lief, - wat lief!’ zei ze, en ze kuste hem zacht op zijn wangetjes, en streelde hem over zijn zwarte krulhaartjes.

‘Wat een lieve oogjes heeft hij, Mammie, en wat een mooie haartjes, en o, kijk eens, wat een mooie voetjes, en wat zijn zijn teentjes klein.’

‘Ja, hè, is het geen lief broertje? Ha, daar komen Oma en Opa ook. Komt u eens kijken naar mijn kleinen schat?’

‘Ik vind broertje lief!’ riep Kimmy Oma en Opa toe.

‘Hij is ook lief,’ zei Oma. ‘Gaat alles goed, Fré?’

‘Uitstekend, - vraag het maar aan Zuster,’ zei Mama lachend.

‘Zal Mammie gauw beter worden?’ vroeg Kim.

‘Ja, over een paar daagjes mag Mammie opstaan,’ zei Zuster, terwijl zij Kim opnam en op den grond zette. ‘Maar nu heeft het bezoek lang genoeg geduurd en moet Mammie weer slapen. Maar eiken dag mag Kim voortaan naar broertje komen kijken en Mammie een kusje brengen. Is dat goed?’

‘Ja,’ zei Kimmy, ‘tot Mammie weer heelemaal beter is.’

‘Juist, goed begrepen,’ zei Zuster.

Het eerste bezoek had dus niet lang geduurd, maar het werd nog door vele gevolgd, tot Mama weer geheel hersteld was en Kim weer voor goed naar huis kwam. Pim had nog verscheidene middagen bij haar doorgebracht, terwijl zij bij haar grootouders logeerde, maar de hokken in den tuin had hij met rust gelaten, 't Zou hem trouwens ook niet gelukt zijn om ze open te maken, als hij daartoe een poging in het werk had gesteld, want Grootvader hield ze zorgvuldig op slot en droeg de sleuteltjes in zijn zak. Maar ook zonder dat zou Pim ze wel

[pagina 148]
[p. 148]

dicht gelaten hebben, want hij wist nu wel, dat hij er af moest blijven.

Pim was verbazend in zijn nopjes, toen Kim weer voor goed thuis kwam. Samen speelden zij weer in den tuin van den morgen tot den avond, tot de winter kwam en zij hun vermaak meer binnenshuis moesten zoeken.

Zoo ging hun leven rustig en vroolijk voorbij en groeiden zij voorspoedig op, evenals de kleine Tonny, zonder door ziekten of ongelukken te worden bezocht. De Zondag middag wandelingen naar het bosch werden, als het weer dat eenigszins toeliet, voortgezet, en zelfs de kleine Tonny mocht daaraan, gelegen in zijn zachtveerenden kinderwagen, deelnemen.

Zoo kwam eindelijk de tijd, dat Pim en Kim oud genoeg waren om naar school te gaan, en daar verlangden zij allebei naar. Dat er dan een einde zou komen aan hun vrije leventje, och, daar hadden zij nog geen erg in, en zoo heel erg was dat ook niet, want 's middags behoefden zij nog niet naar school. Voor de kleintjes werd er alleen les gegeven 's morgens van negen tot twaalf uur, wat met het oog op de gezondheid der kindertjes een uitstekende regeling was.

Eindelijk kwam de dag, die de eerste periode van hun leven zou afsluiten. Den volgenden morgen zouden zij voor het eerst naar school gaan.

't Was Zondag. De beide families brachten den avond bij elkander ten huize van Kims ouders door, Oma en Opa waren komen eten, en ook tante Jet was uit de stad overgekomen. Oom Gert en tante Ans kwamen al vroeg en brachten Pim mede, die nog een uurtje met Kim mocht spelen.

‘En ben jullie nu niet blij, dat je morgen naar school gaat?’ vroeg tante Jet, toen het eindelijk voor Pim en Kim bedtijd werd, en geen liedje van verlangen hun meer baatte, om dat tijdstip nog wat te verschuiven.

‘Ja, ik wel!’ klonk het eenstemmige antwoord. En Kim zeide:

‘Op school doet de Juffrouw mooie vertellingen, hè Tante?’

‘O ja, heel dikwijls,’ zei Tante.

‘Even mooi als tante Jet?’ vroeg Kimmy.

‘Dat denk ik wel, - misschien nog wel veel mooier.’

‘Wil Tante nu ook nog een mooie vertelling doen?’ vroeg Kim.

‘Goed,’ zei Tante. ‘Ik weet er nog wel eentje. Kom maar hier.’

Dat lieten Pim en Kim zich geen tweemaal zeggen.

Zij gingen op twee kleine stoeltjes zitten vlak voor tante Jet, en deze begon:

[pagina 149]
[p. 149]
 
‘Er was eens een bosch, 't is veel jaren geleden,
 
Waar nooit nog een jager een voet had gezet.
 
't Was daar voor de dieren een hemel op aarde,
 
Zij hadden geen zorgen en maakten veel pret.
 
 
 
In 't midden van 't bosch was een heldere vijver,
 
Met zwanen en lelies, die pronkten om 't best,
 
En hoog in de boomen roekoekten de duiven,
 
Gezeten in 't groen op den rand van hun nest.
 
 
 
Maar eens op een dag, daar klonk plots'ling de mare:
 
‘Een jager verscheen met zijn hond en geweer.
 
Hij dwaalde door 't bosch met zijn moordende kogels,
 
En velde een hert en twee hazen ter neer!’

‘O,’ zei Kimmy, ‘wat zullen de dieren in het bosch toen bang geworden zijn.’

‘Ja, vreeselijk,’ zei Tante.

 
Een sidd'ring van angst vloog elk dier door de leden,
 
Zij werden plots allen zoo bleek als een doek.
 
Verstomd was hun joelen, verdwenen hun vreugde,
 
En ieder kroop weg in een donkeren hoek.

‘Maar misschien kwam die booze jager nooit meer terug, om die arme dieren dood te schieten,’ zei Kimmy.

‘Jawel,’ zei Tante.

 
‘Den volgenden dag, daar verscheen weer de jager,
 
Met fel spiedend oog keek hij overal rond.
 
Hij doodde twee zwanen, een kip en drie ganzen,
 
Een hert werd vermoord door zijn woedenden hond.
 
 
 
Geen dier durfde toen meer zijn schuilhoek verlaten,
 
Het was meer dan droevig met allen gesteld.
 
Wanneer er geen hulp kwam, zij wisten het zeker,
 
Dan waren hun dagen ook spoedig geteld.’

‘Wat zullen zij bang geweest zijn, Tante,’ zei Kimmy, die met open mond zat te luisteren.

[pagina 150]
[p. 150]


illustratie

‘Ja, dat is te begrijpen,’ zei Tante. ‘Zij waren doodsbang, en dat was geen wonder. Maar -

 
Te middernacht schrikten zij plotseling wakker,
 
Zij werden gewekt door 't gekraai van een haan.
 
Wanneer hij hen opriep, - dat was de gewoonte, -
 
Dan was het hun plicht ter vergad'ring te gaan.’

‘Grappig!’ zei Pim. ‘Dat was goed bedacht.’

‘En toen, Tante?’ vroeg Kim.

 
‘In 't diepst van het woud kwamen allen te zamen,
 
En klaagden elkander hun bitteren nood.
 
Een haas zei: ‘Als wij ons niet krachtig verweren,
 
Dan treft ons voorzeker een spoedige dood.
 
 
 
Wij maken ons wapens en gaan exerceeren,
 
En trekken met moed op de vijanden los!’ -
 
Die raad werd door allen ter harte genomen,
 
En aller gejubel weergalmde door 't bosch.
 
 
 
De dappere haas werd tot hoofdman gekozen.
 
‘Te wapen!’ zoo riep hij, ‘de vijand is daar!’
 
De jager legt aan, het geweer aan den schouder,
 
Hij lacht om hun moed en hij ziet geen gevaar.
 
 
[pagina 151]
[p. 151]
 
Maar muggen en mieren en bijen en wespen,
 
Zij rukken verwoed op den jagersman aan.
 
Door duizenden dieren gelijk aangevallen,
 
Is vluchtend de jager het bosch uitgegaan.

‘Gelukkig!’ riep Kimmy. ‘Dat was gelukkig! - En de hond, Tante?’

 
De hond was reeds dood, hij lag zielloos ter aarde,
 
Door herten geveld met hun krachtig gewei, -
 
Zij vierden een feest, dat wel drie dagen duurde,
 
Zij waren weer vroolijk, gelukkig en blij!’

‘Dat was een mooie vertelling, Tante!’ riepen Kim en Pim om het hardst.

‘Ja,’ zei tante Ans, ‘maar nu gaat Pim naar huis en naar bed.’ -

‘En morgen gaan Pim en Kim naar school!’ zei Mammie.

En zoo gebeurde het ook.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken