Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Toen Dik Trom een jongen was (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Toen Dik Trom een jongen was
Afbeelding van Toen Dik Trom een jongen wasToon afbeelding van titelpagina van Toen Dik Trom een jongen was

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.51 MB)

Scans (72.47 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.C. Braakensiek



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

schelmenverhaal


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Toen Dik Trom een jongen was

(1919)–C.J. Kieviet–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

Vier en twintigste Hoofdstuk.
Besluit.

Na afloop van de harddraverij begaf Dik zich naar huis, waar zijn ouders reeds waren aangekomen. Zij feliciteerden Dik hartelijk met zijn overwinning, en lachten smakelijk met hem over zijn idee, om den hond een stuk worst voor den neus te houden, ten einde hem

[pagina 216]
[p. 216]

tot een uiterste krachtsinspanning te prikkelen en daardoor den prijs te winnen.

Phylax mocht binnen blijven en kreeg zijn laatste voedsel in de nederige woning, waar hij zoo gastvrij was opgenomen. Nu het uur van scheiden aanbrak, schenen allen wel spijt te hebben over zijn aanstaand vertrek; het goede dier kon in niemands nabijheid komen, zonder gestreeld te worden.

Hij kreeg van Dik een waar koningsmaal, wat hij dan ookten volle had verdiend. De kluifjes, die 's middags uit de soep waren overgebleven, smaakten hem heerlijk, op de dikke sneden brood gaf Moeder Trom hem zelfs een likje boter, en eindelijk legde Dik hem nog den geheelen voorraad vleeschafval, dien hij van den slager gekregen had, op zijn schotel. Phylax verslond het een na het ander, en scheen nu toch eindelijk eens genoeg gegeten te hebben, want toen Dik hem nog een snede brood presenteerde, ditmaal zonder boter, bedankte hij vriendelijk, d.w.z. kwispelstaartend.

Dik gebruikte ook een stevige boterham, want om zeven uur zouden de prijzen uitgereikt worden, en daarna bleef het nog urenlang feest op het dorp. 't Zou dus wel laat worden, eer hij weer wat kreeg.

Zijn vader zat hem met blikken van ongeveinsde bewondering aan te staren, en mompelde zacht voor zich heen:

‘Veertig gulden! Veertig gulden! Dik is toch een bijzonder kind en dat is-ie.’

Om half zeven kwam Piet van Dril Dik afhalen, want deze had ook een prijs in ontvangst te nemen. Dik bond Phylax een stevig koord aan den halsband, daar hij met den heer Costes afgesproken was, dat hij den hond bij de prijsuitdeeling zou meebrengen en hem daar afleveren.

[pagina t.o. 216]
[p. t.o. 216]


illustratie

[pagina 217]
[p. 217]

‘Kom Phylax,’ zei Dik, ‘zeg den baas en de vrouw maar goeden dag, want je ziet ze nooit terug.’

Er klonk iets droevigs in zijn stem.

‘Dag Phylax!’ zei Moeder, en ze streelde hem zacht over den kop.

‘Dag Phylax!’ zei Vader, en deed desgelijks.

Toen ging Dik met hem de deur uit, om zich naar de groote zaal te begeven, waar de prijzen zouden worden uitgereikt.

Iedereen, die Dik tegenkwam op den weg, knikte hem lachend toe. 't Was duidelijk te zien, dat hij de held van den dag geworden was en ieders hart gestolen had.

En de jongens, die hij ontmoette, zeiden:

‘Wat zal Bruin een spijt hebben, Dik, dat hij den hond verkocht heeft.’

Tegen zevenen bereikten de jongens café De Zwaan en traden de groote zaal binnen, waar het zoo vol menschen was, dat er bijna niemand meer bij kon. 't Was een geroezemoes van stemmen, om er doof van te worden. Heel aan het andere einde van de zaal stond een groote tafel met een groen laken, waarachter de feestcommissie plaats genomen had. De burgemeester zat op den voorzittersstoel.

Nauwelijks merkten de menschen Dik op, die zich met den hond aan het koord en gevolgd door Piet een weg baande tot dicht bij de feestcommissie, of er ging een luidruchtig gejuich op, en men klapte zoo krachtig in de handen, dat hooren en zien hem bijna verging. Dik nam zich de pet van het hoofd en zwaaide er mee, om zijn dank te betuigen voor het hartelijk applaus. Wáárheen Dik zijn blik ook wendde, overal ontmoette hij lachende gezichten, die hem vriendelijk toeknikten. Dik werd er bijna verlegen onder.

[pagina 218]
[p. 218]

Gelukkig begon het fanfarecorps, op de galerij aan het andere einde der zaal, een marsch te spelen, waarbij de groote trom zich geducht weerde. Dat leidde de aandacht van Dik af, die een stoel wist te bemachtigen en daarop plaats nam. Phylax ging voor hem zitten en legde zijn kop op Dik's knie.

De jongens knikten Piet's vader toe, die ook aan de tafel der feestcommissie

illustratie

zat, en Jansen en de heer Denappel gaven hem over de tafel heen de hand, om hem te feliciteeren met het behaalde succes.

‘Hagtelijk geluk gewenscht, jongen,’ zei de heer Denappel. ‘'t Was vegmakelijk!’

Zelfs de burgemeester lachte Dik toe en stak plagend den vinger tegen hem op, alsof hij zeggen wilde:

‘Jij hebt een mooi stukje uitgehaald, Dik!’

Gerrit van Werden kwam, met zijn stoel hoog in de lucht, toegeloopen, om dicht bij Dik te gaan zitten, en zij zagen er ook Bruin Boon, Karel Jansen en nog veel andere kennissen.

Toen de muziek zweeg, stond de burgemeester van zijn zetel op, en sloeg driemaal met een hamer krachtig op de tafel.

Het gegons van de honderden stemmen verstomde, en de burgemeester nam het woord, om allen te complimenteeren, die op dezen dag van wedstrijden een overwinning hadden behaald.

[pagina 219]
[p. 219]

Hij sprak over de vele takken van sport, over kracht en behendigheid, over oefening, gezondheid en het stalen der spieren, over boerenpaarden en harddravers, over honden en over liefde tot dieren.

Zijn redevoering werd met groote belangstelling aangehoord en krachtig toegejuicht, en daarna werden de prijzen met een

illustratie

kort en toepasselijk woord aan de verschillende overwinnaars uitgereikt.

De heer Costes, eigenaar van den Tabor, ontving twee honderd vijftig gulden, met een bijzonder woord van lof over de ongewone schoonheid van zijn hengst. De eigenaar van de bruine merrie ontving een briefje van honderd gulden, evenals de eerste prijswinner in de harddraverij van boerenpaarden. Tinus Hop, die daarin den tweeden prijs had veroverd, kreeg er vijftig. Gerrit van Werden had het genoegen de portemonnaie met twee gouden tientjes in zijn zak te mogen steken, en Karel Jansen mocht zijn zilveren horloge aandoen, Bruin Boon ontving zijn kleurdoos, Piet van Dril de passerdoos, en zoo kreeg ieder, wat hij gewonnen had. Eindelijk kwam Dik aan de beurt. De burgemeester nam zes rijksdaalders in de hand en zei:

‘Dik Trom, jou heb ik voor het laatst bewaard, omdat ik je hier in tegenwoordigheid van al deze menschen

[pagina 220]
[p. 220]

een woord van lof niet onthouden wil. Ik heb gehoord, Dik, dat het nog maar eenige dagen geleden is, dat je den hond, die daar aan je voeten ligt, van een wreeden dood hebt gered, dat je hem bewaard hebt voor een afschuwelijken doodsstrijd, die misschien wel een uur had kunnen duren. Liefdevol heb je den hond mee naar huis genomen, je hebt hem gereinigd, verpleegd en gevoed. En zie, nu reeds ontvang je het loon voor je goede daad door de schitterende overwinning, die het dier heden voor je heeft behaald. Dik, je hebt ons heden vermaakt door je list om den hond, die natuurlijk nog ver van doorvoed en dus doorloopend zeer hongerig is, een worst voor den neus te houden, waardoor hij bijna nog sneller liep dan de wind, - je hebt het heele dorp om zoo te zeggen een buitengewoon vroolijk oogenblik bezorgd, - maar ik geef je deze zes rijksdaalders met zoo verbazend veel genoegen, omdat je getoond hebt, liefde voor dieren te bezitten en een hart van goud.’

Bij die woorden reikte hij Dik de zes rijksdaalders toe, onder een donderend applaus van de aanwezigen, een applaus, waaraan schier geen einde kwam.

De plechtigheid was hiermede afgeloopen.

Dik streelde zijn hond voor de laatste maal liefkoozend over den kop, en bracht hem daarna naar den heer Costes, die hem in bezit nam. Deze betaalde Dik met een briefje van vijfentwintig gulden, en zei:

‘Heb je tranen in de oogen, jongen? Wees maar gerust, je hond krijgt een best leventje, want hij wordt mijn jachthond. Heb je misschien spijt van den koop?’

‘Neen, mijnheer, 't scheiden valt me wel hard, maar spijt heb ik niet, want wij kunnen er zoo'n grooten hond niet op nahouden. Dat is ons te duur.’

[pagina 221]
[p. 221]
Nog lang bleef Dik met zijn ouders op het feest, zoodat

illustratie

het al laat was, eer hij thuiskwam. Hij had een echt gelukkigen dag gehad en vond het een heerlijke gedachte, dat hij voor Phylax zoo'n goeden baas had gevonden.

Toen Dik naar bed gegaan was, haalden Trom en zijn vrouw een steenen spaarpot uit de linnenkast te voorschijn, die den vorm had van een varken. Zij deden het geld daar in, en zeiden innig dankbaar en gelukkig:

‘Voor onzen Dik!’


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken